Donder (m.) god van donder, bliksem, kracht, bescherming en vernietiging
Overgeleverde vormen
Oudnederlands thunar (Middelnederlands donre), Oudsaksisch thunar, Oudhoogduits donar (Duits Donner), Oudengels þunar (Engels thunder), Oudfries thuner (Fries tonger), Oudnoords þórr (van ouder þunarr)
Oudgermaanse vorm
*Þunraz
Duiding/etymologie
Hetzelfde woord als Oudgermaans *þunraz ‘geluid bij onweer’ (Nederlands donder). De (tweede naamval van de) naam is nog verborgen in de dagnaam donderdag, die langs Middelnederlands donresdach komt van Oudgermaans *Þunras dagaz ‘dag van Donder’. Wordt in de Lage Landen ook wel Donar genoemd, maar dat is een Oudhoogduitse vorm.
Terug naar het overzicht van wichtnamen.