mare (v.; maren, mares) ‘kwade geest, nachtspook’
Overgeleverde vormen
Middelnederlands mare ‘nachtspook’, Oudsaksisch mara (Middelnederduits mār, mare), Oudhoogduits mara (Duits dial. Mahr), Oudengels mære, Oudnoords mara (Zweeds mara)
Oudgermaanse vorm
*marōn ‘kwade geest, vrouwelijke nachtspook’
Duiding/etymologie
Het woord zit ook in de samenstelling maretak, en in nachtmerrie, dat door verhaspeling met merrie ‘vrouwelijk paard’ is verbasterd uit Middelnederlands nachtmare ‘nachtspook’. Vergelijk ook Engels nightmare en Noors mareritt ‘rit van de mare’ (op de borst van de slaper).
Terug naar het overzicht van wichtnamen.