wicht (o.; wichten) ‘wezen/ding in het algemeen’
Overgeleverde vormen
Oudsaksisch wiht, Oudhoogduits wiht ‘ding, wezen’ (Duits Wicht ‘wicht; ellendig mens; schurk’), Oudengels wiht ‘wezen, demon, ding’ (Engels wight), on. véttr ‘wezen, geest, ding’ (IJslands vættur ‘soort bovennatuurlijk wezen’, Zweeds vätte id., Deens vætte id., Noors vette id.), Gotisch waihts ‘ding, zaak’
Oudgermaanse vorm
*wihtiz ‘ding, zaak’ (ouder *wehtiz)
Duiding/etymologie
Van onduidelijke herkomst. Mogelijk verwant aan gewag ‘melding’, en zo van een Proto-Indo-Europese wortel die ‘spreken’ betekent.
Terug naar het overzicht van wichtnamen.