Germaanse noemkunst

Rijk was de noemkunst, groot de namenschat, van onze Germaanse voorouders. Zij schiepen namen uit eigen taal, veelal in een krijgshaftige geest en volgens een gebruik dat in hun dagen al duizenden jaren oud was. Hoewel die tijd nu voorbij is en een groot deel van deze namen in vergetelheid is geraakt, ingeruild voor van alles en nog wat, schuilen er nog vele in de afstammingsnamen die als achternamen versteend zijn.

In IJsland is de oude Germaanse naamgeving het langst in vol gebruik gebleven. In de Lage Landen gaat die eer naar de Friezen. Het is vandaar dat veel Germaanse namen nu als “Fries” te boek staan, ook wanneer ze niet noodzakelijk Fries van klank zijn. Het zijn doorgaans namen die ooit in enige hoedanigheid in een veel groter gebied in gebruik waren.

Soorten namen

Bij Germaanse namen gaat het in de meeste gevallen om tweestammige namen, zoals Arnoud, Boudewijn, Frederik, Godelieve, Hadewijg en Machteld. Dit zijn inmiddels oude, vaak verbasterde en dus ondoorzichtige samenstellingen van zogenaamde naamstammen, oftewel woorden die ooit geschikt zijn bevonden om namen mee te maken. Veel van deze woorden zijn los niet meer in gebruik in onze taal. Vaak waren ze destijds al beperkt tot de dichterlijke taal en juist vandaar geliefd. Frederik bijvoorbeeld is een verbasterde samenstelling van vrede, in de oude betekenis ‘vriendschap’, en het vergeten woord rijk, dat ‘koning’ betekent.

De meeste naamstammen zijn gebonden aan geslacht wanneer ze het tweede lid zijn. Zo was bijvoorbeeld brand ‘vlam, zwaard’ een mannelijk woord en is iedere naam die erop eindigt altijd mannelijk. Daarentegen was hild ‘strijd’ vrouwelijk en eindigen alleen vrouwelijke namen erop. Sommige naamstammen hadden een mannelijke en vrouwelijke vorm. Verder werd rijm binnen een naam vermeden, ook stafrijm, en moest het tweede lid in beginsel met een medeklinker beginnen.

Bij het maken en geven van tweestammige namen was er vaak sprake van stafrijm met de namen van ouders of werden er zelfs hele naamstammen herhaald, zodat bijvoorbeeld het echtpaar Arnolf en Reinhild kon besluiten om hun kinderen Arnoud, Arnhild, Reinoud en Hildolf te noemen. Zo konden na verloop van tijd echter wel vrij betekenisloze samenstellingen ontstaan, in tegenstelling tot de namen van weleer die een duidelijke betekenis hadden.

Naast deze tweestammige namen vinden we de zeldzamere eenstammige namen, zoals Ernst, Lieve, Linde en Wolf, en de hiervan moeilijk te onderscheiden koosvormen van tweestammige namen, oftewel verkortingen, zoals Rein of Reine bij Reinoud. Deze koosvormen zijn zelf ook al heel lang gangbaar en kunnen vaak een verder vereenvoudigde klank hebben, zoals Fokke naast Folke bij namen die met Folk- beginnen. Vele zijn vervolgens weer verlengd met een verkleinend of vleiend achtervoegsel, zoals Reinte bij Rein.

Ten slotte zijn er nog de vele brabbelnamen die zijn ontstaan in de taal van kinderen, zoals Dade, Nane en Tate. Dit zijn vaak sterk vereenvoudigde (koos)vormen van oude volwaardige namen –al laat het zich raden welke dat waren– maar zouden ook eerste woordjes geweest kunnen zijn, in dit geval da-da, na-na en ta-ta, die ooit als namen zijn opgenomen en doorgegeven. Vergelijk hoe pa-pa en ma-ma op vele plekken ter wereld als benaming voor vader en moeder zijn gaan gelden. Brabbelnamen komen in tal van vormen voor en vele zijn inmiddels, na het verdoffen van de oude uitgangen -o en -a tot een stomme -e, gelijk voor beide geslachten.

Deze lijst

Voor de hier beschikbare lijst is een greep gedaan uit de Germaanse namen zoals ze voorkwamen in de Lage Landen en omstreken ongeveer in de tijd van Karel de Grote, in de achtste eeuw, toen ze nog door de meeste mensen werden begrepen. (Lees hier over de uitspraak.) Sommige namen zullen al vroeg beperkt zijn geweest tot een enkele streek of juist daar ontstaan zijn. Andere namen waren wijdverbreid omdat ze ooit gedragen werden door vorsten en helden uit verhalen uit de wijdere Germaanse wereld.

Hoe de tweestammige namen opgevat moeten worden is aan de lezer zelf, al is enig dichterlijk gevoel nodig, aangezien ze uiteindelijk aan de dichterlijke taal zijn ontsproten. Sommige zijn moeilijk te duiden, omdat deze zoals gezegd louter ontstaan zijn als herverdeling van ouderlijke naamstammen. En de naamstammen zelf kunnen ook overdrachtelijk gelezen worden. Een krijger was bijvoorbeeld als een wolf, dus ook andersom.

Bij veel namen zijn tevens de evenknieën in (oude) zustertalen gegeven. Hierbij hebben Oudengelse vormen de voorkeur waar mogelijk, omdat ze inzicht geven in de gemeenschappelijke geschiedenis en kunnen tonen dat de meeste namen, zeker ook brabbelnamen, al heel vroeg wijdverbreid waren. Het Oudengels is immers zo’n anderhalf duizend jaar geleden van de andere Westgermaanse talen afgesplitst.

Vrouwelijke namen

Ten slotte mag het duidelijk zijn dat er veel meer mannelijke dan vrouwelijke namen zijn gegeven. Er zijn nu eenmaal minder vrouwelijke namen overgeleverd en het lijkt erop dat er hoe dan ook minder verschillende bestonden. Tot overmaat van ramp stierven ze sneller uit, mogelijk mede als gevolg van de gewoonte om dochters een verkleinde of vrouwelijke vorm van de vaderlijke naam te geven, zoals Hendrikje naast Hendrik of Gerarda naast Gerard.

Naar de lijst.

Verwijzingen

Beekes, R., Etymological Dictionary of Greek (Leiden, 2010)

Berkel, G. van & K. Samplonius, Nederlandse plaatsnamen, 3e herziene druk (Utrecht, 2006)

Bosworth, J. & T.N. Toller, An Anglo-Saxon Dictionary (Oxford, 1989)

Derksen, R., Etymological Dictionary of the Slavic Inherited Lexicon (Leiden, 2008)

Derksen, R., Etymological Dictionary of the Baltic Inherited Lexicon (Leiden, 2015)

Ebeling, R.A., Voor- en familienamen in Nederland (Noordbroek, 1993)

Förstemann, E., Altdeutsches namenbuch (Bonn, 1900)

Green, D.H., Language and History in the Early Germanic World (Cambridge, 2002)

Halbertsma, H., Frieslands oudheid (Utrecht, 2000)

Heyne, M., Altniederdeutsche Eigennamen aus dem neunten bis dem elften Jahrhundert (Halle, 1867)

INL, Middelnederlandsch Woordenboek (webuitgave)

INL, Vroegmiddelnederlands Woordenboek (webuitgave)

INL, Oudnederlands Woordenboek (webuitgave)

INL, Woordenboek der Nederlandsche Taal (webuitgave)

INL, Woordenboek der Friese taal (webuitgave)

Kroonen, G., Etymological Dictionary of Proto-Germanic (Leiden, 2013)

Lehmann, W.P., A Gothic Etymological Dictionary (Leiden, 1986)

Matasović, R., Etymological Dictionary of Proto-Celtic (Leiden, 2009)

Mayrhofer, M., Etymologisches Wörterbuch des Altindoarischen, I-III (Heidelberg 1992-2001)

Müller, G., Studien zu den theriophoren Personennamen der Germanen (Keulen, 1970)

Nieuwenhuijsen, K., Namen in de Lagen Landen voor 1150 (webuitgave)

Orel, V., A Handbook of Germanic Etymology (Leiden, 2003)

Philippa, M., e.a., Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (webuitgave)

Quak, A. & J.M. van der Horst, Inleiding Oudnederlands (Leuven, 2002)

Ringe, D., From Proto-Indo-European to Proto-Germanic (Oxford, 2006)

Ringe, D. & A. Taylor, The Development of Old English (Oxford, 2014)

Rix, H., Lexikon der indogermanischen Verben, 2. Auflage (Wiesbaden, 2001)

Schaar, J. van der (bewerkt door D. Gerritzen), Prisma Voornamen (Utrecht, 2002)

Schönfeld, M., Historische Grammatica van het Nederlands, 8e druk (Zutphen, 1970)

Schramm, G., Namenschatz und Dichtersprache: Studien zu den zweigliedrigen Personennamen der Germanen (Göttingen, 1957)

Schramm, G., Zweigliedrige Personennamen der Germanen (Göttingen, 2013)

Searle, W.G., Onomasticon Anglo-Saxonicum (Cambridge, 1897)

Simek, R., Lexikon der germanischen Mythologie, 3. Auflage (Stuttgart, 2006)

Stark, F., Die Kosenamen der Germanen (Wenen, 1868)

Vaan, M. de, Etymological Dictionary of Latin and the other Italic Languages (Leiden, 2008)

Vermeyden, P. & A. Quak, Van Ægir tot Ymir (Nijmegen, 2000)

Vries, Jan de, Altnordisches etymologisches Wörterbuch (Leiden, 1962)

Weijnen, A.A., Etymologisch dialectwoordenboek, 2e druk (’s Gravenhage, 2003)

West, M.L., Indo-European Poetry and Myth (Oxford, 2007)

Winkler, J., Friesche Naamlijst (Leeuwarden, 1898)