
Veel inheemse namen—gemaakt in de taal van onze voorouders—zijn dichterlijke samenstellingen uit de Germaanse heldentijd en verwijzen vaak rechtstreeks of zijdelings naar strijd. Ze zijn in hun hedendaagse vormen meestal niet meer doorzichtig: verbasterd en gemaakt met inmiddels lang vergeten woorden.
Voor een herleving van bewuste naamgeving in deze andere tijden staan hieronder namen naar woorden die onmiddellijk te begrijpen zijn of anders nog terug te halen. De blik is nu ook wijder, met meer vernoemingen naar bomen, dieren en ander moois in het wild. Geslacht is niet aangegeven en wijst zich wel, maar nevenvormen met -e geven meer vrijheid.
De namen zijn liefkozend te verkleinen met -ijn, -k(e), -l(e), -tje e.d. (zoals Hazelijn, Loveke, Sterle, Vaantje) dan wel samen te stellen met woorden als -kind, -lief/-lieve, -ling(e), -man, -meid, -ziel (zoals Blijdekind, Elzelief, IJverling, Koeneman, Lindemeid, Zwaneziel) of met andere onderstaande namen (zoals Loverdauw, Vennebloem, Zomerloot).
Aanvullingen zijn welkom onder de inleiding, doch liever geen vreemde woorden noch duidelijke leenwoorden.
A
Aaks, Aks, Akst ‘bijl’ geeft doorslag
Aam, Ame, Eem, Eme ‘rivier, stroom’ heeft kracht en houdt het land groen • nog in Amen (Drenthe), vgl. Eem (Utrecht), Drents beëmen ‘bevloeien’
Aar, Are ‘arend’ vliegt hoog en machtig • nog in adelaar, oude nevenvorm van arend, vgl. Duits Aar
Aar, Are ‘gewone esdoorn’ werpt schaduw en vruchten af • nog in Aarle (Noord-Brabant), Taarlo, eig. te Aarlo (Drenthe), vgl. Deens ær, Duits Ahorn, gewestelijk Ahre, Ähre
Acht, Achte ‘opmerkzaamheid’ is een wijze ziel
Adelaar, Adelare vliegt hoog en machtig
Aker, Akere ‘boomvrucht’ heeft veel in zich
Alf, Alve, Elf, Elve is een vaardig wezen, zowel bewonderd als gevreesd • Middelnederlands alf, vgl. Noors alv
Alm, Alme, Elm, Elme ‘iep’ is hoog en rank • nog in Almelo (Overijssel), vgl. Engels elm, Noors alm
Andoorn, Andoorne voorheen ‘malrove’, is geneeskrachtig
Angel, Angele is scherp
Appel, Appele is de vrucht van woud en gaarde
Amsel, Amsele, Ansel, Ansele ‘merel’ laat mooi de stem horen • vgl. Duits Amsel
Arn, Arne, Aarn, Aarne, Aren, Arend vliegt hoog en machtig • Middelnederlands arn, arne, aern, aerne, aren, de -d is een latere toevoeging, vgl. Fries earn, Noors ørn
Ast, Aste, Est, Este ‘tak’ groeit van de stam • Middelnederlands ast, est
Aver, Avere ‘nakomeling’ doet voorouders leven • nog in van aver tot aver, verbasterd tot van haver tot gort
Aver, Avere ‘veldesdoorn’ is vers groen in de lente en diep geel in de herfst • vgl. Westvlaams effentrul, Deens navr met n van het lidwoord
B
Baas, Baze ‘hoofd’, vroeger ‘gezinshoofd, vader’, neemt verantwoordelijkheid • vgl. gewestelijk Duits Base ‘vaderszuster, tante; getrouwde vrouw’
Baat, Bate helpt naasten en andere mensen
Barn, Baarn, Baren ‘kind’ is een geschenk voor ouders • Middelnederlands baren, vgl. Fries bern, Schots bairn, Noors barn
Beek, Beke gaat speels door het land
Beer, Bere is geducht en sterk doch zacht
Beitel, Beitele is van de bouw en de kunst
Bel, Belle rinkelt vrolijk in de wereld
Bengel is niet gauw bang
Berg, Berge is onverzettelijk en verheven
Berk, Berke is een echte voortrekker
Berkel, Berkele is vernoemd naar de stroom in Nederland, ooit als godin beschouwd
Bern, Berne ‘beer’ is geducht en sterk doch zacht • oude nevenvorm van beer, nog in Bernhard, vgl. Noors bjørn, Bjørn
Bes, Besse, Bezie is de jonge vrucht
Bestemoer ‘grootmoeder’ hoedt de stam
Bestevaar ‘grootvader’ hoedt de stam
Beuk, Beuke, Boek, Boeke is de statige zuil van het woud • Middelnederlands boeke, nog in boekvink, boekweit, de vorm met -eu- is eig. oostelijk zoals greun naast groen
Bever, Bevere is een bouwer
Bij, Bije is het toonbeeld van vlijt
Bijl, Bijle geeft doorslag
Bijs, Bijze ‘noordenwind, regenbui’ is onstuimig en brengt verkoeling • Westvlaams bijs, bijze, Twents bieze
Blaag, Blage ‘deugniet’ is niet gauw bang
Blaak, Blake ‘vlam, vuurgloed’ straalt en warmt
Blauw, Blauwe heeft ogen als de hemel of de zee
Blank, Blanke is licht van verschijning
Blijd, Blijde, Blij is een vreugde voor allen
Bliksem, Blikseme is hemels geweld
Bloem, Bloeme is jeugdige schoonheid en levenskracht
Bloesem, Bloeseme is jeugdige schoonheid en levenskracht
Blond, Blonde heeft haar als koren
Bode brengt zaken van belang
Boef, Boeve is niet gauw bang
Boeg, Boege prijkt vooraan
Boel, Boele ‘lief, geliefde’ wordt gekoesterd • Middelnederlands boel
Boet ‘jongen’ wordt een man • vgl. Afrikaans boet, Gronings buit
Bok, Bokke is krachtig
Boom, Bome is sterk en betrouwbaar
Boon, Bone heeft veel in zich
Bottel, Bottele wordt een mooie bloem
Bos, Bosse is vol leven
Boud, Boude gaat waar anderen staken
Bouwend, Bouwende draagt bij
Bouwer draagt bij
Braam, Brame is weerbaar
Brand, Brande straalt en warmt
Brecht, Brechte ‘schitterend, stralend’ is als de zon • vgl. Engels bright
Breker is onstuimig
Bries, Brieze geeft verkoeling
Broeder, Broer is een welkome aanvulling
Bron, Bronne, Born, Borne is verkwikkend
Bruin, Bruine heeft haar of ogen als de aarde
Bui, Buie ‘jongen’ wordt een man • vgl. Gronings buie, bui, bòi, Zaans booi, Engels boy
Bul, Bulle ‘stier’ is het toonbeeld van kracht • vgl. Zaans bul, Engels bull
Bus, Busse, Bos, Bosse ‘buxus’ is immer groen en sterk doch buigzaam • vgl. Westvlaams busseboom, bosseboom
D
Daal, Dale ‘kauw’ is een slimmerik • vgl. Limburgs daol
Dag, Dage straalt telkens weer
Dageraad, Dagerade is voorbode van schittering
Dam, Damme bewaart het land
Dan, Danne ‘wouddal’ biedt rust en luwte • Middelnederlands dan, vgl. Duits Tann
Dapper, Dappere gaat waar anderen staken
Dartel, Dartele wendt zich lichtvoetig
Das, Dasse houdt een burcht
Dauw, Dauwe is het zachte water van de morgen
Deern, Deerne wordt een vrouw
Demer, Demere is vernoemd naar de stroom in Vlaanderen, ooit als godin beschouwd
Den, Denne, Dan, Danne is immer groen • vgl. Twents dan, danne, Duits Tanne
Dender, Dendere is vernoemd naar de stroom in Vlaanderen, ooit als godin beschouwd
Dieze is vernoemd naar de stroom in Nederland, ooit als godin beschouwd
Dijle is vernoemd naar de stroom in Vlaanderen, ooit als godin beschouwd
Dinger is doelgericht
Dinkel, Dinkele is vernoemd naar de stroom in Nederland, ooit als godin beschouwd
Distel, Distele is weerbaar
Dod, Dodde, Dot, Dotte is een kleine prop of warboel
Dol, Dolle ‘lieveling’ wordt gekoesterd • vgl. Oostvlaams dol, dolleke, Gelders-Overijssels dòl, Engels doll
Donder is hemels geweld
Doorn, Doorne is weerbaar
Draad, Drade, Dra ‘vlug’ is geen slome
Draak, Drake bewaakt schatten
Drijver zet in beweging
Druid, Druide ‘vriend, vriendin’ wordt gekoesterd • Middelnederlands druut, vgl. Duits traut ‘dierbaar’
Duid, Duide ‘warboel, bundel, knot’ is een schat • vgl. Zaans doedel, IJslands dúði, dúða
Duif, Duive is zachtaardig
Duin, Duine is welgelijnd
Duur, Dure, Dier, Diere ‘dierbaar, kostbaar’ wordt gekoesterd • de vorm met -ie- is zuidelijk zoals bestieren naast besturen, vgl. Engels dear
E
Echt, Echte voert geen list noch bedrog
Edel, Edele is van goede aard
Eem, Eme is vernoemd naar de stroom in Nederland, ooit als godin beschouwd
Eems, Eemze is vernoemd naar de stroom in Nederland, ooit als godin beschouwd
Eer, Ere toont waardigheid
Egel, Egele is weerbaar
Eik, Eike, Eek, Eke is het toonbeeld van sterkte • vgl. Westvlaams eeke, Westfries eek
Ekoorn, Ekoorne, Eekhoorn, Eekhoorne denkt vooruit • Middelnederlands ecorn, eecoren, de vorm met -h- is oneigenlijk
Ekster, Ekstere is een slimmerik
Elf, Elve ‘rivier, stroom’ heeft kracht en houdt het land groen • vgl. Gronings Elve, Duits Elbe, Zweeds älv
Els, Elze, Elder, Eldere tooit de oevers van stromen • vgl. Gronings eldernhòlt, Duits Eller, Erle, Engels alder
Erend, Erende toont waardigheid
Ernst, Ernste laat zich niet afleiden
Es, Esse, As, Asse is sterk doch buigzaam • Middelnederlands esche, asch, vgl. Engels ash, Noors ask
Esp, Espe, Asp, Aspe ‘ratelpopulier’ ruist rustig in de bries • vgl. Engels asp, aspen, Noors asp, osp
Eeuw, Eeuwe ‘levenskracht’ is graag op deze Aarde • Westvlaams eeuwe
Ever, Evere ‘wild zwijn’ is het toonbeeld van weerbaarheid
Ever, Evere ‘lijsterbes’ is een echte voortrekker • vgl. Duits Eberesche
F
Flink, Flinke wijkt niet zomaar
Flint, Flinte ‘kei, vuursteen’ heeft vuur in zich
G
Gaal, Gale ‘zingend’ brengt vreugde en schoonheid • nog in nachtegaal
Gaard, Gaarde is vol leven
Garwe, Gerwe ‘duizendblad’ is geneeskrachtig • vgl. Westvlaams gerve, Drents gar, garf (in hazegar, -garf)
Gave is gegund
Gelder bewijst zich
Gete is vernoemd naar de stroom in Vlaanderen, ooit als godin beschouwd
Gever maakt gelukkig
Gezel, Gezelle laat mensen niet alleen
Glane is vernoemd naar de stroom in Nederland, ooit als godin beschouwd
Glinster, Glinstere is spelend licht
Glorend, Glorende is als de morgen
Goed, Goede doet geen kwaad
Goom, Gome ‘man’, eigenlijk ‘aardling’, is een voorbeeld • verbasterd nog in bruidegom, vgl. IJslands gumi
Goud, Goude heeft edele kracht
Gouden, Goudene, Gulden, Guldene heeft edele kracht
Groed, Groede ‘groenheid, frisheid, wasdom’ is levenskrachtig
Groen, Groene is levenskrachtig
Guit, Guite doet lachen
Gul, Gulle maakt gelukkig
Gunner ‘begunstiger, genegene’ maakt gelukkig • verouderd Nederlands gunner, vgl. Duits Gönner
Gunst, Gunste maakt gelukkig
H
Haag, Hage beschermt have en goed
Haan, Hane groet de dag
Hagedoorn, Hagedoorne is weerbaar en bloeit schoon
Hagel, Hagele is onstuimig
Halm, Halme groeit vrolijk
Hamer geeft doorslag
Haven, Havene geeft geborgenheid
Havik, Havike, Haveke is scherpzinnig
Hazel, Hazele ‘hazelaar’ brengt geluk
Heid, Heide, Hei is bescheiden doch aangenaam
Hein, Heine ‘haag’ beschermt have en goed • nog in omheinen
Held, Helde waagt waar anderen staken
Helder, Heldere verbergt niets
Helm, Helme beschermt tegen gevaar
Helpend, Helpende laat mensen niet vallen
Helper laat mensen niet vallen
Hemel, Hemele is stralend en groots
Hen, Henne houdt het genoeglijk
Herder laat anderen niet dwalen
Herfst, Herfste toont warme schoonheid
Herk, Herke is vernoemd naar de stroom in Vlaanderen, ooit als godin beschouwd
Hern, Herne ‘haagbeuk’ is buitengewoon sterk • vgl. Westvlaams hernte, heernte, Engels hornbeam, vroeger ook hern-
Heug, Heuge ‘zin’, vroeger ook ‘gedachte’, is doelgericht
Heus, Heuse is zeer voorkomend
Hiep, Hiepe ‘wilde roos; rozenbottel; doorn; doornbes; doorn’ is vinnig • vgl. Westvlaams hiep(e), Duits Hiefe, Engels (rose) hip, Noors hjupe, nype
Hinde is rank en zwierig
Hoede maakt veilig
Hoeder maakt veilig
Hoek, Hoeke is scherp
Holm, Holme ‘klein eiland, heuvel’ biedt toevlucht • vgl. Gronings holm in oordnamen, Noors holm, holme
Hommel, Hommele helpt bloeien
Hoog, Hoge kan ver blikken
Hoop, Hope doet leven
Hoorn, Hoorne is weerbaar
Houd, Houde, Hou ‘genegen, getrouw’ laat niet vallen • Middelnederlands houd, nog in hou en trouw, vgl. Duits hold
Hout, Houte groeit sterk en geduldig
Houw geeft doorslag
Houwend, Houwende geeft doorslag
Houwer geeft doorslag
Huls, Hulze, Hulst, Hulste is weerbaar en immer groen • Middelnederlands huls, de -t is een latere toevoeging
Hummel, Hummele wordt gekoesterd
Hunze is vernoemd naar de stroom in Nederland, ooit als godin beschouwd
I
Iep, Iepe, IJp, IJpe is hoog en rank • nog in IJpeloo (Overijssel), de vorm met -ie- is eig. gewestelijk zoals diek naast dijk
Iepere is vernoemd naar de stroom in Vlaanderen, ooit als godin beschouwd
IJf, IJve ‘klimop’ is immer groen en levenskrachtig • vgl. Westvlaams ijfte, Engels ivy
IJg, IJge ‘taxus’ is immer groen en levenskrachtig • vgl. Fries Ige, Yge, Zwitsers Īge
IJs, IJze is sterk en koel
IJssel, IJssele is vernoemd naar de stromen in Nederland, ooit als godinnen beschouwd
IJver, IJvere zet door
IJzer, IJzere, IJzen, IJzene is buitengewoon sterk • Middelnederlands iser, isen, vgl. Duits Eisen
IJzer, IJzere is vernoemd naar de stroom in Vlaanderen, ooit als godin beschouwd
Im, Imme ‘honingbij’ is het toonbeeld van vlijt • nog in imker, vgl. Drents iem, ieme
Inzicht kijkt dieper
Ittere ‘beek’ gaat speels door het land
J
Jager is doelgericht
Jeker, Jekere is vernoemd naar de stroom in Vlaanderen en Nederland, ooit als godin beschouwd
Jong, Jonge, Jongen wordt een man
Jool, Jole is een vreugde voor allen
K
Kaap, Kape ‘baken, uitkijktoren’ heeft een wijde blik • Middelnederlands cape
Kal, Kalle ‘kauw, kraai, ekster, gaai’ is een slimmerik
Kars, Karse ‘opgewekt’ heeft goede moed • verbasterd nog in kersvers, vgl. Oostfries karsk, Noors karsk
Kat, Katte is eigenzinnig
Kater is eigenzinnig
Kauw, Kauwe is een slimmerik
Keest, Keeste ‘kiem, pit, beste van iets’ heeft veel in zich • Middelnederlands keest
Keeuw, Keeuwe ‘knop van blad, bloem of bloesem’ tooit de wereld • Westvlaams keeuwe
Keg, Kegge ‘wig’ geeft doorslag
Kei, Keie bezwijkt niet onder druk
Kemmel, Kemmele is vernoemd naar de stroom in Vlaanderen, ooit als godin beschouwd
Kenner verdiept zich
Kennend verdiept zich
Kerel, Karel is een voorbeeld • Middelnederlands keerl, keerle, kerl, kaerl, kaerle ‘vrij man’
Kid, Kidde ‘paardje’ is speels • vgl. Gronings kid, kidde
Kiem, Kieme, Kijm, Kijme heeft veel in zich • de vorm met -ie- is eig. gewestelijk zoals diek naast dijk, vgl. Duits Keim
Kien, Kiene ‘grove den’ is immer groen
Kijl, Kijle ‘wig’ geeft doorslag • vgl. Drents kiel, kiele, Duits Keil
Kim, Kimme ‘einder, horizon’ heeft een wijde blik
Kind, Kinde is een geschenk voor ouders
Klaver, Klavere brengt geluk
Klein, Kleine wordt gekoesterd
Klint, Klinte ‘rots’ doorstaat stormen • vgl. Middelnederduits klint, Zweeds klint
Klip, Klippe, Klif, Kleve doorstaat stormen • Middelnederlands clippe, clif, vgl. Engels cliff
Kloek, Kloeke wijkt niet zomaar
Knaap wordt een man
Knuit, Knuite ‘kraai’ is een slimmerik • Middelnederlands cnuut
Koel, Koele is als een welkome bries
Koen, Koene gaat waar anderen staken
Koon, Kone ‘wang’ heeft een gezonde blos
Koon, Kone ‘vrouw’ is een voorbeeld • Middelnederlands cone, vgl. Noors kone
Kraai, Kraaie is een slimmerik
Kraan, Krane ‘kraanvogel’ danst door het leven
Krijger geeft niet op
Kuinder, Kuindere is vernoemd naar de stroom in Nederland, ooit als godin beschouwd
Kuur, Kure ‘uitkijk, wacht’ heeft een wijde blik • Middelnederlands kure
Kwaan, Kwane ‘vrouw’ is een voorbeeld • vgl. Oudsaksisch quán, Engels queen
Kwer, Kwerre ‘kalm, rustig’ heeft vertrouwen en beheersing • vgl. Fries kwier, Duits kirre, IJslands kyrr
Kwik, Kwikke ‘levenskrachtig’ is graag op deze Aarde
L
Laar, Lare ‘open plek in het bos’ is licht te midden van het duister
Leeuwerik, Leeuwerke laat mooi de stem horen
Leie is vernoemd naar de stroom in Vlaanderen, ooit als godin beschouwd
Lente is levenskrachtig
Lerend, Lerende acht kennis en wijsheid
Licht, Lichte verjaagt duisternis
Lied, Liede brengt vreugde en schoonheid
Lief, Lieve wordt gekoesterd
Lij, Lie geeft beschutting • verouderd Nederlands lie, vgl. Fries lij, de vorm met -ij- is eig. gewestelijk
Lijn, Lijne ‘vlas’ heeft blonde haren • nog in lijnzaad, verbasterd in linnen
Lijster, Lijstere laat mooi de stem horen
Lind, Linde ‘loofboom’ geeft verkoeling met groen
Lind, Linde ‘zacht, mild’ is vriendelijk • vgl. Duits lind, Engels lithe
Lind, Linde ‘bron, beek, stroom’ geeft verkwikking • vgl. IJslands lind
Linde is vernoemd naar de stroom in Nederland, ooit als godin beschouwd
Linge is vernoemd naar de stroom in Nederland, ooit als godin beschouwd
Lis, Lisse bloeit schoon
Lo ‘bos’ vroeger ‘open plek in het bos’, is vol leven
Loof, Love, Lover, Lovere maakt de wereld groen
Loot, Lote groeit van de stam
Luiter, Luitere, Lutter, Luttere ‘helder, zuiver’ verbergt niets • Middelnederlands luter, lutter, vgl. Duits lauter
Luwend, Luwende geeft geborgenheid
Luwer geeft geborgenheid
M
Maan, Mane bewaart het licht
Maan, Mane ‘klaproos’ bloeit schoon • nog in maanzaad, vgl. Twents moane, Drents maonknop
Maar, Mare ‘bericht’, vroeger ook ‘verhaal’ en ‘roem’, heeft toehoorders
Maas, Maze is vernoemd naar de stroom in Vlaanderen en Nederland, ooit als godin beschouwd
Maat, Mate laat mensen niet alleen
Madelief, Madelieve bloeit schoon
Makker laat mensen niet alleen
Man, Manne is een voorbeeld
Mandel, Mandele is vernoemd naar de stroom in Vlaanderen, ooit als godin beschouwd
Meer, Mere is verkwikkend
Mees, Meze laat mooi de stem horen
Meid, Meide wordt een vrouw
Mies, Mieze ‘mos’ is groene troost • Middelnederlands mies
Mild, Milde geeft troost
Min, Minne ‘liefde’ is onmisbaar
Mistel, Mistele ‘maretak’ bevordert liefde
Moed gaat waar anderen staken
Moedig, Moedige gaat waar anderen staken
Moker geeft doorslag
Mooi, Mooie wekt bewondering
Morgen brengt licht
Mos, Moze, Mosse is groene troost
Muis, Muize denkt vooruit
N
Nachtegaal, Nachtegale zingt schoon
Neer, Nere is vernoemd naar de stroom in Nederland, ooit als godin beschouwd
Nete is vernoemd naar de stroom in Vlaanderen, ooit als godin beschouwd
Netel, Netele is weerbaar
Nevel, Nevele is geheimzinnig
Nieuw, Nieuwe, Nuw, Nuwe zet de lijn voort • vgl. Zaans nuw, Utrechts nuw, de vorm met -ie- is eig. gewestelijk zoals bestieren naast besturen
Nijver, Nijvere zet door
Noorderling, Noorderlinge is een kind van de streek
O
Oever, Oevere is van twee werelden
Oosterling, Oosterlinge is een kind van de streek
Ot, Otte ‘kindje’ is een geschenk voor ouders • vgl. Zaans ot
Otter, Ottere is van twee werelden
R
Raad, Rade staat mensen bij
Raaf, Rave, Raven, Ravene heeft wijsheid • Middelnederlands rave, raven, ravene
Raas, Raze is onstuimig
Raker is doelgericht
Rakker is niet gauw bang
Ram, Ramme is krachtig
Rank, Ranke ‘twijg’ groeit van de stam
Rank, Ranke ‘slank’ is zwierig
Razer is onstuimig
Redder helpt mensen in nood
Rede gebruikt verstand
Reder ‘uitruster van schepen’ maakt ontdekking mogelijk
Ree is rank en zwierig
Reest, Reeste is vernoemd naar de stroom in Nederland, ooit als godin beschouwd
Regen is verkwikkend
Regge is vernoemd naar de stroom in Nederland, ooit als godin beschouwd
Reikend, Reikende is doelgericht
Reiker is doelgericht
Rein, Reine ‘schone’ is als helder water
Reizend, Reizende ontdekt de wereld
Reiziger ontdekt de wereld
Rekel is niet gauw bang
Renner laat niet op zich wachten
Ridder is hoffelijk
Riet, Ried, Riede is van twee werelden • Middelnederlands riet, ried, de vorm met -t is oneigenlijk, zoals kruit naast kruid
Rijk, Rijke heeft dierbaren
Rijn is vernoemd naar de stroom in Nederland, ooit als god beschouwd
Rin, Rinne ‘waterloop’ gaat onvermoeid door
Rob, Robbe ‘deugniet’ is niet gauw bang • vgl. Westvlaams robbe ‘konijn’, Drents robbe ‘deugniet’
Roe ‘rust, kalmte’ geeft helderheid • Middelnederlands roe, vgl. Duits Ruhe
Roeiend, Roeiende zet door
Roeier zet door
Roem, Roeme maakt naam
Roek, Roeke is een slimmerik
Roer, Roere, Roor, Rore is vernoemd naar de stroom in Nederland, ooit als godin beschouwd, de vorm met oe is vanuit het Limburgs
Rood, Rode heeft haar als vuur
Ros, Rosse is krachtig
Ruiter gaat op pad
Rust, Ruste, Rast, Raste geeft helderheid • Middelnederlands ruste, rust, raste, rast, vgl. Duits Rast
S
Schalk, Schalke doet lachen
Schat, Schatte wordt gekoesterd
Schelde is vernoemd naar de stroom in Vlaanderen, ooit als godin beschouwd
Schermend, Schermende is weerbaar
Schermer is weerbaar
Scherp, Scherpe, Scharp, Scharpe kan onderscheiden
Schild, Schilde beschermt
Schipper houdt koers
Schoof, Schove is de vrucht van het land
Schoon, Schone wekt bewondering
Schout handhaaft het recht
Schouwend, Schouwende ziet meer dan anderen
Schouwer ziet meer dan anderen
Schrander, Schrandere is scherp van geest
Schutter is doelgericht
Sib, Sibbe ‘bloedverwant’ is een welkome aanvulling • vgl. Gronings sib
Smale ‘lief meisje, lieftallige vrouw’ wekt bewondering • Middelnederlands smale
Sneeuw, Sneeuwe is licht van verschijning
Spar, Sparre houdt de rug recht
Sparuw, Sparwe, Spaar, Spare ‘huismus’ laat mooi de stem horen • vgl. Duits Sperling, Engels sparrow
Speer, Spere is doelgericht
Spijker, Spijkere is scherp
Splinter, Splintere komt van de stam
Sprank, Spranke is nieuw leven
Spreeuw, Spreeuwe is het toonbeeld van eendracht
Staad, Stade, Sta ‘bestendig, betrouwbaar’ geeft zekerheid • Middelnederlands stade
Staal, Stale is buitengewoon sterk
Staander, Stander houdt hoog
Stade1 ‘juiste tijd, rust, hulp’ is onmisbaar
Stade2 ‘aanmeerplek, oever’ geeft geborgenheid • Middelnederlands stade
Staf, Stave laat mensen niet vallen
Star, Starre ‘spreeuw’ is het toonbeeld van eendracht • Middelnederlands starre, vgl. Fries staar, starre, Engels starling, IJslands stari
Steen, Stene bezwijkt niet onder druk
Stem, Stemme, Steven, Stevene laat zich horen • Middelnederlands stemme, stevene
Ster, Sterre, Stern, Sterne is een hemelse edelsteen • Middelnederlands sterre, sterne, vgl. Duits Stern
Sterk, Sterke, Stark, Starke is krachtig • Middelnederlands starc
Steun, Steune laat mensen niet vallen
Stoer, Stoere is onvervaard
Stoot, Stote maakt indruk
Storm, Storme is onstuimig
Stoter maakt indruk
Stout, Stoute is niet bang te wagen
Stralend, Stralende is als de zon
Straler is als de zon
Strevend, Strevende is doelgericht
Strever is doelgericht
Strijder geeft niet op
Stroom, Strome gaat onvermoeid door
Sturend, Sturende belet dwaling
Stut, Stutte laat mensen niet vallen
Stuwend, Stuwende zet in beweging
Stuwer zet in beweging
T
Tal, Tale, Talle ‘vlot, flink, rechtopgaand’ • vgl. Drents tal, Engels tall
Tam, Tamme heeft vertrouwen en beheersing
Teder, Tedere is vriendelijk
Telg, Telge ‘afstammeling’, eigenlijk ‘boomtak’, groeit van de stam
Tier, Tiere laat zich merken
Tierend, Tierende laat zich merken
Tijn, Tijne ‘dag, daglicht’ straalt telkens weer • mogelijk verborgen in lente, Middelnederlands lentin, vgl. Gotisch sinteins ‘dagelijks’
Tillend, Tillende zet in beweging
Tiller zet in beweging
Tind, Tinde ‘uitstekende punt’ is scherp • vgl. Gronings tind, Noors tind
Toeg, Toege, Toek, Toeke ‘tak met bladeren’ groeit van de stam • vgl. Drents toeg, toek
Tonder, Tondere bewaart het vuur
Toorn, Toorne is ontstuimig
Trems, Tremse ‘korenbloem’ bloeit schoon • vgl. Drents, Twents trems, tremse
Trie ‘boom’ is sterk en betrouwbaar • vgl. Westvlaams trie (in herentrie), Oudsaksisch treo, Engels tree
Troost, Trooste helpt mensen verder
Trouw, Trouwe laat niet vallen
Tuil, Tuile ‘bloembos’ is schone weelde
Tuinder werkt met het wild
Tukker ‘kneu; putter’ laat mooi de stem horen • vgl. Twents tukker
U
Uil, Uile heeft wijsheid
Uk, Ukke wordt gekoesterd
Ulf, Ulve, Olf, Olve ‘zwarte populier’ is heilzaam en statig • nog in Ulft (Gelderland), Ulvenhout (Noord-Brabant), vgl. verouderd Duits Ulbe
Uw, Uwe ‘taxus’ is immer groen en levenskrachtig • Middelnederlands uwe, vgl. Duits Eibe, Engels yew
V
Vaan, Vane danst vrolijk in de bries
Valk, Valke is scherpzinnig
Vanger laat niet vallen
Varen, Vaarn, Vaarne groent het woud
Varend, Varende verkent de wereld
Varwe, Verwe ‘kleur’ tooit de wereld • Middelnederlands varwe, verwe, vanwaar verf, vgl. Duits Farbe
Vast, Vaste houdt voet bij stuk
Vecht, Vechte is vernoemd naar de Nederlandse stromen, ooit als godinnen beschouwd
Vechter geeft niet op
Veder, Vedere, Veer, Vere doet vliegen
Veer, Vere ‘eik’ is het toonbeeld van sterkte • vgl. Duits Ferch
Vellend, Vellende overwint
Veller overwint
Vels, Velze ‘rots, klip’ bezwijkt niet onder druk • Middelnederlands vels, vgl. Duits Fels
Veluw, Veluwe ‘wilg’ is een echte voortrekker • vgl. Duits Felbe
Veluw, Veluwe ‘klimop’ is immer groen en levenskrachtig • verouderd Nederlands veluwe
Ven, Venne is verkwikkend
Voor, Vore ‘grove den’ is immer groen • vgl. Duits Föhre
Vicht, Vichte, Vucht, Vuchte ‘fijnspar’ houdt de rug recht • verouderd Nederlands vucht, vgl. Duits Fichte
Vin, Vinne ‘stekel’ is scherp
Vinder weet een weg
Vinnig, Vinnige bijt van zich af
Vlier, Vliere is heilzaam en weldadig
Vliet, Vliete heeft kracht en houdt het land groen
Vlijt, Vlijte zet door
Vlijtig, Vlijtige zet door
Vlinder, Vlindere danst door de wereld
Vink, Vinke laat mooi de stem horen
Vo ‘vrouwelijke vos’ is een slimmerik • vgl. Middelnederduits vo, Oudnoords fóa, fúa
Voerend, Voerende geeft richting
Vonder, Vondere helpt door moeilijkheid
Vonk, Vonke is nieuw leven
Vorst, Vorste is edel
Vos, Vosse is een slimmerik • vgl. Vo
Vrank, Vranke laat zich merken
Vrede geeft geborgenheid
Vrij, Vrije heeft eigen beheersing
Vroed, Vroede ‘wijs’ is niet van gisteren
Vurend, Vurende zet in beweging
Vurig, Vurige zit vol leven
Vuur, Vure maakt leven mogelijk
W
Waal, Wale is vernoemd naar de stroom in Nederland, ooit als godin beschouwd
Waard is gastvrij
Waard, Waarde ‘dierbaar’ wordt gekoesterd
Waard, Waarde ‘eiland in een stroom’ biedt toevlucht
Wachter maakt veilig
Wader zet door
Wagend, Wagende gaat waar anderen staken
Wager gaat waar anderen staken
Wakel, Wakele ‘jeneverstruik, jeneverbes’ is weerbaar en immer groen • vgl. Twents wakel, wakelder, Duits Wacholder
Wakend, Wakende maakt veilig
Waker maakt veilig
Wakker, Wakkere is heel bewust
Wede ‘bos’ is vol leven • Oudnederlands widu, vgl. Engels wood
Wede ‘buigzame twijg’ groeit van de stam • vgl. Gronings wiene, Duits Wiede
Weelde heeft dierbaren
Wei, Weide is groene rust
Wel, Welle ‘bron’ is verkwikkend
Welig, Welige groeit krachtig
Welp, Welpe is een geschenk voor ouders
Werend, Werende beschermt
Westerling, Westerlinge is een kind van de streek
Wij, Wije ‘gewijd, heilig’ is blijk van het hoge • nog in wijwater, wierook
Wijd, Wijde ‘wilg’ is een echte voortrekker • vgl. Twents wier, Duits Weide
Wijk, Wijke ‘iep’ is hoog en rank • vgl. Nederduits wîke, Engels wych elm
Wijking ‘noordse zeerover’, vroeger ‘zeeman’, gaat op grote tochten • vgl. Fries wytsing, Noors viking (ontleend als viking, wiking)
Wijs, Wijze is niet van gisteren
Wil, Wille is doelgericht
Wild, Wilde is niet te temmen
Wilg, Wilge is een echte voortrekker
Win, Winne ‘weide’ is groene rust • Oudnederlands winna, vgl. IJslands vin
Winner ‘landbouwer, verwekker’ draagt bij • Middelnederlands winre, winnere, winner
Winter, Wintere is voorbode van bloei
Wist, Wiste ‘inzicht, voorkennis’ kijkt dieper • Middelnederlands wist
Wit, Witte is licht van verschijning
Wit, Witte ‘verstand, kennis’ is scherp van geest
Wolf, Wolve wordt gevreesd en bewonderd
Wolk, Wolke is hemelse tooi
Won, Wonne ‘vreugde’ maakt mensen gelukkig
Woud, Woude is vol leven
Wouw, Wouwe, Wuw, Wuwe is scherpzinnig • Middelnederlands wouwe, wuwe, de vorm met -ouw- is eig. gewestelijk zoals houwelijk naast huwelijk
Z
Zaal, Zale, Zel, Zelle ‘wilg’ is een echte voortrekker • vgl. Engels sallow, Noors selje
Zaalde ‘gelukzaligheid’ geeft vreugde • Middelnederlands saelde
Zacht, Zachte geeft troost
Zang, Zange laat mooi de stem horen
Zanger laat mooi de stem horen
Zede zet de lijn voort
Zee heeft diepgang en wijde blik
Zege overwint
Zeilend, Zeilende verkent de wereld
Zeiler verkent de wereld
Zenne is vernoemd naar de stroom in Vlaanderen, ooit als godin beschouwd
Ziel, Ziele is dierbaar
Ziener kijkt vooruit
Zilver, Zilvere heeft edele kracht
Zingend, Zingende laat mooi de stem horen
Zinnig, Zinnige gebruikt verstand
Zoeker heeft een doel
Zoet, Zoete wordt gekoesterd
Zomer, Zomere is warme weelde
Zon, Zonne straalt als geen ander
Zonnig, Zonnige straalt als geen ander
Zuiderling, Zuiderlinge is kind van de streek
Zuil, Zuile houdt hoog
Zuster, Zus is een welkome aanvulling
Zwaan, Zwane is rank en zwierig
Zwaluw, Zwaluwe brengt geluk
Zwart, Zwarte is als de raven
Zween, Zwene ‘knaap, jongen’ wordt een man • Middelnederlands sween, swene, vgl. Noors svein, Svein, Zweeds sven, Sven
Zwier, Zwiere wekt bewondering
Zwind, Zwinde ‘krachtig, onstuimig’ zet door • Middelnederlands swinde