kovoud (m./v.; kovouden) ‘huisgeest, erfgebonden wezen’
Overgeleverde vormen
Middelnederlands coboud (Nederlands verbasterd kabouter), Middelhoogduits kobolt (Duits Kobold)
Oudgermaanse vorm
*kubahulþaz
Duiding/etymologie
Een samenstelling van *kubaz ‘huis’ en een zelfstandig gebruikt *hulþaz ‘trouw, genegen, vriendelijk’. Kovouden waren huisgebonden geesten die men te vriend moest houden om de huisvrede te bewaren. Zie ook houde en onhoude.
Terug naar het overzicht van wichtnamen.