oorlog (m.) ‘(iemands) noodlot; krijg, strijd’
Overgeleverde vormen
Middelnederlands orloge, orloch, orlage ‘krijg, gewapende strijd’, Oudsaksisch orlag, orlagi, urlagi ‘strijd; noodlot’, Oudhoogduits urliugi ‘strijd’, urlag ‘noodlot’, Oudfries orloch ‘strijd’ (Fries oarloch), Oudengels orlege ‘strijd’, orlæg ‘noodlot’, Oudnoords ørlög ‘noodlot’, ørlygi ‘strijd’
Oudgermaanse vorm
Zie onder.
Duiding/etymologie
Een verhaspeling van twee woorden: Oudgermaans *uzleugiją ‘krijg, strijd’ en *uzlagaz ‘noodlot’. Het tweede woord is verwant aan liggen en leggen. Vergelijk ook hard gelag ‘hard lot’. Het voorvoegsel *uz- betekende ‘uit, weg van’, en is ook te vinden in woorden als oorsprong en oorkonde.
Terug naar het overzicht van wichtnamen.