Een rover tussen vos en wolf

Niet ver van het gehucht Hongerige Wolf in het oosten van Groningen zag ik twee jaar geleden iets zandgrijs wegschieten langs een akker: te groot voor een kat, te klein voor een wolf. Het kwam destijds niet in me op, maar het had best een goudjakhals kunnen zijn, want die is onlangs op beeld gevangen in het noorden van Groningen. Dit oprukkende dier verdient een betere naam. Lees verder “Een rover tussen vos en wolf”

Zelfheid in de nieuwe wereld

Wat maakt wie wij zijn en hoe wij ons onderscheiden van anderen? Wat telt? Wordt dat beslist? En door wie dan? Zou het anders moeten? Net als eerdere zielen in deze wereld—misschien wel meer—is de 21ste-eeuwse mens in de greep van vragen als deze, bewust of niet. Het is het tijdloze vraagstuk van identiteit oftewel zelfheid. Lees verder “Zelfheid in de nieuwe wereld”

Barnkracht

Wrijf barnsteen met wat vacht en het toont zowaar een aantrekkingskracht. Reeds zesentwintig eeuwen geleden had ’s werelds eerste wetenschapper, de Griek Thalēs van Mīlētos, zich gebogen over deze wonderlijke eigenschap van ēlektron ‘barnsteen’. Het onderliggende verschijnsel werd lang onderzocht en kreeg omtrent 1600 de Latijnse naam vīs ēlectrica ‘barnsteenkracht’ van de Engelse geleerde William Gilbert. Het is vandaar dat wij elektrisch en elektriciteit gebruiken, maar het had ook anders kunnen lopen. Lees verder “Barnkracht”

Zinzate

In een ander, minder druk Nederland waar het wild kan gedijen loop ik over oude holle paden van wij naar wij, de heilige oorden die vaak in bossen te vinden zijn. Vele zijn tevens hoven waar toegewijden in en om de houten zalen dagelijks hun geest en lijf oefenen, de tauw indachtig. Het leven is er eenvoudig en een van hun wijzen van bezinning is de meditatie, of zinzate zoals het daar heet, vaak met uitzicht op welvertakte bomen. Ik ga zitten en neem deel. Lees verder “Zinzate”

De tauw

Het was een geweldig toeval, als het geen bevestiging van hogerhand mag heten. Ik zocht een voorouderlijk woord voor de onderliggende schikking van het bestaan en vond het Oudgermaanse *tēwō. Daarmee werd weliswaar ‘orde’ in het algemeen bedoeld, maar de Nederlandse voortzetting zou tauw luiden en laat dat nu ook de uitspraak zijn van tao, zoals de kosmische orde heet in de wijsbegeerte van het oude Zijderijk. Heden kan ik zeggen: de tauw als woord en begrip is van de hoogste waarde in de bezinning op het bestaan en de hernieuwing van onze taal en zeden. Lees verder “De tauw”

Zwart goud

Vele, zo niet de meeste talen op Aarde danken gas aan de Vlaamse geleerde J.B. van Helmont, die het in de zeventiende eeuw vereenvoudigde uit chaos. Dat oorspronkelijk Griekse woord werd ruim een eeuw tevoren al door zijn grote Zwitserse voorbeeld Paracelsus gebruikt voor hetzelfde begrip. De vorm van gas maakt evenwel dat het gemakkelijk te verheemduiden is, in dit geval als ware het afkomstig van de wortel van gist, zoals dan ook een tijdje gemeend is. Met olie daarentegen valt niets te beginnen—als duidelijke ontlening blijft het een vlek op het water. Maar wat zouden we anders zelf bedacht kunnen hebben voor dit vettige spul? Lees verder “Zwart goud”

Een eigen spraak

Mensen hebben altijd in meerdere of mindere mate woorden uit andere talen overgenomen. We zijn een beetje als spreeuwen, die er goed in zijn andere vogels na te doen. Maar spreeuwen bewaren ondertussen wel gewoon hun eigen spraak, terwijl de onzen steeds meer op elkaar beginnen te lijken. Weliswaar groeit het verzet tegen het Engels, maar hoe zit het met al dat Grieks, Latijn en Frans in onze taal? Wat hebben we eraan poster te weren omwille van affiche? Hoezo hebben we voor veel zaken geen woord uit eigen borst? Daarom worden op Taaldacht voortaan gangbare, veelal onbetwiste leenwoorden verzameld en voorzien van bestaande of voorgestelde tegenhangers. Lees verder “Een eigen spraak”

Wild en zijn tegendeel

Kon ik twee woorden uit onze taal verbannen, dan zou ik tweemaal natuur kiezen. In het Latijn is het nagenoeg vanzelf ontstaan als nātūra naast onder meer nātus ‘geboren’ en nātiō ‘afkomst, stam, volk’, maar binnen het Nederlands is het een gekunstelde inlassing van elders, geheel niet in de geest van het begrip zelf. En dat terwijl we reeds over onze eigen, diepgewortelde woorden beschikken: de aard in de zin van het aangeborene, en het wild voor al dat zonder menselijk ingrijpen bestaat en gebeurt. Dat tweede woord helpt ons bovendien in het bedenken van een vervanging voor cultuur. Lees verder “Wild en zijn tegendeel”

Han

Kwiek zij de mens die in mei de mooie plekken kent, waar het wast en woekert met zalig jong groen, waar een volle vacht van mals gras, fluitenkruid en wat niet al de hellingen hult en heerlijke, koele lucht door het lover stroomt. Glimpen van de oude noorder-oerwouden, die misschien ooit herleven in verlaten steden – over eeuwen of eerder. Het is met zoveel groen in onze wereld wat karig dat wij alleen vormen van groen hebben en geen andere woorden. Geen behoorlijk woord voor net dit levenslustige, frisse groen dat zo anders is dan het moeë, matte groen van de nazomer. En dus bedacht ik het woord han.

Lees verder “Han”