geest

geest (m.; geesten)‘onstoffelijk wezen; schrikbarend wezen’

Overgeleverde vormen
Oudnederlands gēst (Nederlands geest) Oudsaksisch gēst (Middelnederduits gēst), Oudhoogduits geist (Duits Geist), Oudfries gāst (Fries geastgeest), Oudengels gást (Engels ghost)

Oudgermaanse vorm
*gaistaz

Duiding/etymologie
Verwant aan IJslands geiski ‘schrik’ en Gotisch usgeisnan ‘vervuld van schrik’ en usgaisjan ‘doen schrikken’. Gaat terug op de Proto-Indo-Europese wortel heis– / hois– ‘schrikken’.

Terug naar het overzicht van wichtnamen.

Plaats een reactie