Nadänken over spelling

Terwijl Engelse spelling een dampende puinhoop is, met herhaalde roep om ingrijpende hervorming, kunnen wij achterover leunen en lachen. We twisten over kleine dingen, zoals de noodzaak van een tussen-n, maar al met al is onze schrijfwijze redelijk eenduidig en klankgetrouw. En toch, voor het Nederlands zou ik alleen al voor het oog eens wat flinke wijzigingen willen voorstellen, te beginnen met de mijding van aa, ee, oo en uu.

Lengte

De zogenaamde lange klinkers worden in onze taal over het algemeen betrekkelijk kort uitgesproken, dus het is opmerkelijk dat die juist bij ons met dubbele letters gespeld worden. Zoiets als steen wekt de indruk dat de klinker tamelijk lang wordt aangehouden, terwijl die bij de meeste sprekers vrij vlug van de tong rolt. Het onbeklemtoonde een is al helemaal een verschrikking. Eerlijker is de enkele letter in de open lettergreep van verbogen en vervoegde vormen. Het is ook niet nodig om steenen te schrijven—zoals men tot in de 20e eeuw deed—wanneer stenen volstaat.

Het is mogelijk om helemaal af te stappen van die dubbele letters voor klinkers, ook in gesloten lettergreep. Op het eerste gezicht is sten uiteraard wat onwennig, maar in het Deens en Zweeds is het ook gewoon sten. In veel gevallen is er in beginsel geen bezwaar: draak, leed en stroom zijn te vervangen door drak, led en strom. Lastiger wordt het wanneer we bijvoorbeeld loos, maan en scheel voortaan als los, man en schel zouden spellen, aangezien we al woorden met korte klinker in die vorm opschrijven.

Dit valt echter gemakkelijk op te lossen met een andere wijziging. Woorden die in hun verbuiging of vervoeging dubbele letters voor een medeklinker hebben, zoals losse, mannen en schellen, krijgen die nu altijd en overal. Dus worden los, man en schel daarmee loss, mann en schell. Zo is de gewoonte ook ten dele in het Duits en al helemaal in de Scandinavische talen. De winst is hier dat de stam van het woord altijd hetzelfde blijft, ongeacht de uitgang. In het geval van werkwoorden is het dus ook niet (hij/zij) wint maar (hij/zij) winnt.

Voor die weinige gevallen dat er alsnog verwarring dreigt, met name wanneer uit het zinsverband niet blijkt welke lengte de klinker heeft, is het mogelijk om een dakje te gebruiken voor een lange klinker. Zo is er onderscheid te maken tussen het water en hêt water, en zijn alleen en wanneer te spellen als allên en wannêr. Dakjes (â, ê, ô, û) zijn hier wel te verkiezen boven liggende streepjes (ā, ē, ō, ū), aangezien veel mensen die niet zo snel getikt krijgen, en boven schuine streepjes (á, é, ó, ú) zoals in het IJslands, omdat wij gewend zijn die voor benadrukking te gebruiken.

Andere klanken

En hoe zit het dan met ei, ie, ij, oe en ui? We zouden ij vaarwel kunnen zeggen en alleen nog ei gebruiken, maar het is voor geschiedkundig inzicht waardevol om het onderscheid in herkomst te bewaren: de klank achter de ij heeft zich namelijk ontwikkeld uit de Oudgermaanse lange , terwijl die achter de ei teruggaat op onder meer de tweeklank *ai. Daarom laat ik hier de spelling vooralsnog zoals die is.

Evenmin aantrekkelijk is het vervangen van ie. Dat zou namelijk neerkomen op een eenvoudige i, die we in tegenstelling tot a, e, o en u vooral gewend zijn voor korte klinkers. Uitzondering zijn duidelijke leenwoorden als bio-, file en visite. Een dakje erboven zou kunnen helpen, zodat we voor dier, lied en tien niet dir, lid en tin hebben maar dîr, lîd en tîn. Het zou oudere geschriften wel verwarrend maken, aangezien de lange i daar immers de voorloper van de ij is. Bovendien gebiedt de regelmaat dat er dan ook op de andere lange klinkers steevast een dakje komt, met als gevolg een vrij druk leesbeeld. De ie mag voorlopig blijven, net als de oe en de ui.

Wel ben ik er een voorstander van om de eu, een Franse spelling, te vervangen door de ö. Geen beuk, steunen en teugel maar bök, stönen en tögel. Te overwegen is om ook de korte u voor dit leesteken in te ruilen, zodat bus, brug en stuk niet slechts in buss, brugg en stukk veranderen volgens de reeds voorgestelde wijzigingen maar in böss, brögg en stökk. In elk geval zou het ervoor zorgen dat de volgende letter niet de enige met een trema is.

Omklank

Zoals ei en ij ondanks hun gelijke uitspraak een verschil in herkomst verraden, zou het niet gek zijn om naast de e ook de ä te gebruiken, voor een rijker beeld van onze taal. Net als bij andere Germaanse talen is in de geschiedenis van het Nederlands menige oorspronkelijke *a veranderd in een e. Althans, zo spellen wij dat nu. In veel gevallen is deze omklank (Duits Umlaut) gekomen door de invloed van een naderhand verdwenen of verdofte *i of *j in de volgende lettergreep. (Dit is overigens van andere aard dan de oudere klinkerwisseling van sterke werkwoorden, zoals geven, gaf, gegeven.)

Neem Oudgermaans *langaz en zijn afleidingen *langiþō/*langī en *langijaną. Die ontwikkelden zich in het Nederlands tot lang, lengte en verlengen. In sommige zustertalen houdt de spelling hier rekening mee: het Duits heeft Länge en verlängern, het Zweeds heeft längd en förlänga.

Dus waar de (beklemtoonde!) e uit een oudere a is ontstaan zouden wij dus evengoed als ä kunnen schrijven. Geen lengte maar längte, en niet denken, herfst en kennen maar dänken, härfst en kännen. Scherpe lezers zullen hier opmerken dat het Duits de spellingen denken, Herbst en kennen heeft. Die zijn echter slechts het gevolg van het niet volledig doorvoeren van het gebruik. Het Zweeds heeft wel gewoon tänka, höst en känna. (De ö van höst is weer een ander verhaal.)

Welke e een ä moet worden is in de meeste gevallen uiteraard onbekend voor het overgrote deel van de sprekers, maar van sommige woorden valt het al te raden door bijbehorende vormen met a:

adel, edel
angst, eng
baat, beter, best
bestand, bestendig
dak, dekken, bedekken
dal, del
haag, heg
half, helft
hals, omhelzen
kamp, kempen, kemphaan
kant, kenteren
krank, krenken
land, belenden
lang, lengte, (ver)lengen
man, mens
plat, pletten
rap, reppen
stad, steden
stampen, stempel
strak, strekken
stram, stremmen
taal, tal, tellen, vertellen
tam, temmen
tang, tengel
vaan, vendel
vallen, vellen
vast, vesting, vestigen, bevestigen
waken, wekken
water, wetering

Minder voor de hand vanwege veranderde betekenis liggen de volgende voorbeelden:

damp, dempen
dank, denken
hand, behendig
hangen, hengel
laat, letten
macht, amechtig
raam, remmen
schande, schenden
spar, sperren, versperren
stal, stellen
stang, stengel
tang, tengel
varen, veer(pont)
zaal, gezel, gezellig

Een kleine onderbreking

Voordat we hiermee verder gaan zou ik eerst nog een andere wijziging willen voorstellen: de verandering van de v- aan het begin van woorden in een f-. In grote delen van Nederland wordt de onderhavige klank ook al enige tijd zo scherp en stemloos uitgesproken, zoals het ook was in het Oudgermaans en altijd is gebleven in het Fries, het Engels, de Scandinavische talen en sommige streektalen in Nederland. In het Duits was die klank ook een tijdje zacht en stemhebbend, getuigen spellingen als Vater, Vogel en vor, maar is het inmiddels weer zoals het was. Het is vooral in Vlaanderen waar de spelling met v- nog echt terecht is en zelfs daar is een kentering waar te nemen.

Wel zou ik—om geschiedkundige redenen—duidelijke leenwoorden in dezen liever ontzien en dus niet tornen aan zulks als vakantie, ventiel en villa. De Friese keuze voor fakânsje, fentyl en filla is weliswaar naar daadwerkelijke uitspraak, maar kan mij niet bekoren. Voor het overige zou ik overal de f- aan het begin van woorden doorvoeren, ook waar het Duits nog v- heeft.

Onderscheid

We keren weer terug naar de ä. Ook het veelvuldig voorkomende woord dat wij nu als en schrijven verandert hiermee, in än. Het is immers afkomstig van Oudgermaans *andi. En dat zorgt ervoor dat de herspelling van een ander veelvuldig voorkomend woord hier geen verwarring oplevert: een wordt en. Een voordeel is overigens dat we niet om de haverklap -en en hoeven te lezen, zoals bijvoorbeeld eten en drinken wijkt voor eten än drinken.

Woorden die in het verleden met elkaar zijn samengevallen, het een met een e uit oude *e (en soms uit *i of *ai), het andere met een e uit oude *a, kunnen nu weer van elkaar onderscheiden worden, althans op vel en scherm. Het zijn er bij lange na niet genoeg om tot deze wijziging te nopen, en het zinsverband voorkomt al verwarring, maar het is een mooie bijkomstigheid:

enkel ‘slechts’ änkel ‘gewricht’
bellen ‘oproepen’ bällen ‘blaffen’
dell ‘slons’ däll ‘laagte’
fer ‘veder’ fär ‘pont’
ferweren ‘tanen door het weer’ ferwären ‘verdedigen’
hell ‘schel’ häll ‘onderwereld’
hen(n) ‘hun’ hänn ‘kip’
her ‘voornaam man’ här ‘leger’
keren ‘wenden’ kären ‘vegen’
kwellen ‘zwellen’ kwällen ‘leed doen’
mer ‘in hogere mate’ mär ‘gewaterte’
mesten ‘met mest bestrooien’ mästen ‘vet maken’
nerf ‘vaatbundel’ närw ‘oneffenheid in leer’
nett ‘keurig’ nätt ‘strikwerk’
nodwer ‘hevig onweer’ nodwär ‘noodverdediging’
rede ‘ankerplaats’ räde ‘denkvermogen’
scheren ‘afsnijden’ schären ‘ordenen’
teren ‘met teer bestrijken’ tären ‘verbruiken’
wel ‘goed’ wäll ‘bron’
wellen ‘opborrelen’ wällen ‘laten koken’
wer ‘luchtgesteldheid’ wär ‘verdediging’
zweren ‘etteren’ zwären ‘een eed afleggen’
Besluit

Een spelling met ä is alsof we getuigen zijn van de verandering en dus de geschiedenis van de taal. Ze lijkt er ook rauwer en weerbarstiger door. Het mijden van aa, oo, ee en uu maakt de aanblik van het Nederlands in mijn ogen wat strakker, evenwichtiger. En de v- heeft in de Lage Landen nu eenmaal de aftocht geblazen, met de z- in het kielzog. Liever dan beek, veen, steen en stroom schrijf ik bäk, fän, sten en strom, en liever dan heelal, stok en voorstel lees ik helall, stokk en forställ. Weliswaar zijn vormen als durzam en hoglerar niet het toppunt van schoonheid, maar dat geldt voor duurzaam en hoogleraar te minder. We zijn er enkel aan gewend.

Voor deze en enkele andere kleine wijzigingen verwijs ik lezers graag naar het overzicht van deze Nederlandse nevenspelling, althans daar waar die afwijkt van de gangbare. Eronder staat een lijst van zo goed als alle woorden die een ä zouden krijgen, alsmede een boel van de vele die hun e zouden behouden.

Opp en grote paddestoel,
Rod med witte stippen,
Zat kabouter Spilleben,
Hen än wer te wippen.
Krakk, zäi toen de paddestoel,
Med en diepe zucht,
Allebei de bentjes,
Hoepla in de lucht!

Mar kabouter Spilleben
Ging toch dor med wippen.
Opp die grote paddestoel,
Rod med witte stippen.
Dar kwam Fader Langbard an
Än die zäi toen luid:
Moet dat stoeltje ok kapott?
Spilleben, schei uit!”

Beelden
Schrijfgerei door epicantus. Enige rechten voorbehouden.
Vliegenzwam door Olivier van Renswoude. Enige rechten voorbehouden.

48 gedachtes over “Nadänken over spelling

  1. Ik benn vor Olivier!
    Ik ben wel bang dat heel veel Nederlanders het allemaal wel te Duits en te Zweeds vinden worden, wat ik juist heel positief vind, en terugvallen op hoe mooi het Nederlands juist is vergeleken met deze talen.

    1. For! (En ik zou ben met één n spellen, want er is geen bennen, althans in het algemeen Nederlands.)

      Ik heb ook nog overwogen om zoals in het Duits alle zelfstandige naamwoorden een hoofdletter te geven en bijvoeglijke benamingen van volken, landen en oorden juist een kleine letter te geven, bijvoorbeeld en nederlandse Mann.

      1. > Ik heb ook nog overwogen om zoals in het Duits alle zelfstandige naamwoorden een hoofdletter te geven

        Ja! Ik find dat moier dan dat het allên for het beginn fan en zinn än eigennamen gebruikt wordt.

      2. De regel zoals ik die voor ogen heb is niet dat een korte klinker altijd gevolgd wordt door twee letters (alsof de lengte zo wordt aangegeven), maar dat je uitgaat van de stam in verbuigingen en vervoegingen. Dus bijvoorbeeld nek, nekken = nekk-, dus nu enkelvoud nekk. Het oorspronkelijke Germaanse woord had dan ook een lange medeklinker *kk.

        Anders is bijvoorbeeld weg, wegen = weg-, dus enkelvoud weg. Door het zinsverband levert dat geen verwarring op met weg ‘(ik) weeg’.

        Aangezien er naast ben geen bennen is (in het algemeen Nederlands), blijft dat ben. Ook hier voorkomt het zinsverband verwarring met ben ‘been’.

    2. Je verwachting is ongetwijfeld terecht. Men wil eigenzinnigheid, ook omdat zij verscheidenheid maakt, maar met deze nevenspelling hebben we m.i. een beter evenwicht tussen eigenzinnigheid en verwantschap.

  2. Het idee om dubbele klinkers of lange klinkers af te schaffen vind ik helemaal niks. Het wordt in sommige gevallen zelfs onduidelijk. En dan het plan om er dan wel weer een dubbele medeklinker achter te plaatsen vind ik abject.
    Lekker houwe zo…

  3. Ik moet als Vlaming [sic] uiteraard bezwaar aantekenen tegen het vervangen [sic] van [sic] een v- [sic] die bij ons echt zo klinkt. Het lijkt mij in het algemeen onzinnig de spelling af te stemmen op de uitspraak, die immers vele [sic] streekgebonden varianties [sic] kent. De geschreven taal zou immers, zoals voor [sic] de vroede [sic] vaderen [sic] van [sic] de Statenfertaling, een bindmiddel van grote houdbaarheid moeten zijn.

    1. De eenvormige geschreven taal is zeker van belang. Maar als het onzinnig is om spelling op uitspraak af te stemmen, welk bezwaar kunnen Vlamingen dan tegen f- maken? Is het alleen omdat we nu eenmaal reeds een bepaalde spelling hebben? Want dat zou gelden voor alle wijzigingen die ik hier voorstel.

      Voorlopig zie ik het als een nevenspelling, voor de liefhebbers om mee te spelen en om te laten zien dat het ook anders kan.

      1. Zoekt eens naar de nysassiske Skryvwyse als u een schrijfwijze wilt zien die ontworpen is om eenduidige notatie te bereiken voor diverse dialecten – zonder daarbij een expliciete voorkeur te geven aan specifieke dialecten. Nynorsk is ook een sterk voorbeeld van iets dergelijks, maar daarvan weet ik minder.
        Zelf vind ik een aantal suggesties in uw stuk wel zinnig, maar al dat gedoe met haakskes ziet er niet uit. In het algemeen moet ik zeggen dat het voluit schrijven van lange klinkers veel eenduidiger is dan wat ze in Duitsland en Scandinavië pogen met dubbele medeklinkers die er helemaal niet zijn. Hulde aan de uitgeschreven umlaut, overigens.
        Verder vind ik het geen probleem als mensen een f- schrijven waar ze die zeggen, maar deze jongen is het gewoon van vrijwel elke /f/ een /v/ te maken. Mijn vrienden uit de randstad moeten er wel eens om lachen dat ik zulke dingen als /viets/ en /smurreve/ produceer voor fiets en smurfen. Ik heb al te veel streektaal moeten inleveren in een land waar de schrijftaal een volledig Hollands-hegemonisch project is. Een betere schrijfwijze biedt ruimte aan de gewestelijke meervoudigheid van onze gedeelde taal. Daar zouden we tijd aan moeten wijden.

      2. De begin-[f] is slechts een oude klank die terugkeert. Omarmt haar!

        De Nysassiske Skryvwyse is een mooi voortouw, maar ik vraag me af of de Nederduitse streektalen niet te ver uiteen liggen om met één spelling te vatten. Over de uitvoering valt ook te twisten: zoiets als öä of üü geeft bijvoorbeeld een vrij druk leesbeeld. Zo wilde ik naast aa e.d. vooral ook ää (bijv. bääk, hääft, rääks en vään) vermijden in mijn eigen nevenspelling, die overigens voor zover ik kan nagaan niet meer of minder inbegrijpend (t.o.v. de streektalen) is dan de gangbare Nederlandse spelling.

        Met de haakskes bedoelt u de dakjes? Daar kan ik inkomen, al zou hun voorkomen wel zeer beperkt zijn.

        Het Zweeds heeft wel echt lange medeklinkers, zoals ook hier vroeger ook het geval was. In dat opzicht bewaren de Duitse en mijn spelling meer van de oude taal. En wat ik hier voorstel was toen heel gewoon: geen weergave van klinkerlengte. Het zinsverband maakt zo veel uit.

  4. Het wordt onduidelijk waarom je de lange en korte uitgesproken oe bewust wegmoffelt.
    Waar boer en roep lang zijn vind ik in je teksten evenveel voorbeelden van korte uitspraak van de oe: moeten, genoeg, hoepla, enz. Maar ook hoek, boek, kloek, loeien, moet, poef, roest. roesten, stoep, toets, verfoeien, vermoeid, vermoeien, Koek.

    Benieuwd welke uitleg jij hebt voor deze stommiteiten in het Nederlands, geschapen door achterlijke “letterkundigen”.

    Als Vlaming moet ik er wel aan toe voegen dat poeppen veel aangenamer is dan poepen.

    1. Die moffel ik niet weg. Mijn spelling geeft juist niet nadrukkelijk lengte aan, m.u.v. het gebruik van een gebeurlijk dakje om verwarring te voorkomen. Voor de rest is het zinsverband genoeg.

      De klank achter oe, ongeacht de lengte, zou met een u weergegeven kunnen worden, maar dan hebben we voor de klanken die reeds met u gespeld worden weer een of meer andere letters (of boventekens) nodig, en zo ver wil ik nog niet gaan.

  5. Ik heb ooit een laas gelezen van een Zweedse schrijver, die dan weer die omklanken in het Zweeds streng afkeurde. -ä en ö verwierp hij omdat ze te Duits aanvoelden. Hij betoogde voor dezelfde schrifttekens in de Scandinaviese talen.De Ö werd dan O (met streepje door-staat niet op mijn toesenbord)of de Ä werd dan AE, zoals in het Deens en het Noors.Hj noemde deze omklank- tekens ‘lortar’ wat boekstavelijk ‘keuteltjes’ betekent.

    1. Grappig, weet je nog wie die schrijver was?

      Ik kan hem wel begrijpen. Omgekeerd is het gebruik van æ en vooral ø voor het Nederlands wel af te wijzen, omdat we iets te ver van Scandinavië verwijderd zijn. Ondertussen komen ä en vooral ö reeds voor in de spelling van enkele streektalen in Nederland.

  6. akkoord met de algemene strekking van jouw pleidooi…edoch…hoe graag ik ook diacritische tekens zie ter onderscheiding van het deze of het gene, zij gaan een strijd tegemoet die het zal moeten afleggen tegen het engels…differentiatie is fijn, maar moet tot een uiterst minimum beperkt worden, ik ben een uiterst koele minnaar van particularisme…zeker, de andere germaanse talen hebben ook å en ø of nog andere alternatieven, maar laat ons eerlijk wezen, in 2020 bemoeilijkt een dergelijke spelling toch verschrikkelijk alle opzoekingswerk? eerst eens goed filteren in je hoofd 😉

    1. Komt mij voor dat het onderscheid van het Nederlands reeds vrij groot is door het ruime gebruik van aa, ee, oo en uu en in sommige opzichten juist weer beperkt wordt met deze nevenspelling. Al met al zie ik een evenwicht bewaard blijven.

      Gebruik van boventekens of (t.o.v. het Engels) afwijkende boekstaven zie ik zelf ook niet snel gebeuren. Mensen willen zo weinig mogelijk moeite doen en klaarblijkelijk vlot het niet altijd met onze makenschap/technologie. In Denemarken heeft de Taalraad enkele jaren geleden zelfs de verwachting uitgesproken dat æ, ø en å zullen verdwijnen in de niet al te verre toekomst.

      De strijd tegen het Engels is thans een achterhoedegevecht. De enige wijzen waarop ik dat tij zie keren, afgezien van een onwaarschijnlijke reeks stevige ingrepen van hogerhand, is door gevoel voor taal zoveel mogelijk aan te wakkeren en door het Nederlands weer fris en levenskrachtig te maken. ‘Buiten’ de eigen taal stappen door haar in andere spelling te zien kan daarbij helpen.

      1. Is helendal niet gangbaar in Vlaanderen? Streng genomen is het heel end al, waarbij end een minder versleten vorm van en is. Dit voegwoord luidde in het Middelnederlands nog ende (denk aan Karel ende Elegast) en gaat terug op Oudgermaans *andi. De d kon in vaste verbindingen bewaard blijven als er een klinker op volgde. In Drenthe heb je ook allendal ‘helemaal’, zoals Engels all and all.

  7. Spelen met tael en met spelling is natuerlyk een leuke en leerzame bezighyd maer als de lange klinkers
    je een doirn in het oig zyn waerom dan niet teruggegrepen op vroegere spelling?

    Ik vind de doir jou gekozen vorm oik niet heel fyn oigen. Waerschynlyk omdat het me te Duits oigt, zeker wanneer
    je van plan was om zelfstandig naemwoirden met een hoifdletter te laten beginnen.

    Desalniettemin heb ik dit stuk met veel plezier gelezen en heeft het me tot nadenken gezet, waervoir myn dank!
    (de Vees en de Zetten blyf ik trouw)

    En waerom schryven we “nieuw” en niet byvoirbeeld “niew” of “nuw”? Duidde die “u” in nieuw oirspronkelyk al
    een “w” of “v” aen?

    Met vriendelyke groet,

    Jeroen

    1. Als ik moest kiezen tussen oo en oi voor lange o, dan zou ik alsnog oo kiezen, ben ik bang. En wat zou er voor lange e moeten komen? Je hebt nu alsnog ee, dus dubbele letters. Ik neem aan ei, maar die gebruiken we nu steevast voor een tweeklank en dat zou een grotere omschakeling in hoofden vergen dan mijn spelling. Ook oi zal nu als een tweeklank gelezen worden.

      Dat mijn spelling Duitser (of Zweedser) lijkt is voor mij geen bezwaar. De banden tussen de talen worden duidelijker, terwijl het uiteindelijke leesbeeld van geschreven Nederlands eigenzinnig genoeg blijft.

      De vorm nieuw is eigenlijk Vlaams en komen we in de middeleeuwen tegen als nieuwe, nieu en niewe. Het lijkt erop dat de spelling nieuw(e) is ontstaan als vermenging van nieu en niewe. In de streektalen van Brabant en Holland luidt het woord nuw e.d., uit ouder nuwe. In de noordoostelijke, Saksische streektalen daarentegen is het nij e.d., uit ouder . Ze gaan allemaal terug op Westgermaans *niwi, verbogen *niuj-.

  8. Ik zat te denken dat zowel “e” als “i” als verlengingsklinker gebruikt konden worden. Toegegeven dat komt de eenvoud niet ten goede.
    In geval van schoon zou ik kiezen voor “schoin” in plaats van “schoen” om uitspraakverwarring te voorkomen. In de meeste andere gevallen kies ik “e”, “een” blijft dan gewoon een.

    Ik vind in ieder geval “tael” en “spraek” mooi en bijna dichterlijk ogen. Een oig daarentegen weer totaal niet… (dan toch liever “oeg” of “oog”).

    Wat mij tegen staat aan het gebruik van dakjes en accenten is dat het behalve lastig typt ook rommelig over komt als je er teveel van nodig hebt.

    Neemt niet weg dat dit spelen met spelling heel erg leuk is!

    1. De ae heeft inderdaad iets, maar ik beken dat ik moet lachen wanneer ik weer eens een verzorgingstehuis o.i.d. met -staete in de naam zie.

      Hoe dan ook zou ik zoveel mogelijk vermijden dat je twee (al dan niet dezelfde) letters voor een klinker gebruikt. Stel je gebruikt ae en hebt baes, haer en tael. Spel je dier meervoud dan als baezen, haeren en taelen of als bazen, haren en talen? In het eerste geval vergt dat meer tijd en ruimte, in het tweede geval lijkt het alsof je dan opeens andere woorden hebt.

      Wel met twee letters: oude, wijdverbreide tweeklanken, zoals gespeld met ei/ij en ui. Aanvaardbaar met twee letters: de nazaten van recente tweeklanken, zoals met oe en ie. Maar eu mag dus ö worden.

      Die dakjes zijn trouwens echt niet vaak nodig.

  9. Ik vind wel dat boekstaven zoals de X-Q-Y-C uit onze taal mogen verdwijnen.Immers X=ks-Q=kw-Y=u of i en de C tenslotte is ofwel s of k. En ipv SCH sgrijven we gewoon SG zoals het Afrikaans.
    O ja, in onze streektaal (Antwerps ) wordt nieuw ook niet uitgesproken als ‘NUW’ maar wel als ‘NIEF’

    1. De spelling sch- vervangen door sg- vind ik niet zo geweldig, eerlijk gezegd. Het Afrikaans heeft ook niet sg- maar sk-, zoals in skande, skerm en skuld.

      Een andere mogelijkheid voor ons is skh-, maar daar word ik ook niet vrolijk van. Misschien moeten we maar gewoon weer /sk/ gaan zeggen, zodat de spelling sk- weer betamelijk wordt.

      Of is dat en skandelik forställ?

    2. Dag Walter,

      Ik ben niet 100% zeker maar, maar mijn inziens kwam CH (g) van een andere wortel dan G en dient dus eigenlijk ook anders uitgesproken of gevormd te worden.

      voorbeeld; de uitgang *sch / *sche, iets gedateerde spelling van Nederlandsch / Nederlandsche is in jaren verzacht, in zowel (Hoog) Duits, Nedersaksisch (deels), Nederlands en Engels, je vind dit t meest terug bij Nederlands waar deze *sch / *sche volledig is afgezwakt tot *s, maar in dieverse Saksische groepen (o.a. Twents, Bentheims en West- en Noord Münsterlands) maar ook in Fries, en de Skandinavische talen wordt deze “nog” uitgespoken als een *kg / kge (door een klinker wordt de g-verbuiging wat verzwakt).

      Neem ook Mens / Mensen ooit was dit ook in het Nederlans Mench / Menschen, de uitspraak leek ook zeer op die van Duits.

      Dit zie je ook wel maar minder bij CH in o.m. schoen, schrift, school enz.
      deze is in het Nederlands echter ‘verhard’ naar een G.

      Ik meende dat je in België dit onderschijd (tussen een G en een CH (g)) nog wel horen kon, aan gezien de menzen daar taalpuristischer zijn dan in (met name) Holland.

      Het “Nedelandse woord” NIEUW als NUW is, volgends mij, ook alleen de uitspraak in Holland en Utrecht, in Twente is Nieuv de uitspraak hier voor, Twents voor nieuw is echter NEY (nei-j)

      groet,
      Jeroen H.

      1. Het Nederlands erfde van het Oudgermaans een onderscheid tussen enerzijds de stemhebbende [ɣ] als in wegen (< *weganą) en anderzijds de stemloze [x] als in lachen (< *hlahjaną). Ook de beginklank die wij nu met h spellen werd vroeger als [x] uitgesproken. Toen de Romeinen hier kwamen schreven ze die aanvankelijk dan ook op met ch in namen als Chamavi (= *Hamawiz) en Cherusci (= *Heruskōz)

        De Oudgermaanse klankreeks [sk] werd in het Nederlands [sx], aan het begin van woorden zoals nu nog steeds het geval is, maar ook elders in woorden. Dus Middelnederlands mensch werd niet zoals Duits Mensch uitgesproken.

        In het zuiden veranderden de ‘harde’ [ɣ] en [x] in de ‘zachte’ [ʝ] en [ç].

  10. Niet direct gerelateerd aan de post, maar ik wou even melden dat deze website mij telkens weer enthousiast maakt over onze zo betekenisloos lijkende taal. Zowel de kwaliteit van de inhoud als de esthetiek van het geheel zijn een aangename verademing. Een lichtpunt in een alsmaar grauwer wordende geglobaliseerde wereld. Waarvoor dank!

    1. Dat stel ik zeer op prijs, hartelijk dank. Er wordt ook veel zorg aan besteed. En ik ervaar Taaldacht zelf ook als een toevluchtsoord.

  11. Hallo Olivier,
    met betrekking tot “In het zuiden veranderden de ‘harde’ [ɣ] en [x] in de ‘zachte’ [ʝ] en [ç].”, is daar een tijd aan te koppelen wanneer dit verschijnsel is opgetreden en hangt dit dan ook samen met het veranderen van s -> z en f -> v?

    Met vriendelijke groet,
    Jeroen

    1. Goede vraag. Het stemhebbend worden van [f] en [s] naar [v] en [z] zal in de tiende en/of elfde eeuw gebeurd zijn, gezien de verandering in spelling destijds.

      Er zijn redenen om te denken dat de ‘zachte’ [ʝ] en [ç] ouder zijn dan de ‘harde’ [ɣ] en [x], ook in het Noordnederlandse gebied, maar voor het Oudgermaans wordt in de handboeken nochtans verondersteld dat ze oorspronkelijk ‘hard’ waren, o.a. vanwege de onmiddellijke Indo-Europese voorlopers.

      Aannemelijk is dat die ‘harde’ klanken al in de vroege middeleeuwen ‘zacht’ werden in die gevallen dat er een i, e of medeklinker op volgde, en vervolgens in het zuiden veralgemeend raakten, terwijl in het noorden juist de oorspronkelijke ‘harden’ veralgemeend raakten, zeg maar overal hersteld werden.

    2. Overigens was de Oudgermaanse *g op sommige plekken in het woord een plofklank [g]:

      1. aan het begin (zoals nog altijd in de zustertalen)
      2. in de reeks ng (zoals in Engels finger)
      3. waar de *g verlengd was door een opeenvolgende *j (al gebeurde dat in de latere Westgermaanse tijd)

      Bij ons is deze g verdwenen door veralgemening van de andere. In het Duits werd juist deze plofklank veralgemeend, dus in bijv. Lage werd de oorspronkelijke wrijfklank [ɣ] een plofklank [g].

  12. Ik kom uit het oosten van het land, woon nu in midden Nederland, maar ik hoor wel degelijk een duidelijk verschil tussen vis en fis. De eerste V is een stuk stemlozer dan de V in het Engels, maar een stuk stemhebbender dan de F. Is het niet meer een westelijk ding dat hij zo extreem scherp klinkt?

    1. Dat verschil hoor ik ook duidelijk, maar ik zeg fis, niet vis. Die stemloosheid is dan ook heel sterk in het noordoosten, waar ik woon en getogen ben. In sommige streken is het de vraag of de liptandse wrijfklank ooit stemhebbend is geweest aan het begin van woorden.

      De uitspraak van deze beginklank is vorig jaar weer onderzocht, met een vergelijking van vijf verschillende gebieden. Van meest stemhebbend naar minst: West-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, Limburg, Zuid-Holland, Groningen/Noord-Drenthe.

  13. Allemaal goed en wel, maar ik lees nergens een oplossing voor de vreemde die Nederlands leert; Hoe een tekst te lezen met lange of kort uitgesproken oe.
    Ik meen dat we dat nog steeds tegoed hebben van jou.

    1. Mijn spelling is overwegend geënt op vormleer (i.t.t. klankleer) en maakt alleen bij uitzondering onderscheid op klinkerlengte, dus onderscheid tussen korte en lange oe is niet aan de orde, laat staan beloofd.

      Lesboeken voor Nederlands als tweede taal kunnen wel gebruik maken van boventekens voor lengteonderscheid, zoals zijwieltjes voor een kind.

  14. Je schrijft dat je de v- aan het begin van woorden in f zou willen veranderen, daar deze voornamelijk in de randstad vaak ook als f wordt uitgesproken. Zou je als aanvulling daarop in sommige gevallen ook de w- aan het begin van woorden in een v kunnen veranderen? Aangezien die w buiten Brabant en Limburg (en nog sterker in het oosten) vaak naar een v neigt?

    1. In de huidige nevenspelling hebben we bijvoorbeeld wacht en facht (< vacht). Even wennen, maar geen verwarring mogelijk. Zoals jij het voorstelt zouden we vacht (< wacht) en facht (< vacht) hebben en daar voorzie ik wel verwarring.

  15. Nee.

    Dat wij de lengte (het gaat eigenlijk niet zozeer over de tijdsduur, maar of het een open klank is) duidelijk in onze spelling aangeven, is hét grote voordeel van de Nederlandse spelling boven de Duitse en Scandinavische, en het zou eeuwig zonde zijn om dat weg te gooien.

    Een opmerking als “Blijkt de klinkerlengte niet uit het zinsverband, …” geeft aan waar het probleem met dit voorstel ligt: je moet de volledige woordenschat van het Nederlands kennen om te weten dat er naast “scheel” ook nog “schel” bestaat, zodat je mogelijk “schêl” zou moeten schrijven. Vooral voor wie het Nederlands als nieuwe taal leert maakt dat het onnodig ingewikkelder.

    Enkele andere voorstellen zijn wel geschikt; vooral de spelling “eeuw(ig)” is raar, dat kan veel beter “eew/ewig” worden (dus wel met dubbele klinker).

    1. Dat de huidige spelling minder verwarring geeft, nauwelijks uitzonderingen, staat buiten kijf. Mijn voorstel is ook maar half in ernst.

      Maar het voorbeeld van scheel en schel volg ik niet. Het uitgangspunt van mijn spelling is (de klinkerlengte in) de verbogen vorm. Dat is hier schele en schelle, dus de grondvormen zijn dan schel en schell.

      Wel lastig zijn die woorden waarvan de klinkerlengte bij verbuiging wisselt als gevolg van rekking van de korte klinker in open lettergreep, zoals bad, baden en dag, dagen. Hun spelling zou hetzelfde blijven. Maar bad en dag zullen niet verward worden met andere woorden.

Laat een reactie achter op Olivier van Renswoude Reactie annuleren

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.