belewitte (m./v.; belewitten) ‘soort goede geest’
Overgeleverde vormen
Middelnederlands beelwitte, belewitte, beluwitte ‘goede geest; elf, kobold’ (Nederlands beeldwit ‘slaapwandelaar’), Middelhoogduits bil(e)wiz ‘kobold’
Oudgermaanse vorm
Niet van toepassing.
Duiding/etymologie
Waarschijnlijk oorspronkelijk een bijnaam voor de elf. Zelfstandig gebruik van Oudgermaans *biliwitaz (voortgezet in Oudsaksisch biliwit ‘gelijkmoedig, mild’ en Oudengels bilewit ‘genadig, onschuldig, goed’), een samenstelling van *biliz, dat waarschijnlijk ‘passend, rechtvaardig’ betekent, en *witaz ‘wijs, wetend’. Een belewitte is aldus een wezen dat weet wat rechtvaardig is. Thans in verbasterde vorm nog te vinden als beeldwit ‘slaapwandelaar’.
Terug naar het overzicht van wichtnamen.