harg (m.; hargen) ‘offersteen, heiligdom’
Overgeleverde vormen
Oudhoogduits harug ‘heilig woud, heilige steen’, Oudengels hearg ‘tempel, afgodsbeeld’, Oudnoords hörgr ‘heidens altaar van stenen’
Oudgermaanse vorm
*harugaz
Duiding/etymologie
Vermoedelijk ontleend aan ofwel Proto-Keltisch *karrika ‘steen’ (vergelijk Oudwels carrecc en Oudbretons carrec), ofwel de niet-Indo-Europese bron daarvan. Het woord is nog verborgen in de plaatsnamen Hargen (Noord-Holland) en Harich (Friesland).
Terug naar het overzicht van wichtnamen.