| Toen ging Rutger, raad der Schildingen, | |
| met zijn heldenschare het halhuis uit, | |
| wilde die wapenleider Waalde zoeken, | |
| 665 | zijn vrouw als bedgenote. De bovenkoning |
| had tegen Grendel, zo begrepen mensen, | |
| een zaalwacht gezet. Die nam zaken waar | |
| voor de ouder der Denen, hield etenenwacht.1 | |
| Graag verliet zich de Gotenleider | |
| 670 | op moedig vermogen en Metends gunst. |
| Uit deed hij toen de ijzerbrunne, | |
| de helm van het hoofd, gaf een hofman daar | |
| zijn edele zwaard, die ijzerenkeur, | |
| en heette hem behouden de heerrusting. | |
| 675 | Toen sprak de goede wat grote woorden, |
| Bijwolf der Goten, eer hij te bedde ging: | |
| “Ik acht me niet kariger van krijgsgestalte | |
| in grimme vergelding dan Grendel zich doet. | |
| Dus met zwaard wil ik hem niet ontzielen hier, | |
| 680 | van leven beroven, hoewel ik het licht vermag. |
| Hij weet van geen wending dat hij me wederrake, | |
| het schild houwe, al zij hij schromeloos | |
| in zijn nijdwerken. Maar te nacht zullen we | |
| het zwaard versmaden, als hij bezoeken durft | |
| 685 | een strijd zonder wapens, waarna wijze God, |
| de heilige Heer, aan hem of aan mij | |
| de grootheid geve, zo het Hem goed dunke.” | |
| De boude ging toen liggen; de bolster ontving | |
| het aanzicht van de edelman, en om hem boog | |
| 690 | menige zeekrijger in zaalrust neer. |
| Geen van hen dacht dat hij vandaar nog ooit | |
| naar zijn waarde heem wederkeren zou, | |
| tot volk en vrijburg, waar hij gevoed was, | |
| want ze hadden vernomen dat in nijdgeweld | |
| 695 | de dood al te veel der Denenlieden |
| aan de hal ontnam. Maar de Heer beschoor | |
| een web2 van winspoed aan de Wedermannen, | |
| troost en toeverlaat, dat ze hun tegenstander | |
| door macht van één allen overkwamen, | |
| 700 | zijn eigen wilskracht. De waarheid is verkond |
| dat machtige God over het mensengeslacht | |
| immer geheerst heeft. In het holst der nacht kwam | |
| de schaduwganger schrijden. Schutmannen sliepen, | |
| zij die de hoornburg behoeden zouden, | |
| 705 | allen op één na. Het was ieder bekend |
| dat de schuldige schender hen onder schaduw niet | |
| meetrekken kon als niet de Metend het wilde. | |
| Maar hij, wakende, in woede naar vijand, | |
| verbeidde verbolgen wat gebeuren zou. |