De tijd was daar, hun tocht begon
naar landen lonkend. Lang ware duur
tot stand op grond. Sterk was de kiel,
grauw de hemel, grim de mannen.
Zeilen waren gehesen, handen bezig;
de wolf der baren boorde sporen
door woest water. Het wijde blauw,
ruim onder reizen, roerde woedend.
Wind over dek drenkte vaarlui,
korf kimmedrang in koude hoofden.
Torenend en tuimelend toog de hoogmast
in zilte zang door zeeën lang.
Mooi! Vooral de laatste alinea vind ik erg sterk, en het rijm doet er niets aan af. Ik merk dat met name het A-ritme (in Tolkiens analyse: _u_u) veel aan het effect bijdraagt.
Sowieso heb ik het altijd spijtig gevonden dat stafrijm in het Nederlands zo snel is vervangen door Romaanse versvormen en ook daarna zo weinig gebruikt is. In een taal die leunt op woorden met beginklemtoon en krachtige medeklinkers (i.p.v. melodieuze klinkers) komt alliteratie over het algemeen veel natuurlijker dan eindrijm.
Dank! Ja, het is een uitdaging om naast de beginrijm ook eindrijm (en ook klinkerrijm) te verwerken in zo’n gedicht. Ik verkies overigens het Db-ritme (//U\), zoals in “korf kimmedrang”. Dat type is voor mijn gevoel ook het moeilijkst te bereiken in het Nederlands.
Overigens besef ik dat dit gedicht abrupt eindigt. Misschien dat ik het nog verleng.
Het is spijtig inderdaad, dat stafrijm zo weinig is gebruikt de afgelopen eeuwen, maar ik heb goede hoop dat we een traditie kunnen laten (her)leven.