Vrije (v.) godin van liefde, schoonheid en vruchtbaarheid
Overgeleverde vormen
Oudhoogduits Frīja, Oudnoords Frigg
Oudgermaanse vorm
*Frijjō
Duiding/etymologie
Een zelfstandige vorm van *frijjaz ‘bemind, geliefd’, een woord dat wij, met betekenisverschuiving, kennen als vrij. Hier is duidelijk sprake van een titel ‘de geliefde, de beminde’. De (tweede naamval van de) naam vinden we in de dagnaam vrijdag, die langs Middelnederlands vri(en)dach komt van Oudgermaans *frijjōz dagaz ‘dag van Vrije’. Zie ook Houde en Vrouwe.
Terug naar het overzicht van wichtnamen.