Terwijl men elders hooguit tegen de verengelsing ijvert werkt hij met zorg voor woordenschat aan het grote Zaakwoordenboek der Lage Landen en niets minder dan de veredeling van het Nederlands. Wij spraken uitgebreid met C.J. Righart.
Je weigerde als kind een woord te zeggen en ging later geheime taalkunde beoefenen onder norse woudbroeders op de Veluwe. Is dit waar?
Hulde aan den broeders, ware het niet dat dit helaas voor mijner levensbeschrijving niet het geval is. De beginselen waren minder sprokelijk en eigenlijk ook nog in ene uitheemse taal: Engels. Alhoewel getogen in de Lage Landen komt mijn gezin—destijds, wij hebben allen Avondlandse wortels—uit Nieuw-Zeeland en Engels was in gewisse zin voor aanzienlijke tijd de voertaal thuis. In hoeverre mijn tweetalige opvoeding invloed had op mijn belangstelling is lastig te bepalen, maar het Engels had voor mij om deze reden wel een minder bijzondere waarde vergeleken met een hoop mijner leeftijdsgenoten. Er was dan ook niet veel nodig om mijn toewijding aan het Nederlands aan te wakkeren, weliswaar op latere leeftijd.
Als ik een bron zou moeten aanwijzen is die ontegenzeggelijk mijn moeder. Zelf werkzaam in het vakgebied van taal, als bevlogen en toegelegde vertaalster is het niet verrassend dat zij deze bevlogenheid zou overbrengen aan haren kroost. Alhoewel ieder kind tureluurs wordt van almaar te worden verbeterd had mij dit wel onbewust het streven naar juistheid bijgebracht. Ongeacht welke taal werd gebezigd, al het gesprokene dient goed te zijn. Met zo een voorbeeld is het dus ook niet vreemd dat het zou kunnen leiden tot een “purist”. Dat gezegd hebbende, ik zag mijzelf nooit zo, maar toen ik dit een tijd geleden wilde bevestigen bij vrienden werd ik schappelijk weggelachen.
De knop ging volledig om toen ik in 2021 Kids, koffietjes en comfortzone ging lezen, van taalkundigen Vivien Waszink en Laura van Eerten. Het werk dezer vrouwen draait helemaal niet om purisme, maar had wel—ongetwijfeld onbedoeld—mijn ogen geopend. Eenmaal in de diepte van bekoorlijk Nederlands gestaard, staart deze terug in jou. Er was geen weg meer terug.
Sommigen bekommeren zich nauwelijks om het Nederlands, anderen willen dijken tegen de Engelse vloed opwerpen, jij lijkt te werken naar een ware wedergeboorte van onze taal, de oprakeling van haar vuur. Hoe zit dit en wat drijft je?
Een aantal witte haren staan reeds in mijn baard, maar ik ben nog geen grijsaard. Er is dus vast te stellen dat ik als dertiger nog niet als een oude man kan worden beschouwd, maar zelfs ik heb in mijn leven woorden en uitdrukkingen zien verdwijnen en de reeds vereenvoudigde spraakkunst verder zien vereenvoudigen.
Toen ik jong was, betrekkelijk kort geleden dus, keken of zagen mensen nog iets na, nu wordt enkel gecheckt. Wij gaven toespraken en redevoeringen, maar inmiddels enkel nog een speech. Soms moesten wij iets herstellen of iets regelen, maar waarom niet allebei fixen? Onze borelingen komen ter wereld als baby’s en wij werken doordeweeks hard om eindelijk aan weekseinde het weekend te kunnen vieren. Als wij niet voorzichtig zijn raken wij opgebrand, maar het dekt toch niet dezelfde lading als het uitheemse burn-out, is mij ooit verteld.
Korter is doelmatiger, hoor ik dan. Taal is in beweging, zegt de taalkundige. Waar het bij velen hopeloos lijkt om hiertegen te weren, of eigenlijk zelfs onzinnig, geeft mij dit juist kracht, want er is welgemoedheid.
Inmiddels heb ik met veel verschillende mensen gesprekken over dit onderwerp gevoerd, waaronder ook mensen die weinig met taal hebben. Verzet was niet ongewoon, maar tegelijkertijd waren de meesten blij verrast om een zeldzaam woord te leren of erachter te komen dat er schoon Nederlands onder de wereldse deken van uitheemse invloeden ligt bedolven. Deze waardering, deze bezieling, is dus nog in ons—ergens—en gezien Nederlanders het tegenwoordig heel vanzelfsprekend vinden om onbekende, nieuwe Engelse woorden te leren, waarom zou dit niet het geval kunnen zijn met het Nederlands?

Vorig jaar ben je begonnen met het Zaakwoordenboek der Lage Landen (ZLL). Vertel eens!
De onverwachte uitkomst van iets dat onbewust jarenlang in de week stond. Een ongedwongen voortvloeisel van omvallende dominostukken. Een nieuw Nederlands zaakwoordenboek of encyclopedie waar het taalgebruik vooropstaat in plaats van de inhoud. Echter, hoe ontstaat zoiets? Ik zei als kind nooit dat ik later een woordenboekschrijver wilde worden.
Na ene ingeving was ik als een soort spons in 2021 alle puristische bronnen die ik kon vinden aan het verkennen, een reis die mij onder andere naar de Bond Tegen Leenwoorden en Taaldacht bracht. Betoverd door al wat ik zag volgde gauw mijn eigen woordenlijst met hierop hetgeen dat ik nergens anders had aangetroffen. Na een aantal maanden was deze lijst bijna duizend woorden lang en begon het mij te dagen dat dit moest worden gedeeld, inzonderheid op het wereldweb. Mijn persoonlijke webstede had de eerste opzet, en die ene lijst groeide uit naar vier of vijf, allen met een eigen onderwerp. De tijd om groter te dromen was aangebroken.
In de sprokkelmaand van vorig jaar had ik de knoop doorgehakt en begon ik te werken aan een wiki waarin destijds enkel die woordenlijsten stonden. Het Zaakwoordenboek der Lage Landen was een gegeven. Sindsdien is het enkel gegroeid. Het ZLL is verder gegaan dan die oorspronkelijke woordenlijsten en inmiddels verder dan een woordenboek, maar minder omvangrijk dan iets reusachtigs als Wikipedia. Het doel was helder: de vergaring van beeldig Nederlands is niet genoeg, het moet ook makkelijk vindbaar zijn, het liefst allemaal op één plek en het allerbelangrijkste: zij moeten in zinnen staan. De woorden leven niet als zij alleenstaand zijn.
In het kort, het ZLL is dus te beschouwen als een raadpleegbaar middel voor zowel bezieling als behouding, geschreven in een soort Nederlands voor hoe het ook zou kunnen zijn met bedachtzame leenwoordbeziging. Een samenvoeging van het Nederlands van toen, ongeveer de negentiende eeuw, en het Nederlands van nu.
Hoe kweekt C.J. Righart onze woordenschat aan? Is er een werkwijze, een weg?
Mensen die de schone woorden niet kennen kunnen hier ook niet voor worden verketterd. Het is makkelijk spreken voor de belanghebbende, maar de leek verdient hulp. De keien dezes wegs zullen, hoe vreemd dan ook, uit leenwoorden moeten bestaan. Dit is een der hoofdredenen waarom het ZLL in zijn huidige vorm is opgericht, waarbij door het invoeren van leenwoorden de bezoeker of bezoekster vanzelf naar het Nederlandsere woord zal worden geleid. Voer Europa in en landt op Avondland, zoek naar talent en landt op begaafdheid, zoek naar dedain en landt op minachting, enzovoorts, enzovoorts. Mijn kijk is: hoe moeitelozer, hoe beter.
Hier zit uiteraard wel een overdrachtelijk randje aan, want dat betekent dat het ZLL min of meer zou bepalen wat Nederlands is en wat niet. Mijn oplossing was om het Nederlands op het ZLL een eigen naam te geven om deze los te koppelen van het Nieuwnederlands: Erventrouwnederlands genaamd, waarvan het voorvoegsel zijn oorsprong vindt op Taaldacht. Of hedendaagser gezegd: traditioneel Nederlands.
Het ENL is niet buigzaam en stelt heldere grenzen aan wat wel en niet is toegestaan, maar het is ook niet vrij van leenwoorden. De enige voorwaarde is dat de toepassing hiervan bedachtzaam moet zijn. De vuistregel des zaakwoordenboeks is dan ook: het woord moet klinken alsof het daar hoort te zijn. Zoals, om een voorbeeld te noemen, het werkwoord schrijven: een glashelder Latijns leenwoord waar niemand die ik ken zich aan stoort omdat het welluidend in de Nederlandse zin past.
Een sticht—op het web, ter heide, zeg het maar—waar toegewijden zich gezamenlijk bekwamen in de veredeling van onze taal: het overwegen waard?
De “puristische” zuilen van vroeger zijn afwezig in ons tijdperk. Zelfs werkzame genootschappen zoals Onze Taal met een aanzienlijke volging, door puristen opgericht, kunnen wij niet op vertrouwen om de blaker vast te houden en door te geven.
Zo ook Stichting Nederlands, die weliswaar een waardevolle woordenlijst had achtergelaten, is niet meer onder ons en was ook maar deels toegewijd aan het schone Nederlands met hun omvademing van Frans en Latijn. Hun denkbeeld hoeft echter niet geheel te worden ontacht. Ik geloof wel dat dit terug te brengen is, maar de grondslag moet steviger zijn. Enkel één taal weren zoals zij deden met het Engels is toch dweilen met een kraan die half open staat. Dit is ook waarom spraakkunst een groot onderdeel is van het ZLL. Enkel woordenschat, alhoewel waardevol, is denk ik niet genoeg om dat Nederlandse taalgevoel terug te brengen, voor zover dat mogelijk is in deze wereldse tijden.
Samengevat: ja, gewis het overwegen waard. Wellicht zelfs noodzakelijk, wil het bereik groot genoeg worden om de volgende knieën te bezielen. Aver te avere.
Iemand zei eens dat het Nederlands alle andere talen moet “opeten”. Wat bedoelde je daarmee?
Het Nederlands in zijn huidige gesteldheid heeft nog een weg te gaan voordat het de troon mag bestijgen, maar zou onze taal in haar meest schone vorm, insluitend alle naamvallen en alle werkwoordswijzen, niet een degelijke kans kunnen maken?
Ik las ooit een betoog eens landgenoots over de nog bestaande Germaanse afstammelingen die in het Avondland worden gesproken met de gedachtegang dat stel dat wij een “Hooggermaans” zouden moeten aanwijzen, dan moest dit wel het Nederlands zijn. Een steengoede en onzijdelijke bewijsvoering waar ik het enkel mee eens kon zijn.
Heeft onze taal niet gewoon te wijken als ze in de weg staat van vooruitgang, verscheidenheid en insluiting?
Een vraag onzes tijds. Lang heb ik hierover gepeinsd, maar een ding is wis boven alles: die drie beladen woorden leiden zelden naar een uitkomst die met hun oorspronkelijke betekenis overeenkomt. De nieuwe betekenissen veranderen almaar en woordenboeken lopen gauw achter. Wat insluiting is op de ene dag is plotseling uitsluiting op de volgende.
Hieraan toegeven vind ik zowel onverstandig als onnodig. Woordenboekmakers zoals Van Dale kunnen bijvoorbeeld wel een vierde woordgeslacht munten voor hun eigen beweegredenen, maar zonder een grondslag die verder gaat dan afdwingen wat het huidige jaar in zwang heeft zal dat niet de eeuwen overleven. Is hetzelfde niet te zeggen over hen die het “purisme” najagen? Ergens wel. Spreken wij nog het Nederlands uit de dagen van Hooft? Gewis niet. Evenwel, het verschil zit in de grondslag, benadering en onderbouwing. De puristen van nu kunnen leunen op het werk hunner voorgangers. Hadden deze voorgangers ook toegegeven aan de zwang en zwier huns tijds, dan hadden wij hen nooit gekend.
De wateren zijn woest, maar ons schip heeft zwaarder doorstaan. De gewesten der Lage Landen zijn door velen bezet geweest, maar nog steeds spreken wij nu Nederlands en geen Latijn, Frans of een andere Germaanse broedertaal. Laten wij onze aandacht blijven richten op het bekoorlijke en niet het belangarme. Ook als dat een moeizame, eindeloze trek door het drasland betekent.
Mogen we nog naast of na het Zaakwoordenboek nog ander goeds van je verwachten?
Het ZLL kan nog zoveel meer worden dan wat het nu is, maar feit blijft: het werk verdampt zodra de stroom uitvalt. Deze werkelijkheid houdt mij bezig sinds het zaakwoordenboek een jaar oud werd. Nou hoeft het ZLL niet te overleven, die woorden moeten wel worden gewaarborgd, op wat voor wijze dan ook. Het is schrikbarend hoe almaar talmatiger wij als westerse beschaving blijven werken terwijl er niets van over zal blijven. Het is immers hoogmoed om te denken dat wat wij hebben opgebouwd in dit tijdperk zal blijven staan, helemaal als het afhankelijk is van barnkracht.
Zodoende ben ik kort geleden begonnen met het schrijven eens boeks waar een heleboel van de ZLL-richtlijnen en -woorden in zullen voorkomen. Naast het ZLL en een voltijdse baan zal dit wel enige tijd duren, maar de zending is niet volbracht totdat er een lichamelijk werk bestaat om met handen vast te houden.
Hoe en waar kan men je werk volgen en kun je hulp gebruiken?
Het ZLL had van korte duur een aanwezigheid op X (Twitter), maar helaas heb ik niet de tijd om daar echt iets mee te ondernemen, dus dit is even met verlof en zal mogelijk in de toekomst terugkeren.
Naast uiteraard het Zaakwoordenboek zelf schrijf ik ook een onregelmatige nieuwsbrief die ik op mijn eigen webstede Righartswoord uitbreng, de Nieuwsbrief der Lage Landen genaamd. Hierin licht ik zowel leuke, zeldzame, bijzondere woorden uit als licht ik de belanghebbende in over voortgang betreffende het zaakwoordenboek. Denk aan bijvoorbeeld een nieuwe woordenlijst.
Hulp zal wel degelijk van grote waarde zijn, maar voor wie dit leest en denkt “ik wil (moet!) bijdragen aan dit onsterfelijk naslagwerk!”, weet dat ik het ontzettend zou waarderen, maar tegelijkertijd wees er ook a.u.b. op bedacht dat de kaders streng zijn en dat het ook geen wiki in algemene zin is, zoals de openbare Wikipedia’s. Lees de omschrijving van het zaakwoordenboek goed door en als dat niet afschrikt kunnen mensen mij altijd bereiken middels zaakwoordenboek[apenstaartje]pm.me, ook voor terugkoppelingen in het algemeen en zelfs voor het aanleveren van woorden, mocht iemand daar de moeite voor willen nemen. Hier zal ik nooit genoeg van kunnen krijgen.
Geachte heer Van Renswoude,
In het vraaggesprek wordt melding gemaakt van de niet meer bestaande Stichting Nederlands. Er wordt echter geen melding gemaakt van de nog wel bestaande Stichting Taalverdediging. Een van de activiteiten van ST is het uitbrengen van een nieuwsbrief per kwartaal. Volgens mij het vermelden waard.
De opvolger van de woordenlijst van Stichting Nederlands is de webstek Vindpunt.nl, met een uitgebreide lijst van Nederlandse vertalingen van Engelse woorden. Een zeer nuttige lijst! Ook dit had wel vermeld mogen worden.
mvg C. Heeres
Geachte heer Heeres,
Dank voor het wijzen. Ik heb schakels toegevoegd aan uw bericht, zodat mensen deze websteden meteen kunnen bereiken.
Wat een mooi initiatief! Bedankt voor deze woordenlijst.
Meneer Righart, hoe komt u aan het woord steenrat voor cavia?
Vriendelijke woorden, hartelijk dank.
Het is inmiddels even geleden, maar volgens mij kwam ik “steenrat” voor het eerst op het BTL vertaalwoordenboek tegen (https://www.bondtegenleenwoorden.nl/C.html).
Een zoekopdracht op het web laat ook Vlaamse bronnen zien, dus ik verwacht dat het een meer zuidelijk (streek)woord is.