Bijwolf — 10

Toen ging Rutger, raad der Schildingen,
met zijn heldenschare het halhuis uit,
wilde die wapenleider Waalde zoeken,
665 zijn vrouw als bedgenote. De bovenkoning
had tegen Grendel, zo begrepen mensen,
een zaalwacht gezet. Die nam zaken waar
voor de ouder der Denen, hield etenenwacht.1
Graag verliet zich de Gotenleider
670 op moedig vermogen en Metends gunst.
Uit deed hij toen de ijzerbrunne,
de helm van het hoofd, gaf een hofman daar
zijn edele zwaard, die ijzerenkeur,
en heette hem behouden de heerrusting.
675 Toen sprak de goede wat grote woorden,
Bijwolf der Goten, eer hij te bedde ging:
“Ik acht me niet kariger van krijgsgestalte
in grimme vergelding dan Grendel zich doet.
Dus met zwaard wil ik hem niet ontzielen hier,
680 van leven beroven, hoewel ik het licht vermag.
Hij weet van geen wending dat hij me wederrake,
het schild houwe, al zij hij schromeloos
in zijn nijdwerken. Maar te nacht zullen we
het zwaard versmaden, als hij bezoeken durft
685 een strijd zonder wapens, waarna wijze God,
de heilige Heer, aan hem of aan mij
de grootheid geve, zo het Hem goed dunke.”
De boude ging toen liggen; de bolster ontving
het aanzicht van de edelman, en om hem boog
690 menige zeekrijger in zaalrust neer.
Geen van hen dacht dat hij vandaar nog ooit
naar zijn waarde heem wederkeren zou,
tot volk en vrijburg, waar hij gevoed was,
want ze hadden vernomen dat in nijdgeweld
695 de dood al te veel der Denenlieden
aan de hal ontnam. Maar de Heer beschoor
een web2 van winspoed aan de Wedermannen,
troost en toeverlaat, dat ze hun tegenstander
door macht van één allen overkwamen,
700 zijn eigen wilskracht. De waarheid is verkond
dat machtige God over het mensengeslacht
immer geheerst heeft. In het holst der nacht kwam
de schaduwganger schrijden. Schutmannen sliepen,
zij die de hoornburg behoeden zouden,
705 allen op één na. Het was ieder bekend
dat de schuldige schender hen onder schaduw niet
meetrekken kon als niet de Metend het wilde.
Maar hij, wakende, in woede naar vijand,
verbeidde verbolgen wat gebeuren zou.

vorigeoverzichtvolgende

1. Zoals gezegd zijn etenen wisse reuzen. Ook Grendel wordt daartoe gerekend.
2. Een heidense voorstelling: het lot als ware het geweven door hogere machten.