De Engelsen noemen het een grove: een klein bos (of zelfs maar een groep bomen) met weinig tot geen ondergroei. Ik vind het vaak een prachtig gezicht, vooral als er tussen de bomen mals, groen gras groeit, of mos. Voor zover ik weet heeft het Nederlands er geen woord voor. Ja, er is de boomgaard (in samengetrokken vorm ook: bongerd), maar dat is te duidelijk bedoeld voor de kweek van de bomen zelf (of hun vruchten), terwijl ik een beeld voor me heb van een oud bos dat hooguit door grazend wild of vee is gerept. Met het woord grove duiden de Engelsen overigens ook het heilige woud van vroeger aan.
Wat zou een goed Nederlands woord hiervoor zijn? Als het Engelse woord van Germaanse herkomst is, dan zou het Oudgermaanse woord *graibō luiden. De Nederlandse vorm daarvan zou dan *greef zijn. Dat spreekt dan weer minder tot de verbeelding.
Dan zou ik toch liever een woord gebruiken dat al bestaat in het Nederlands, zoals loo. Dat woord wordt zelden los in de mond genomen, maar ik denk dat de meeste mensen wel weten dat het met een bos heeft te maken. De oorspronkelijke betekenis is ‘open plek in het bos’, en is verwant aan het woord licht. Later is het woord het hele bos gaan betekenen. Een andere, verre verwant is Latijn lucus ‘woud, heilig domein’. Dat begint ja op grove te lijken.
Aangezien er in het Nederlands nog een ander woord is dat ‘open plek in het bos’ betekent, namelijk laar, kunnen we loo wel gebruiken als gelijke van grove. Dat zou fijn zijn, want loo is wat mij betreft prachtig in diens klank en eenvoud.
Bij het woord loo denk ik eerder aan een bos of woud, een lommerrijke omgeving van grotere omvang dan een grove dus. Het woord *greef vind ik daarbij nog helemaal niet zo lelijk. Anderzijds is er wel een duidelijk verband tussen het Engelse gebruik van grove als ‘heilige bosje’ en de plaatsnaam Heiloo.
Misschien is *greef helemaal zo gek nog niet, inderdaad. Het begint met dezelfde medeklinkers als gras en scheelt niet veel van graf, een plek waar toch een plechtige sfeer hangt.
Overigens is ook de plaatsnaam Ermelo belangwekkend hierbij. De oudste overgeleverde vorm daarvan is Irminlo. Dat eerste element betekent ‘groots, verheven’, en is ook te vinden in de Irminsūl, een geheimzinnig heiligdom van de Saksen, toen ze nog heidenen waren. Irmin zou in Ermelo/Irminlo dan ook wel een religieuze lading kunnen hebben. Oorspronkelijk dan.
Ter vertaling van grove of niet: loo is een goed woord.
Als inboorling uit Almelo vind ik loo ook een prachtig woord. 😀
We hebben er zelfs een stroom die “Lolee” heet en wie weet is het eerste deel ook wel het hier genoemde “loo”. (Dus simpelweg: “de stroom door het loo” denk ik)
Het woord “greef” vind ik, net als Michiel hierboven, ook zeer bruikbaar bijdewei.
Hoe zit het dan eigenlijk met het woord “groeve”?
Dat komt van Oudgermaans *grōbō. Als het in het Oudengels was overgeleverd zou dat *grófu of *grófe luiden, en uiteindelijk *groove. Er bestaat uiteraard een woord groove, maar dat is ontleend aan het Oudnoords of Middelnederlands.
Vergelijk voor de klank maar Nederlands hoef en Engels hoof uit Oudgermaans *hōfaz.
ja, goeie bedenking, maar voor bos heb ik een ander woord gevonden.
In het Zweeds bestaat er zoiets als ‘skog’ bos, woud. In het
Oud-engels bestaat er een woord ‘shaw’ struik en er is een Nederlandse
plaatsnaam ‘SCHAGEN’
Zouden we dit mooi oud-Germaans woord ook niet kunnen herinvoeren ?
ik denk dan aan ‘SCHAAG’?