deurs

deurs (m.; deurzen) ‘reus’

Overgeleverde vormen
Oudhoogduits duris  ‘duivel, kwade geest’, Oudengels þyrs ‘reus’, Oudnoords þyrs ‘reus’

Oudgermaanse vorm
*þurisaz

Duiding/etymologie
Waarschijnlijk verwant aan Oudnoords þora ‘durven’ en in de verte aan Sanskriet turá- ‘sterk, machtig, rijk’. Deurs is een evenwoord van reus.

Terug naar het overzicht van wichtnamen.

Plaats een reactie