Meer soals froeger

Een van de eigenaardigheden van het Nederlands is het schrijven van v- en z- waar de zustertalen f- en s- hebben. Onze taal heeft bijvoorbeeld zoeken en vinden, tegenover Fries sykje en fine, Noors søke en finne, Engels seek en find en Duits suchen en finden. Onze spelling volgt daarmee een klankverschuiving die zich in de Middeleeuwen in delen van de Lage Landen heeft voltrokken: toen de oorspronkelijke Germaanse klanken [f] en [s] aan het begin van veel woorden veranderden in [v] en [z]. Maar deze ontwikkeling is de laatste eeuw weer aan het omdraaien, waardoor het niet onredelijk zij om binnen afzienbare tijd, hoe gek het nu ook mag lijken, over te gaan op spellingen als soeken en finden.

De klanken [v] en [z] zijn stemhebbend, zoals dat heet, terwijl [f] en [s] stemloos zijn. Dat wil zeggen: bij de eersten trillen de stembanden wél in de uitspraak, bij de laatsten níét. Men noemt het onderscheid in dezen ook wel een van zacht en scherp.

In het Oudgermaans, de voorloper van het Nederlands, kwamen stemhebbende oftewel zachte medeklinkers niet voor aan het begin van een woord. In de Middeleeuwen, vermoedelijk in het zuidelijke deel van de Lage Landen, verschoof de uitspraak van de Germaanse [f] en [s] echter gestaag en stelselmatig naar [v] en [z], o.a. indien zij door een klinker werden gevolgd. Regelmatige uitzonderingen zijn bijvoorbeeld [sp] en [st], die niet verschoven naar [zp] en [zt], laat staan [zb] of [zd]. Zo werden Oudgermaans *fadēr en *sunuz langs Oudnederlands fadar en sunu en Middelnederlands vader en sone tot hedendaags Nederlands vader en zoon.

De oorzaak van deze verzachting is niet helemaal duidelijk en in sommige gevallen is zij zelfs uitgebleven, zoals bij fluisteren, fokken, sap en sukkel, alsook namen als Frederik en Swaantje, en leenwoorden als fluit, fijn, soep en soort.

Ten dele gebeurde dezelfde verzachting in het Duitse taalgebied: [s] werd [z], maar bleef met s- gespeld, terwijl [f] in [v] veranderde en vervolgens weer terug in [f] veranderde en nu zowel met f- als met v- wordt gespeld. De Duitse spelling van Vater (met [f] uitgesproken!) en Sohn (met [z] uitgesproken!) zij in onze ogen de wereld op haar kop.

In het Nederlandse taalgebied is nu ook sinds een eeuw een gedeeltelijke terugkeer naar de oorspronkelijke Germaanse uitspraak waar te nemen: ieder jaar gebruikt een steeds groter deel van de bevolking [f] en [s] waar de spelling nog v- en z- is, vooral bij veelgebruikte woorden en (vooralsnog) naar verhouding vaker [f] dan [s]. We horen bijvoorbeeld vier zwarte vogels zingen te schrijven, maar voor meer en meer mensen zou de spelling fier swarte fogels singen met hun uitspraak overeenstemmen.

Deze terugverschuiving is vooral gaande in de streken benoorden de Rijn. Al is het voor sommige gebieden, zoals het Saksische Drenthe en het van oorsprong Fries-Frankische Amsterdam en omgeving, de vraag in hoeverre de verzachting eigenlijk ooit is ingezet, áls ze is ingezet. In het aangrenzende Friese taalgebied is zij immers ook uitgebleven. In de streek tussen de Rijn en de Nederlands-Vlaamse grens is de verscherping ook duidelijk gaande, zij het in mindere mate. In Vlaanderen ten slotte is een spelling als vier zwarte vogels zingen voor de meesten nog wel volgens de uitspraak, maar ook daar is de verscherping geleidelijk op gang gekomen.

Zulke scherpe uitspraak zonder [v] en vooral [z] werd lange tijd nog wel eens als onbeschaafd aangevoeld, vermoedelijk doordat zij dan vooral werd gebezigd in minder invloedrijke streken en in kringen van lager aanzien. En dat terwijl zij in de meeste zustertalen de gewone is.

Mocht deze terugverschuiving doorzetten, en daar duidt jaren durend onderzoek op, dan zij een spellingswijziging onvermijdelijk en rest de vraag hoe wij dit straks doen. Ruilen wij de spelling met v- en z- van de ene op de andere dag in voor een met f- en s-? Of veroorloven wij ons tijdelijk beide spellingen, op het gevaar van verwarring af, om uiteindelijk alsnog de oude spelling met v- en z- af te schaffen?

Of kunnen wij sulks beter anders oplossen? Sijn er mensen die sulke feranderingen folstrekt niet sien sitten?

Noot
Bovenstaand stuk is ook in het Fries beschikbaar.
Verwijzingen

Hermans, B. & M. van Oostendorp, “Een oude kwestie in nieuw licht; het contrast tussen stemloze en stemhebbende fricatieven” (2011)

Kissine, M., H. van de Velde & R. van Hout, “An acoustic study of standard Dutch /v/, /f/, /z/ and /s/” (2003)

Kissine, M., H. van de Velde & R. van Hout, “Acoustic Contributions to Sociolinguistics: Devoicing of /v/ and /z/ in Dutch” (2005)

Schönfeld, M., Historische Grammatica van het Nederlands, 8e druk (Zutphen, 1970)

Taeldeman, J., “Verscherping van fricatieven in de Nederlandse dialecten” (2006)

Velde, H. van de, M. Gerritsen & R. van Hout, “De verstemlozing van de fricatieven in het Standaard-Nederlands. Een onderzoek naar taalverandering in de periode 1935-1993” (1995)

Velde, H. van de & R. van Hout, “The Devoicing of Fricatives in a Reading Task” (2001)

32 gedachtes over “Meer soals froeger

  1. “Sijn er mensen die sulke feranderingen folstrekt niet sien sitten?”
    Ja, zeer zeker! Ik vind het maar niks al die effen en essen.

      1. Dat zij niet noodzakelijk het geval, getuige dat we ook nog steeds niet Russis, makkelek, fijteg en zeejen schrijven. Overigens vraag ik me af of die verschuiving inderdaad zo algemeen is; meer bepaald voltrekt die zich daadwerkelijk in Vlaanderen en Suriname?

      2. Langzaam maar zeker! Uit het stuk waar ik hierboven naar verwijs, “De verstemlozing van de fricatieven in het Standaard-Nederlands. Een onderzoek naar taalverandering in de periode 1935-1993” (1995), van H. van de Velde, M. Gerritsen & R. van Hout:

        “Hypothese 2, tussen 1935 en 1993 is er geen verstemlozing van stemhebbende fricatieven in Vlaanderen, wordt door onze onderzoeksresultaten tegengesproken. De tendens tot verstemlozing is er weliswaar veel minder sterk dan in Nederland, maar ook in Vlaanderen lijkt verstemlozing van (v) en (z) lichtjes in te zetten.”

      3. Heeft die herverscherping zich overigens voorgedaan in het Afrikaans, of stammen diens s’en f’en rechtstreeks uit de mondaarden van de eerste inwijkelingen?

        Ik vind die verschuiving nog steeds vreemd, te meer omdat s- en f’en meer moeite lijken te vergen dan die zachte z- en v’en, en dus de uitspraak eerder bemoeilijken dan vergemakkelijken.

      4. Verbetering: er is geen behoud of verschuiving naar een f in het Afrikaans. Men gebruikt wel een s waar wij een z plegen te gebruiken.

  2. Op zich heb ik er geen moeite mee dat de spelling verandert, maar het moet voor de taalgebruiker wel overzichtelijk blijven of het misschien worden. Schrijven zoals je spreekt, zal wellicht nooit lukken. Maar als iedereen in het hele taalgebied “sulke feranderingen” zegt, kan men overwegen om dat ook zo te gaan schrijven. Toch zegt iedereen vandaag al lang “het sal” en overweegt niemand om dat zo te schrijven. Toegegeven, velen zeggen nog steeds “zal het” maar alles bij elkaar hoor je vaker “sal” dan “zal”. Bovendien is er ook zoiets als “het woordbeeld”. Daarom heeft men b.v. nooit “sitroen” ingevoerd al had dat voor velen gekund.

    1. Zinsneden als het zal zijn wat dat betreft wel bijzonder, omdat verzachting van de oorspronkelijke [s] daar waarschijnlijk nooit is gebeurd, door de invloed van de onmiddellijk voorafgaande [t].

      Ik ben het ermee eens dat het woordbeeld niet onbelangrijk is. Vertrouwdheid geeft rust; spellingswijzigingen vergen meer inspanning tijdens het lezen en schrijven.

      Het niet of nauwelijks wijzigen van de spelling van leenwoorden is overigens opmerkelijk. In het Fries en het Noors gebeurt dat aanpassen veel meer. Het is bijna alsof de Nederlandse spraakgemeenschap meent dat zulk geleend goed niet is ingelijfd maar daadwerkelijk is geleend en uiteindelijk weer teruggegeven zal worden, zodat tussentijdse spellingswijzigingen onnodig worden geacht.

  3. Vraagje: ik begrijp niet waarom je soms ‘is’, soms ‘zij’ schrijft. Ik snap wel dat dat aantonende resp. aanvoegende wijs is, maar welke overweging ten grondslag ligt aan je keuze voor de ene of andere vorm, kan ik uit je teksten niet afleiden. Een woord ter verklaring, wellicht?

    1. Ha, over de aanvoegende wijs was ik nog van zins te schrijven.

      Ik pleeg haar te gebruiken bij o.a. wens, twijfel, mogelijkheid, mening en oordeel – in dit stuk vooral die laatste drie – in tegenstelling tot iets dat vaststaat, gebeurd is of volstrekt gewis.

  4. Ik moet zeggen dat ik de zachtere en kalmere klank van de ‘v’ wel verkies boven de minder eerbiedwaardige ‘f’. Niet voor niets beginnen enkele van de meest gebruikte scheldwoorden met een ‘f’ of ‘s’ (en niet met een ‘v’ of ‘z’), al komen die wel uit het Engels. Ook zijn er taalminnende schrijvers geweest die de ‘v’ tot meest welluidende letter van de taal uitriepen.

    Nu kan conservatieve spelling een uitspraakverandering uiteraard niet tegenhouden, maar om zulke redenen, en omdat mijn krant anders zal klinken alsof zij door een rasechte Amsterdammer wordt voorgelezen, zou ik graag de ‘v’ en de ‘z’ nog even behouden.

    1. Wanneer [v] en [z] tussen klinkers verschijnen, ben ik het met je eens en vind ik hen meestal welluidend. Zo vind ik haven en ijzer mooie woorden. Maar aan het begin van een woord is het anders voor mijn gevoel: [z] vind ik daar hoe dan ook niet mooi (de letter z zelf evenmin) en bij [v] is het me te duidelijk dat hij uit een een heerlijk flijmscherpe [f] is ontstaan. Gek genoeg: als deze [v] uit een [w] was ontstaan, zoals in het Frans, of zelfs een [b], dan zou het voor mij anders zijn.

      De gedachte aan plat Amsterdams hangt als een spook boven dit onderwerp. Ik ben (vermoedelijk zoals menig ander) geen liefhebber van deze streektaal, maar dat ligt wat mij betreft vooral aan de uitspraak van diens klinkers en niet aan diens [f] en [s], die ook in onze zustertalen de boventoon voeren, mij stellig niet storen en ons aan de voorloper van het Nederlands herinneren. Ze doen me ook aan het Sindarijn denken, terwijl een spelling met v- en z- mij meer voorkomt als een onzalig mengsel van Zwarte Taal, Dwergs en Quenya.

  5. “In het Nederlandse taalgebied is nu ook sinds een eeuw een gedeeltelijke terugkeer naar de oorspronkelijke Germaanse uitspraak waar te nemen: ieder jaar gebruikt een steeds groter deel van de bevolking [f] en [s] waar de spelling nog v- en z- is, vooral bij veelgebruikte woorden en (vooralsnog) naar verhouding vaker [f] dan [s].”

    Ben benieuwd waar die nogal boude bewering, waar het hele stuk eigenlijk om draait, op gebaseerd is. Daarvoor moet jaarlijks uitspraakonderzoek plaatsvinden in het hele Nederlands taalgebied. Waarbij die verschuiving dan ook nog elk jaar in alle windstreken moet blijken.
    Mijn indruk als leek (zonder enig onderzoek daaraan voorafgaand) is dat het veeleer zo is dat spreektaal met een regionaal accent – zoals de stemloze uitspraak van de z door mensen uit het Amsterdamse en de Zaanstreek – steeds makkelijker doordringt in sociale omgevingen waar van oudsher beschaafd taalgebruik met dito uitspraak werd verlangd. Met als gevolg dat sprekers op bv de landelijke radio en tv meer en meer geneigd zijn gewoon te spreken ‘zoals het vogeltje gebekt is’.

    Op de suggestie van een spellingwijziging ga ik verder maar niet in aangezien die – gezien de zienswijze hiervoor al gegeven – uit de lucht gegrepen is, wat mij betreft.

    1. Onderaan mijn schrijfsel staan verwijzingen naar twee stukken die uitvoerig deze klankverschuiving waarnemen en bespreken, te weten “De verstemlozing van de fricatieven in het Standaard-Nederlands. Een onderzoek naar taalverandering in de periode 1935-1993” van Van de Velde, Gerritsen en Van Hout uit 1995 en “Verscherping van fricatieven in de Nederlandse dialecten” van Taeldeman uit 2006. Er is meer. Een ander stuk is bijvoorbeeld “An acoustic study of standard Dutch /v/, /f/, /z/ and /s/” van Kissine, Van de Velde en Van Hout uit 2003.

      Mocht er nieuwer onderzoek zijn dat staking van deze verscherping (of zelfs herverzachting) vaststelt dan hoor ik dat graag; ik ben het zelf niet tegengekomen.

      (De andere twee stukken in mijn verwijzingen zijn belangwekkend voor wie nog verder wil lezen.)

      1. Dat die verandering zich ook in het Belgisch-Nederlands zou voltrekken, verrast me. Ik heb die zelf nog niet opgemerkt.

        Ik vind die verschuiving overigens niet meteen de meest welluidende. In andere talen klinken die f’en en s’en wel, in het geheel van de klanken die hun eigen zijn. In het Nederlands klankgeheel lijken die daarentegen te krassen en te schuren.

      2. Ik zit iedere dag zo met m’n neus in de oude, Germaanse talen vol f en s dat de v en z van het hedendaagse Nederlands me juist vreemd voor beginnen te komen. Als dan ook nog eens de (her)verscherping al een tijdje gaande is, dan vind ik dat juist best leuk. Het ligt er ook helemaal aan hoe de rest van de uitspraak is. Ik denk dat er vrij sierlijk te spreken valt met scherpe wrijfklanken.

        Je andere opmerking heb ik zojuist hierboven beantwoord.

  6. De Saandammers sien de son al jááre de see in sakke.

    Persoonlijk vind ik het een heerlijk accent. Zo ook de meeste Noord-Hollandse en West-Friese accenten, voor zover die nog gesproken worden.

    1. Zowel in de reactie van de heer van Renswoude als in uw reactie lees ik persoonlijke bevindingen. Jawel, iedereen heeft die en ik ontsnap daar niet aan. Maar dat is vanzelfsprekend te subjectief en zou ons te ver leiden. Dat ik “persoonlijk” de v en de z aan het begin van een woord wél mooi vind, doet hier dus niets ter zake. Dat ik net als u mijnheer Darinck gek ben op bepaalde accenten staat buiten kijf, maar wekt niemands interesse op en zal nog véél minder ooit bepalend kunnen zijn voor datgene waar het om ging: een regel zoeken en vinden indien de verstemlozing zich zou doorzetten.

      1. Wel, ik ben geen linguïst en heb mij pas recentelijk in de wereld van de taalkunde ondergedompeld. Misschien daarom dat mijn enthousiasme de overhand nam toen ik dit besproken fenomeen herkende uit de dagelijkse praktijk.

        Of er in de nabije toekomst taalkundige aanpassingen zullen komen van deze aard betwijfel ik. Misschien in de toekomst, al vermoed ik dat dit niet zonder slag of stoot zal gebeuren.

    2. Och, wij besteden op Taaldacht geregeld aandacht aan welluidendheid, dus bij een stuk over Nederlandse klanken en hoe zij verschuiven is er mijns inziens genoeg reden en ruimte voor lezers om hun smaak te onthullen, of het nu de hoofdvraag raakt of niet.

  7. In mijn droom zag ik een Cirkel van Selder en Zurkel. Waarom nou Cirkel, Selder en Zurkel en niet, netjes gelijk, Sirkel, Selder en Surkel? Ja, waarom? Meestal zal daar – althans wat de schrijfwijze betreft – wel een woordwortelwetenschappelijke verklaring voor te geven zijn maar soms ook niet. Het hart en de ziel van elke taal is haar specifiek en van andere talen onderscheiden klank(systeem) hoewel daar – in elke taal en binnen zekere grenzen – naargelang plaats en tijd veel rek op zit en variaties en varianten rijkelijk bloeien en weelderig groeien, in de uitspraak van klinkers, medeklinkers en de combinaties ervan, evenwel zonder dat de betekenis(context) van het verklankte woord ten gronde wijzigt. Dit kan de mate van onderlinge ‘verstaanbaarheid’ wel enigszins bemoeilijken maar zolang er niet fundamenteel geraakt wordt aan het taal specifieke systeem van klemtoonlegging is dat niet zo kwalijk en is dit soort klankvariatie eerder een culturele rijkdom dan armoede. “Z”urkel of “s”urkel, “s”elder of “z”elder, “s”irkel of “z”irkel, hoe maakt communicatief duidend geen fluit verschil…..zolang de klemtoon maar op de voorlaatste lettergreep blijft. Een volledig en sluitend uniform gestandaardiseerde uitspraakregeling is daarom uit den boze, niet haalbaar en eigenlijk gewoon onmogelijk. Hoe de (verschillend) verklankte maar in betekenis gelijke woorden in schrift worden weergegeven is een heel andere zaak en heel andere koek. Eén ding is alvast fundamenteel: er kan voor elk woord maar één en slechts één juiste schrijfwijze zijn die voor elke schrijver in de door hem gebezigde taal moet gelden. Zo niet, zou schriftelijke communicatie niet of toch zeer weinig zinvol zijn. In elke taal bestaan daar schrijf(teken) grondregels voor die rechtstreeks afgeleid zijn van het taal specifieke klanksysteem maar heel wat woorden wijken daar ook van af, hoewel in de ene taal al méér dan in de andere, onder meer afhankelijk van de ontvankelijkheid of zelfs gulzigheid voor het ‘lenen’ van woorden uit andere talen en dus andere taalklanksystemen. Een door de overheid erkende Taal Autoriteit zou daar zorgvuldig en bedachtzaam moeten mee bezig zijn en de gemeenschappelijke schrijfnorm vaststellen, bewaken en desgevallend aanpassen. Helaas, driewerf helaas voor onze NTU – annex ‘Dikke Van Dale’ die lijdzaam toekijkt en zelfs niet aan een (passende) vaststelling toekomt, in schrille tegenstelling tot de effectief werkzame én alom gewaardeerde taal academies van de Spaanstalige en Franstalige wereldgemeenschap. Hoe dan ook doorkruist of dwarsboomt ‘leengulzigheid’ het taaleigen schrijfsysteem en bemoeilijkt het vooral het ‘aanleren’ /’memoriseren’ ervan wat uiteindelijk van ‘spellingsmoeheid’, over ‘spellingsanarchie’ kan leiden tot ‘spellingsrebellie’, wat onbetwistbaar en zeker al het geval is in ‘De Lage Landen’ maar ook in het broederland Duitsland waar het – weliswaar afzonderlijke – “Fremdwörterbuch” stilaan even dik wordt als het taaleigen “Deutsches Wörterbuch”. Na, nicht ganz recht doch unsere Rechtschreibung, sollte ich sagen….

    1. Met permissie mijnheer Van Hecke, maar taal heeft de bedoeling te communiceren en communicatie loopt mank als je vier keer een zin opnieuw moet lezen om hem te begrijpen.

      1. Geachte,
        Ik kan U wel ergens begrijpen maar ik hoop dat U ook begrijpt dat ik niet veel anders kan dan schrijven zoals ik denk. Ik ben in de eerste plaats een ‘denker’, geen leraar maar ook geen leerling, geen communicatiedeskundige, politieker, marktkramer of verkoper. Het onderwerp is natuurlijk ook niet direct ‘dagelijkse klap’ te noemen en ik besef ook wel dat vrij specifieke termen en onderwerpen uit de taalwetenschap en de fonetiek niet voor iedereen vanzelfsprekend zijn. Toegegeven, de door mij gebrouwde Nederlandse zinnen zijn naar de hedendaagse smaak veler moderne lieden allicht wat lang en vrij complex in hun samenstelling en samenhang en daardoor niet altijd een kant-en-klare hedendaagse hap, na één of zelfs minder dan één lezing. Ook de (economische!) bezorgdheid om in één zin een maximum aan standpunten te bundelen kan de directe verstaanbaarheid wat in de weg staan. Zonder aan inhoud en impact in te boeten is daar maar één oplossing voor en dat is heel veel korte zinnen na elkaar plaatsen wat het geheel uiteraard alleen maar langer maar misschien ook wel iets ‘sneller’ vatbaar maakt. In elk geval ben ik niet zinnens om in te leveren op de inhoud en de impact van mijn geschrijf. Voor het overige heeft het ook wat te zien met mijn oer-klassieke ‘Latijnse’ (mis?)vorming en mijn bewondering voor de teksten van de redenaars en de filosofen uit de klassieke Oudheid die men – geloof mij – soms wel 10 keer dient te lezen om ze inhoudelijk goed te laten doordringen. Héél slechte communiceerders dus, die Latijnse klassieken, als ik U in uw visie zou volgen. In elk geval volg ik – bijna op de voet – de hedendaagse ontwikkelingen in het (schriftelijk) communicatief gebruik van onze taal, inzonderheid in de hedendaagse (elektronische) media. Voor zover men dat nog Nederlands kan noemen, zijn die zinnetjes inderdaad veelal héél kort en helder, zo kort en doorzichtig soms dat men ze zelfs niet meer moet lezen om ze te begrijpen, als U begrijpt wat ik bedoel. De moderne leer en lering van de communicatief kortst mogelijke zin eindigt in de praktijk al snel in een communicatieve kortsluiting. Daarom alleen al – en vooral in het belang van de ontvanger van de schriftelijke boodschap – geef ik meestal de voorkeur aan ‘lang’ tot zeer ‘lang’. Wie denke dat ie geen tijd zou hebben om te lezen of te herlezen, leze beter niet, die kan zich beter tijdbesparend beperken tot alleen maar ‘kijken’. Eén keer ‘kijken’ volstaat om alles in één keer te ‘begrijpen’ wat essentieel moet ‘begrepen’ worden, althans volgens stelling 1 uit het grote handboek van de reclame- en verkoopkunsten, in hedendaags communicatief ‘Nederlands’ als “Sales Management” benoemd. U zal het allicht met mij wel eens kunnen zijn dat ‘(na)denkers’ daar absoluut geen boodschap aan hebben? Ter afsluiting weze het mij geoorloofd te mogen stellen dat het vatten van de inhoud van een geschrift hoe dan ook belangrijker of interessanter is of toch kan zijn dan de tijd die men benut om het te (her)lezen? Een daaropvolgende inhoudelijke gedachtewisseling zou natuurlijk het allerbelangrijkste én het meest interessantste zijn, zou zijn….zeg ik wel.

      2. Wel mijnheer Van Hecke, het doet me plezier dat u de moeite genomen hebt om te antwoorden. Ik ben nog opgevoed in een tijd dat beleefdheid belangrijk was en zal dus niet nalaten om u een antwoord terug te bezorgen.
        Ik kan u verzekeren dat ik geen moeite heb met lange zinnen (ook ik heb een klassieke opleiding genoten)! En ik ben het roerend met u eens dat de inhoud kan inboeten als je te hard aan de vorm gaat schaven. Maar toch zou ik het jammer voor u vinden als mensen het lezen zouden staken vanwege de te zware zinnen. Als u dan toch echt een boodschap over wilt brengen dan denk ik dat u enkele concessies moet doen om uw lezer tegemoet te komen: het zou immers jammer zijn dat een inhoudelijk knap betoog niet wordt gelezen vanwege z’n onleesbaarheid.
        Een randopmerking: uw repliek was een pàk duidelijker leesbaar dan het stuk waar ik me amper door kon wurmen.

  8. Tige tank!
    We hebben mogelijk een foutje gevonden: moet het eerste voorkomen van ‘klinkers’ in de derde alinea niet ‘medeklinkers’ zijn?

  9. Het gaat er niet om hoe u dit als individu ervaart, mijnheer de Vries (mijn subjectieve ik vindt b.v. “s” scherper dan “z” doch dat doet niets ter zake), maar over de correcte benaming: medeklinkers worden nu eenmaal stemhebbend genoemd als je er je stembanden voor gebruikt. Bij de medeklinkers uit ’t kopschip doe je dat niet, bij alle andere wel.

  10. Zo zal VVD veranderd worden in FFD, Folkspartij Foor Frijheid en Democratie en PVV wordt PFF Partij foor de frijheid.En PvdA wordt PfdA Partij fan de Arbeid.

    En zullen we de ð en de þ ook maar weer invoeren? En op leenwoorden uit het Latijn en Grieks gaan we op de medeklinkers de Germaanse Klankverschuiving toepassen om zo deze woorden inheems te maken.

Geef een reactie op hugohooijkaas Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.