Stelt u zich voor dat de voornamen om u heen doorzichtig en begrijpelijk zijn. U hoeft niet te vragen of op te zoeken wat deze en gene betekenen, want het zijn bekende woorden of samenstellingen ervan. Ondenkbaar als dat nu zij, zo was het tot in de vroege middeleeuwen, een tijd van heldere naamgeving. Die dagen kunnen herleven—met vernoeming naar bomen en ander goeds.
Hoe zij was en verging
In de Germaanse heldentijd, die om moed, roem en eer draaide en bij aanvang der middeleeuwen begon te schemeren, was de zede ten volste van kracht. Er was in eigen taal een voorraad van woorden die algemeen geschikt werden geacht om als namen te dienen of om namen mee te maken. Die woorden waren vaak dichterlijk en niet allemaal even gebruikelijk, maar over het algemeen wist men wat er bedoeld werd en aldus waar de namen op sloegen. Veel van die woorden raakten echter vergeten en veel van de namen verbasterd, waardoor het begrip ervan gaandeweg verloren ging.
Een voorbeeld moge verlichten. Aan het begin van onze jaartelling, toen onze voorouders nog Oudgermaans spraken, kon men *arnuz ‘arend’ en *waldaz ‘heersend’ samenstellen tot *Arnuwaldaz. Los hadden die woorden hun eigen lot: *arnuz werd eerst arn en aren en later verlengd tot arend, terwijl *waldaz domweg verdween uit onze taal (doch verwant is aan geweld). De naam zelf was tegen de achtste eeuw samengetrokken tot Arnwald, ontwikkelde zich toen tot Arnwold, raakte vandaar verbasterd tot Arnold en werd in het algemeen Nederlands ten slotte Arnoud. Van de betekenis van deze naam heeft de overgrote meerderheid der mensen inmiddels geen benul meer.
Terwijl de dichterlijke woordenschat slonk en de oude namenschat door verbastering steeds ondoorzichtiger werd raakten er steeds meer vreemde, veelal bijbelse namen in trek, waarvan de betekenis al helemaal niet duidelijk was. Bijgevolg speelde begrip nauwelijks meer een rol en ging de noemkunst van onze voorouders ten onder. Er worden nog altijd Germaanse namen gegeven, maar hun aandeel slinkt ieder jaar, ten gunste van meer ‘wereldse’ namen. Hagen en Herlind zijn geweken voor Justin en Jeslin.
Hier op Taaldacht zijn veel van die oude Germaanse namen verzameld. Niet slechts in de hoop op doorgave en voortleving, ook om te laten zien hoe het ooit was en wat een waarde en weelde daarvan uitging. De noemkunst zelf is evenwel gestorven. Daarom is enkele jaren geleden bij een grote herziening ervoor gekozen om de namen niet in te delen op hun hedendaagse vormen maar op hun achtste-eeuwse, Oudnederlandse vormen. Dat was ruwweg de laatste tijd dat men nog van de meeste namen de betekenis wist. Maar met die herziening kwam ook de belofte van een nieuw begin. Die wordt nu ingelost.
Hoe zij herleve
Een wedergeboorte is niet ingewikkeld. Ze vergt enkel het gebruik van begrijpelijke, doorzichtige woorden als namen. Zulke eenvoudige namen uit eigen taal bestaan ook nog steeds. Sommige daarvan zijn (zeer) oud, sommige tamelijk nieuw. Te denken valt aan bijvoorbeeld Ernst, Madelief, Splinter, Sterre en Storm. Het is al met al een kleine lijst weliswaar, maar tevens een die met de mogelijkheden die onze taal biedt gemakkelijk is aan te vullen.
En daartoe wordt hier nu een aanzet gedaan, onder meer met vernoeming naar bomen: Appel, Berk, Beuk, Den, Eik, Els, Es, Esp, Hazel, Hulst, Iep, Linde, Vlier en Wilg. Elk heeft goede eigenschappen. Zo zijn berk en wilg echte voortrekkers, terwijl es sterk doch buigzaam is. Sommige bomen hebben thans echter namen die minder geschikt zijn voor vernoeming. Daarom, en omdat die bomen zelf ook beter verdienen, zijn hun oude namen terug te halen: Aar ‘esdoorn’, Aver ‘veldesdoorn, Spaanse aak’, Bus ‘buxus’, Ever ‘lijsterbes’, Hern ‘haagbeuk’, Ulf ‘zwarte populier’, Uw ‘taxus’ en Wakel ‘jeneverbes’.
Al deze namen kunnen naar wens voorzien worden van een -e aan het eind, dus naast Aar ook Are, naast Berk ook Berke, naast Ulf ook Ulve, enzovoort. En ze kunnen uiteraard verkleind of anderszins verlengd worden met achtervoegsels, zoals in Denneke, Esseling en Hazelijn.
Naast bomen valt te denken aan vogels (Havik, Mees, Valk) en andere dieren (Ree, Vos, Zwaan), aan verdere zaken in het wild (Blaak, Kei, Wolk), aan wisse kenmerken en toestanden (IJver, Rust, Zwier), ga zo maar door. Sommige zijn reeds of sinds lang in gebruik. En ook hier zijn vaak achtervoegsels denkbaar en bovendien samenstellingen. Geen kind zal in de geest van onze voorouders Arendheerser genoemd worden, maar de drempel zij lager voor scheppingen als Boskind, Jongerank, Loverdauw, Nijvermeid, Staalman, Vredemin, Welbron enzovoort. Zodra dit op gang is gekomen kunnen andere dichterlijke samenstellingen hun intrede doen.
Besluit
Onze spraak is nog altijd rijk genoeg voor een herleving van de edele kunst des noemens en er zijn daarbij woorden op te diepen uit het lange verleden. Werpt u dan een blik op de groeiende lijst van namen voor de nieuwe tijd en laat ons vooral weten wat er allemaal nog meer aan toegevoegd kan worden. Er is ruim gelegenheid deze nieuwe morgen om moois te maken.
Goed voornemen, maar ik zou toch wel in mijn vuist lachen als ik ooit iemand ontmoet die Bus heet.
Misschien had ik de nevenvorm Bos moeten gebruiken…
Als kind op een vrijeschool had ik veel klasgenoten met dit soort namen. Het zijn mooie namen, al zullen ze voor mij altijd een wat stoffige menswijze bijklank hebben 😉 Maar daar valt vast overheen te groeien…
Het doet me ook denken aan de Boeken van de Zieners van Robin Hobb, waarin de personages namen hebben als Vlijm, Plicht en Eerlijk.
We hebben nood aan nieuwe boeken, beelden en helden om het stof weg te blazen en van alles in nieuw licht te krijgen.