De kosmische orde

De Oppergod van het uitspansel is de schepper van de aarde en van de mens. Hij is de “vormer van alle dingen” en “Vader”. Hij schiep dingen zichtbaar en onzichtbaar, en hij is het die nog altijd de aarde vruchtbaar maakt. (…) Het begrip van de schepping is nauw verbonden met het begrip van een kosmische wet. Het uitspansel is het oerbeeld van alomvattende orde. De hemelgod waarborgt de voortzetting en ongrijpbaarheid van zowel de kosmische ritmes als de duurzaamheid van menselijke samenlevingen.

Mircea Eliade, de bekende Roemeense godsdienstgeschiedkundige, rept hier niet van bijbelse leer, maar van het inheemse wereldbeeld van verscheidene volken op de grote Euraziatische Steppe, zoals de Mongolen met hun Tengri. Het is slechts een van vele voorbeelden die hij, net als de geleerde Wilhelm Schmidt, geeft van iets dat over de hele wereld wijdverbreid was en met weinig twijfel buitengewoon oud is en wel het meest oorspronkelijk: het geloof in de Hoge God van het uitspansel die de kosmische orde bepaalt. Een Hoge God die evenwel zo groots en machtig wordt geacht, zo boven alles en vanzelfsprekend, dat er vaak geen sprake is van verering of gunstig stemmen, en hij op de achtergrond uiteindelijk uit het oog verloren raakt, terwijl mensen zich richten op mindere goden.

Vader Hemel

Onder onze verre voorouders de Indo-Europeanen, die vijfduizend jaar geleden waarschijnlijk op het westelijke uiteinde van de Euraziatische Steppe woonden, was dit besef nog niet gedoofd. Zij stelden boven alles *Di̯ḗu̯s ph2tḗr, letterlijk ‘Vader Hemel’ dan wel ‘Vader God’. Zijn naam, afkomstig van een wortel die ‘schijnen, stralen’ betekent, werd pas vele eeuwen later opgeschreven in de talen van Indo-Europese nazaten, in vormen als Sanskriet/Oudindisch Dyáus Pitā́, Grieks Zeús patḗr en Latijn Iūpiter.

In de meeste van die latere hoedanigheden blijft hij bekend als Oppergod. Zo lezen we bij de Romeinse dichter Horatius dat het Iūpiter is die stervelingen en goden gebiedt en de zeeën en het land en de jaargetijden beheerst. Voor de Grieken is Zeús onmiskenbaar de handhaver van kosmische orde en recht. Pausanías, bekend schrijver van reisverslagen, zegt bijvoorbeeld dat er in Sparta een tempel is gewijd aan Zeús Kosmētḗs (‘Zeús de Ordenaar’). Hij zegt ook dat Zeús de enige god is die door het Lot wordt gehoorzaamd, al beweerde de eerder levende dichter Aiskhúlos dat zelfs Zeús niet kan ontkomen aan wat voorspeld is. En ja, elders blijkt dat Zeús niet zomaar zijn wil kan opleggen. Maar er is geen werkelijke tegenstelling: Zeús handelt naar zijn aard, als handhaver van kosmische orde en recht. Hij is geen dwingeland.

Ṛtá

Bij de Indiërs is de naam Dyáus Pitā niet meer dan een vage herinnering. Al in de Oudindische Ṛgvedá, een uiterst belangrijk godsdienstig geschrift dat tussen 1500 en 1100 voor Christus in Punjab geschreven moet zijn, wordt hij nauwelijks meer genoemd. Varuṇa is hier nu de naam van de Oppergod, de alwetende, alomvattende Hemel en tevens ondersteuner van Hemel en Aarde. Hoewel het op het eerste gezicht om de oorspronkelijke Oppergod lijkt te gaan, onder een andere naam, is hier eerder sprake van een andere god die zijn rol heeft overgenomen. Hoe het ook zij, Varuṇa is degene die het meest innig verbonden is met Ṛtá, de kosmische orde. (Het begrip achter Ṛtá behelst ook regelmaat en wet, en vandaar ook waarheid en vroomheid enzovoort.) Varuṇa in het bijzonder wordt de “vriend van Ṛtá” genoemd en heeft de “vorm van Ṛtá”.

Al het menselijk gedrag dat met Ṛtá in overeenstemming is en het onderhoudt—alle wetten, goede zeden, deugden, godsdienstige gebruiken, enz.—noemt men dhárma. Dit woord is later ook de betekenis van Ṛtá over gaan nemen en vertegenwoordigt zo thans een kernbegrip van het hindoeïsme en het boeddhisme. Vandaar dat orthodoxe hindoes hun godsdienst zelf doorgaans sanātana dharma (‘eeuwige orde’) noemen.

Oudindisch Ṛtá heeft in deze betekenis geen evenknieën in andere Indo-Europese talen, behalve Oudperzisch arta en Avestisch aša, een kernbegrip in het zoroastrisme, een godsdienst die inmiddels grotendeels door de islam is verdrongen. Vermoedelijk wel van dezelfde wortel, maar met een meer alledaagse lading, is Latijn ōrdō, een woord dat door het Nederlands is ontleend als orde. Hoewel er zo geen oorspronkelijk, gemeenschappelijk Indo-Europees woord voor de kosmische orde valt te achterhalen zal het begrip in die vroegere tijd in ieder geval stilzwijgend als grondslag begrepen zijn. In de woorden van de vooraanstaande Franse taalkundige Emile Benveniste:

We hebben hier een van de kernbegrippen van de wettelijke wereld van de Indo-Europeaan, om maar te zwijgen van zijn godsdienstige en zedelijke denkbeelden: dit is het begrip ‘Orde’, welke heerst over de ordelijkheid van het heelal, de beweging der sterren, de regelmaat van de getijden en jaren; voorts de verhoudingen tussen goden en mensen; en ten slotte de verhouding tussen mensen onderling. Niets dat de mens of de wereld aangaat valt buiten het gebied van ‘Orde’. Het is aldus de grondslag, zowel godsdienstig als zedelijk, van iedere samenleving. Zonder dit beginsel zou alles terugvallen in wanorde.

Germaanse tegenhanger

In het Germaanse wereldbeeld, dat overheerst lijkt te zijn door het grillige, onverbiddelijke noodlot, is de oorspronkelijke Oppergod, wiens naam daar inmiddels de vorm *Tīwaz heeft, naar de achtergrond aan het verdwijnen, ten gunste van *Wōdanaz, de Heer van Vervoering. Hoewel hij eigenschappen van *Tīwaz overneemt, zoals de benaming ‘Alvader’ (Oudnoords Alfǫðr, Alfaðir), ware hij niet in zuivere zin Hemelgod geacht te zijn.

Een Germaans woord voor de kosmische orde zonder meer, oftewel een rechtstreekse vertaling van Oudindisch Ṛtá, lijkt ondertussen niet te vinden, maar dat de Germanen besef van het begrip hadden blijkt wel degelijk bij nader inzien. Voor ‘orde’ op zich waren in elk geval wel woorden, zoals *andija-bruzdiz, *fadō en *tēwō. Bij het laatste woord bestond ook de samengestelde afleiding *ala-tēwijaz ‘geheel in orde’, de voorloper van Oudengels æltǽwe ‘heel, gezond, volmaakt, goed’ en Oudfries eltē en vandaar mogelijk ook Drents elt ‘welgeschapen, van lijf en leden’.

Schikking

In geestelijk verband is het daarom belangwekkender om te kijken naar Oudgermaans *Metōduz, een mannelijk woord dat is overgeleverd als Oudengels Metod, Meotod en Oudsaksisch Metod, in beide gevallen gebruikt voor God en Schepper in christelijke zin, en Oudnoords mjǫtuðr, dat verwijst naar een niet vast te stellen god en naar het noodlot. Dat het woord zelf uit de heidense tijd stamt is duidelijk en volgens deskundigen als Rudolf Simek moet men er oorspronkelijk iets als ‘noodlot schikkende macht’ of ‘schikgod’ mee hebben bedoeld, dat wil zeggen een goddelijke, mannelijke macht die het verloop en einde van de levens van mensen bepaalt. Daarvoor pleit ook het bestaan van Oudengels mettena mv. ‘schikgodinnen’, een zeldzame afleiding die klaarblijkelijk verwant is.

Maar het zal toch net iets anders liggen. *Metōduz is zonder twijfel een oude afleiding van *metōną, een aan *metaną ‘meten’ verwant werkwoord dat in de opgeschreven vormen (Gotisch miton, Oudengels (ge)metian, Oudhoogduits mezzōn) zoveel betekende als ‘de maat bepalen’, ‘matigen’ en vandaar ‘ordenen, schikken’, ‘heersen over’ en ‘overwegen’. In een toegespitste betekenis ‘(iemand) het noodlot schikken’ komen we het niet tegen. Het lijkt er daarom eerder op dat de afleiding *Metōduz oorspronkelijk verwees naar een voller begrepen ‘Schikker, Ordenaar’ (en Oudengels mettena naar ‘schikkende machten’) en zo mogelijk een bijnaam was van *Tīwaz. (Deze had overigens wel meer bijnamen die zijn aard weergaven, zoals *Þingsō ‘heer van de rechtsvergadering’, welke nog schuilt in Nederlands dinsdag, Gronings dingsdag.) In het Germaanse wereldbeeld lijkt zoals gezegd de nadruk meer op lotsdenken te zijn gaan liggen, zodat ook de ‘Schikker, Ordenaar’ zelve en zijn ‘schikkende machten’ in een nauwere betekenis als ‘schikgod’ en ‘schikgodinnen’ m.b.t. het noodlot gezien konden worden.

Bovendien, de wortel die eraan ten grondslag ligt, Oudgermaans *met- en daarvoor Proto-Indo-Europees *med-, betekende ‘meten’ in de eenvoudigste zin, maar had in het bijzonder vaak betrekking tot zaken omtrent orde, wet en welzijn. Zo werd Zeús vaak de medéōn genoemd, de ‘heerser’ in de rol als brenger en handhaver van orde en recht, en had Latijn medeor de betekenis ‘helen’, eigenlijk ‘in orde brengen’ of ‘maatregelen nemen’ (hiervan medicus e.d.). Vergelijk verder Latijn modus, dat in nauwe zin weliswaar ‘maat’ betekende, maar ook ‘beperking’, ‘matiging’, ‘bepaling’ en ‘wijze’. Deze meer orde-matige lading vinden we ook in afleidingen als moderāre, voor ‘matigen, paal en perk stellen’ en ‘regelen, besturen’. Of neem Oudiers midithir ‘oordelen’ en Middelwels meddu ‘beschikken over, heersen over’. Enzovoort.

Goden

Een aanwijzing voor het bestaan van een ‘Schikker’ in het Germaanse wereldbeeld vinden we verder in het gegeven dat de goden tezamen ook de *ragenō werden genoemd. We vinden dit woord vooral in de Scandinavische overlevering, in de vorm van Oudnoords regin, rǫgn mv., waarvan in tweede naamval ragna in Ragnarǫk mv. ‘de (laatste) verhalen der goden’, als benaming voor de geweldige strijd die de goden uiteindelijk leveren tegen reuzen en andere vernietigende krachten en die velen van hen noodlottig zal zijn. In tweede naamval meervoud vinden we het verder als Oudsaksisch regino in regino-giskapu ‘de verordeningen der goden’ als verwijzing naar het noodlot.

Nu is *ragenō op het eerste gezicht wat moeilijk te plaatsen, omdat dit het meervoud is van *rageną, een onzijdig woord dat alleen is overgeleverd als Gotisch ragin ‘beschikking, verordening, wet, besluit, mening’ en beantwoordt aan Oudindisch racana- ‘ordening, vorming, schepping’. We vinden het bovendien in de afleiding *ragenōną, overgeleverd als Gotisch raginon ‘beschikken, heersen’ en Oudengels regnian ‘schikken, ordenen’. De benaming *ragenō voor de ‘goden’ is dus letterlijk op te vatten als de ‘beschikkingen’. Dit wordt pas begrijpelijk als we uitgaan van een hogere macht wiens beschikkingen de goden uitvoeren of zíjn. Anders gezegd, de goden zijn eigenlijk de ‘schikkende machten’ of ‘autoriteiten’ van de *Metōduz oftewel Vader Hemel zelve. We kunnen zelfs stellen dat de goden als *ragenō tezamen de kosmische, goddelijke orde vormen, zoals ook op te maken is uit Oudnoordse zinsneden als þá er rjúfask regin ‘wanneer de goden opgebroken worden’, als verwijzing naar de wanorde van de Ragnarǫk.

Het woord werd overigens ook gebruikt als naamstam, zoals in Reinoud van *Ragenō-waldaz ‘heerser volgens de goddelijke orde’, Reinder (ouder Reiner) van *Ragenō-harjaz ‘krijger van de goden’, Rembrand (ouder Reinbrand) van *Ragenō-brandaz ‘zwaard of vlam van de goden’ en vrouwelijk Reinild (ouder Reinhild) van *Ragenō-hildiz ‘krijgster van de goden’. Ten slotte is het woord geleidelijk in een versterkend voorvoegsel ontaard, zoals in Oudsaksisch reginblind ‘stekeblind’ en reginthiof ‘aartsdief’.

Wetten en zeden

Hoewel de Germanen afgezien van *ragenō kennelijk geen zuiver woord hadden voor de kosmische orde (zoals Oudindisch Ṛtá), beschikten ze wel over een woord voor het geheel van menselijke wetten en zeden om ermee in overeenstemming te zijn (zoals Oudindisch Dharma). Dit was *aiwiz met nevenvormen, de voorloper van onder meer Oudengels ǽ, ǽw, Oudsaksisch ēo en Middelnederlands ee, ewe, dat zowel ‘wet’ als ‘huwelijk’ betekende, en Duits Ehe ‘huwelijk’. Het huwelijk is een rechtsverbintenis bij uitstek, in dezen een bepaling van voorplanting in overeenstemming met de kosmische orde. Van de samenstelling *aiwi-haftaz ‘wet-gebonden, wettig, onvervalst’ komt bovendien, sterk samengestrokken, Nederlands echt ‘werkelijk’ en in zelfstandig gebruik echt ‘huwelijk’. Vergelijk bovendien eega, eigenlijk ee-gade, voor ‘echtgenoot’ of ‘echtgenote’.

Hoezeer het Germaanse begrip van recht verweven was met het handhaven van de kosmische orde blijkt ook uit samenstellingen als *aiwi-wardaz, welke letterlijk ‘wet-hoeder’ betekende, en begrepen werd als ‘priester’ in overgeleverde vormen als Oudengels ǽweweard en Oudhoogduits ēowart en in het Nederlands als de eigennaam Eward, Eeuwert. Vergelijkbare namen zijn Ewoud en Erik, onderscheidenlijk van Oudgermaans *Aiwi-waldaz en *Aiwi-rīks, beide ‘wet-heerser’, of beter gezegd ‘heerser volgens de wetten en zeden naar de kosmische orde’. Vergelijk met dezelfde betekenis Oudindisch dharmarājā als benaming voor rechtschapen koningen in hindoe-heldendichten.

Dit *aiwiz is op zijn beurt moeilijk te scheiden van de voorloper van Nederlands eeuw e.d. Zoals de afleiding eeuwig al aangeeft is de oorspronkelijke betekenis niet ‘honderd jaar’, maar ‘zeer lange tijd, tijdperk’. Daarvoor was het bovendien ‘levensduur, levenskracht, leven’, in welke zin het is overgeleverd als Oudengels ǽ, Oudnoords æfi en Vlaams eeuw in een enkele uitdrukking en in de afleiding eeuweloos ‘zonder levenskracht’. Als we hier dan inderdaad te maken hebben met één enkel woord *aiwiz, dan kunnen we ons voorstellen dat de betekenisverbreding is ontstaan doordat de levenskracht en levensduur van mens en samenleving afhing van goede wetten en zeden in overeenstemming met de kosmische orde.

Terug naar de kern

Los van het kluwen aan mythologie en genealogie dat in de loop der duizenden jaren door bezielde dichters is geweven, lijkt het erop dat de vroeg-Germaanse godsdienst als nazaat van de Indo-Europese godsdienst in zuiverste, wijsgerige zin draaide om het begrip van Vader Hemel of Alvader en zijn kosmische, goddelijke orde en vandaar de wetten en zeden van mensen om daarmee in overeenstemming te zijn: het vrome leven. Voor zover er sprake was van lotsdenken, dat wil zeggen fatalisme, predestinatie of determinisme, kunnen we ons afvragen in hoeverre dit een ontaarding was van een oorspronkelijk orde-denken waarin mensen meenden te beschikken over een door Alvader gegeven vrijheid van wil om wel of niet te handelen volgens zijn orde.

Voor een eigentijdse herwaardering van deze beginselen kunnen we in elk geval Nederlandse woorden gebruiken. Alvaders naam *Tīwaz wordt Tuw en *aiwiz zou nu (de) ee luiden. Van *ragenō gaan we naar (de) rein, eigenlijk dus een meervoud. Een zuiverder woord voor ‘kosmische orde’ is zoals gezegd niet te achterhalen, maar het reeds genoemde, meer alledaagse woord *tēwō voor ‘orde’ is goed te gebruiken en zou zich in onze taal ontwikkeld hebben tot (de) tauw. Dat is een mooi woord, dat bovendien toevallig lijkt op Chinees tao/dao, waarmee een zeer vergelijkbaar begrip wordt bedoeld.

Verwijzingen

Allan, W., “Divine justice and cosmic order in early Greek Epic” in The Journal of Hellenic Studies 126 (2006), blz. 1-35

Anthony, D.W., The Horse, the Wheel and Language: How Bronze-Age Riders from the Eurasian Steppes Shaped the Modern World (Princeton, 2007)

Benveniste, E., Indo-European Language and Society (1969)

Corduan, W., In the Beginning God: A Fresh Look at the Case for Original Monotheism (Nashville, 2013)

Eliade, M., Patterns in Comparative Religion (New York, 1958)

Green, D.H., Language and history in the early Germanic world (Cambridge, 1998)

Simek, R., Lexikon der germanischen Mythologie, 3. Auflage (Stuttgart, 2006)

Simek, R., “Schicksalsglaube” in Reallexikon der Germanischen Altertumskunde, Band 27 (Berlijn, 2004)

West, M.L., Indo-European Poetry and Myth (Oxford, 2007)

36 gedachtes over “De kosmische orde

      1. Te veel oude woorden en definities? Voor mij absoluut niet. Heb het met veel interesse gelezen. Stuk naar mijn hart!

      2. En ik besef nu pas dat je voornaam in het stuk voorkomt, Aiwirīks.

      3. Ja! Aiwiriks, Eirikr – ik had zelf al vaker gezocht en was uitgekomen op een samenstelling als ‘Eh-rik’ (van het Duitse ‘Eh’) of ‘Ee-rik’ (van het eerste deel van ‘Eeuw’), beide met een hedendaagde betekenis in de richting van ‘altijd heersend’. Met de teruggreep op ‘Aiwi’ wordt de oorspronkelijke betekenis van ‘Eh’ en ‘Eeuw’ van een andere orde (pun intended!). Erik als ‘Aiwiriks’ met de duiding ‘de met orde heersende’ is helder en past goed. Nogmaals DANK!

    1. Dank!

      Wat Tengri en het hele onderwerp aangaat: ik kan Eliades Patterns in Comparative Religion van harte aanraden, en dan vooral hoofdstuk twee “The Sky and Sky Gods”. Het hele boek is door iemand op archive.org gezet.

      Tengri is beter gezegd een Turks-Mongoolse god. De oorspronkelijke Turken komen immers van de Steppe, waar tot op de dag van vandaag nog Turkse volken wonen. Belangwekkend is dan wat Eliade schrijft in een noot op blz. 64:

      “And in any case, it is clear that the earliest proto-Turks had a sky god, that his likeness to the Indo-European sky god is most striking, and that, generally speaking, the structure of Indo-European religious life is closer to that of the proto-Turks than the religion of any near-eastern or Mediterranean people.”

  1. Je leert niet enkel nieuwe woorden, maar ook levensbeschouwelijk worden je vele dingen duidelijk in dit leesstuk.Ik zocht naar de woordherkomst van ‘kosmos’.Men is daarover onzeker.Een afleiding daarvan is het woord ‘cosmetica’,zijnde ‘goed geordend, netjes’.Verder spitte ik verder naar het Sanskriet ‘dharma’, afkomstig van I.E. ‘dher’ met de betekenis van ‘sterk ondersteunen’ en vandaar ‘zedelijke wetten’.Het Latijn luidt ‘firmus’,sterk,stevig.In het Grieks heeft men ‘thronos’ ons leenwoord ‘troon’ met de betekenis van sterk ondersteunen.Ik vraag me af of het Nederlands niet rechtstreeks een afgeleid woord heeft (gehad) van ‘dharma’. Ik dacht vroeger aan het woord ‘toren’, ook iets dat stevig is ondersteund, maar daarover is men het niet eens.
    Alleszins bedankt voor die leervolle maren, Olivier.
    Walter

    1. Door deze woordvorsingen ben ik niet alleen het wereldbeeld van onze voorouders gaan begrijpen, maar ben ik zelf ook anders naar de wereld gaan kijken.

      De Proto-Indo-Europese wortel *dher- ‘vastmaken, stutten’ zou ten grondslag kunnen liggen aan Oudgermaans *darrō ‘scharnier’, overgeleverd als Noors darre. Mogelijk, langs een worteluitbreiding *dhr-es-, schuilt deze wortel ook in Oudgermaans *drasalaz, de voorloper van Oudnoords drasill (in Yggdrasill, de naam van de mythologische wereldboom). Het woord zou dan misschien eigenlijk ‘zuil, dragende stam’ kunnen betekenen. Het eerste lid ygg- blijft dan nog wel duister, en er zijn andere duidingen voorhanden.

      Overigens, Grieks kósmos ‘orde, goed gedrag, versiering; wereldorde, wereld’ wordt geacht terug te gaan op de Proto-Indo-Europese wortel *keNs- ‘ordenen door te spreken’. De N staat hier voor een onzekere neusklank. D.w.z. men weet niet of het een /n/ of een /m/ was. Maar als het een /n/ was zou het om dezelfde wortel kunnen gaan als die van Oudgermaans *hansō, een woord dat in de vroegste overlevering bekend is in de betekenis ‘groep, (heer)schare’, maar misschien eerder ‘slagorde’ of iets dergelijks was.

    1. Toevallig heb ik me vorig jaar nog verdiept in Nederlands bedaren ‘tot rust komen’ en zijn evenknie Oudengels darian ‘op de loer liggen, zich schuil houden’. Mijns inziens gaan deze langs een Oudgermaans *dazēnan ‘zich leggen, zich gelegen houden’ terug op Proto-Indo-Europees *dhh1-s-. Dit is op diens beurt een uitbreiding van de wortel *dheh1 ‘leggen, zetten, plaatsen, verrichten’, die we ook kennen van Oudgermaans *dōnan ‘doen’.

      Ook daas ‘versuft’ en bedeesd ‘verlegen’ horen hierbij.

  2. “Diēus ph2tēr, letterlijk ‘Vader Hemel’ dan wel ‘Vader God’”

    Het is dus niet duidelijk wat de oorsprong is van Deus, Zeus, Ju-.
    Kan er een relatie zijn met thiud: volk?

    1. Wel, zoals ik zeg in het stuk, het gaat hier om een wortel die ‘schijnen, stralen’ betekende. Voor de volledigheid, deze wortel had de vorm *dei-, *doi-, *di-.

      Volgens de aannemelijke reconstructie van Robert Beekes is het dan als volgt gegaan.

      Er was een afleiding *déius ‘god, hemel’. In sommige instanties ontwikkelde diens accusatief *diéum zich regelmatig tot *diēm. En onder diens invloed ontstond vervolgens een nieuwe nominatief: *diēus. Deze zien we terug in de genoemde volledige naam *Diēus ph2tēr, letterlijk ‘God Vader, Hemel Vader’. (In de oude taal kwam de titel vaak ná de naam, zoals Tolkien ook doet in The Lord of the Rings met Théoden King, maar wij zouden ‘Vader God, Vader Hemel’ zeggen.)

      In andere instanties ontwikkelde de oude nominatief zich echter van *déius tot *déiuos. Het is hieruit dat Oudgermaans *tīwaz is ontstaan en bijvoorbeeld ook Latijn deus en Litouws diẽvas, alle ‘god’, in het bijzonder dus ‘God’.

      Een andere afleiding van deze wortel is bijvoorbeeld *deinos, welke zich ontwikkelde tot Oudgermaans *tīnaz ‘dag’ (overgeleverd in Gotisch sinteins ‘dagelijks’).

      Oudgermaans *þeudō ‘volk’ is echter van een andere wortel en dus niet verwant.

    1. Dank je! Ik heb al een tijdje enkele vervolgstukken in gedachten, maar ik moet nog even zien hoe ik die ga aanpakken.

  3. Pingback: Regen | Taaldacht
  4. Pingback: Zonne | Taaldacht
  5. Heel interessant artikel.
    In de völuspa vertaling van Otten lees je bij vers 57:
    ‘…over de oeroude runen van Grote God’
    In de opmerkingen zegt hij dat deze Grote God Odin is.
    In de vertaling van De Vries lees je bij hetzelfde vers, nu nummer 53:
    ‘…..de oude runen die Odin vond’.
    Het woord dat in de oorspronkelijke tekst staat is ‘fimbultýs’ of fimbul – tyr
    Dit betekent volgens mij Grote God zoals Otten het vertaald.
    Zou het echter kunnen dat hier Tuw bedoeld wordt en niet Odin?

    1. Hoi Wim,

      Volgens mij heeft het woorddeel -TYR al de betekenis GOD en hoeft dit niet specifiek de god Týr (Tiwaz) mee bedoeld te worden.

      vergelijk ook Odins namen als Fimbulþulr of Gautatýr uit de Hávamál dat “machtige tuiler” of “Gotten god” (god der gotten)

      hier uit concludeer ik dat “Fimbul-” zoveel als machtig / ferm betekend en “-tyr” god.

    2. Beste Wim,

      Letterlijk betekent fimbultýr inderdaad zoveel als ‘grote god’, waarin týr een algemeen woord voor ‘god’ is, zoals Jeroen zegt, en fimbul- min of meer een versterkend voorvoegsel dat anderszins verschijnt in woorden als fimbulvetr voor de mythische lange winter.

      Ik zie weinig reden om te twijfelen aan de gangbare duiding dat Óðinn hier de fimbultýr is. Zijn rol als ‘ruinenvinder’ wordt bevestigd in de Hávamál (128-9 bij De Vries).

Geef een reactie op Olivier van Renswoude Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.