De Engelsman J. A. Russell schreef in 1939 een bijzonder lezenswaardige en geenszins gedateerde verhandeling over de Nederlandse dichtkunst, getiteld Dutch Poetry and English. Voor iemand die onze letteren met liefde en aandacht beziet, een zeldzaamheid onder Britse critici, maakt hij wel een aantal verbluffend verwoestend opmerkingen over het Nederlands. Op de eerste pagina is het meteen raak:
Dutch is definitely a literature of fluctuating inspirations and minor realizations, in no sense greater than the language (about the uncouthness and terrors of which people on this side of the North Sea seem to be altogether of one mind).
De Nederlandse literatuur kenmerkt zich bovenal door onbestendige inspiratie en beperkte prestaties. Zij stijgt nauwelijke uit boven een taal die ons, aan de overzijde van de Noord-Zee, voorkomt als een onbeschaafde, afschrikwekkende gruwel.
Een dergelijk vernietigend oordeel lijkt de opmaat tot een meedogenloze aanval op onze dichters – maar schijn bedriegt. Russell blijkt een uitstekend criticus, die oog heeft voor zowel de krachten als de zwakheden van dichters van Vondel tot Kloos.
Zijn soms ontnuchterend scherpe oordeel over schrijvers als Vondel en Hooft berust niet op rancune, maar op verheven opvattingen over het belang en de potentie van de dichtkunst – opvattingen ontleend aan de rijke traditie van de Britse literatuur. Zo wordt de flikkerende ster van Vondel overschaduwd door de schittering van zonnen als Shakespeare en Milton, en vallen voorzichtige Nederlandse Romantici in het niet tegen de achtergrond van reuzen als Wordsworth en Shelley. Dutch Poetry and the English is een meedogenloze maar eerlijke en scherpe kritiek van de Nederlandse literatuur tegen het licht van Britse schrijvers.
Russell durft vragen te stellen die, zeker nu de meeste Nedelandse literatuurliefhebbers het Engels machtig zijn, ook voor ons relevant zijn: waarom zouden we Vondels betrekkelijk tamme Lucifer verkiezen als de genadeloze duivel van Miltons Paradise Lost ons verlokt? Of Gorters Mei lezen als we kunnen drinken van de verhevener extase die Shelley uitgiet in Prometheus Unbound? Dit zijn geen gemakkelijke vragen voor wie onze taal en literatuur liefheeft, maar ze dienen wel gesteld te worden – al is het maar om te voorkomen dat we door een al te nauwe, nationalistische blik onze dichters begraven onder valse lof.
Gelukkig eindigt Russell zijn studie op een hoopvolle noot. Als ondertitel gaf hij zijn boek A Study in the Romantic Revival mee: de oudere Nederlandse dichtkunst beschouwt hij als een weinig bevredigend voorspel voor de opkomst van de Tachtigers eind negentiende eeuw – die voor het eerst in ons land een even doorleefde als krachtige snaar aansloegen. Gorter, Verwey en Kloos, die de schrijver persoonlijk kende, prijst hij uitvoerig, ook al putten ze hun inspiratie nadrukkelijk uit de diepe bron van de Engelse Romantiek (in dit licht is het wel betreurenswaardig dat Russell geen ruimte heeft voor latere dichters als Roland Holst, Marsman en Slauerhoff):
The ‘Nieuwe-Gids-Beweging’ took over the traditions best fitted to inspire a new national Muse, and thus added a wealth of passionate thinking about life, about nature, about love, and about beauty.
De Nieuwe-Gids-Beweging nam die tradities over die het meest geschikt waren voor het scheppen van een nieuwe nationale Muse. Zij gaf ons een rijkdom aan bevlogen gedachten over het leven, over de natuur, over liefde, en over schoonheid.
tja, het is niet de eerste keer dat we een veeg uit de pan krijgen van die Engelsen (Tolkien :Nederlands is geen lieve taal),(dan een Engels
ontwerpblad Wallpaper : het Zuid Afrikaans is één van de lelijkste talen in de wereld) en nu dit.Voor mij is dit gewoon lachwekkend.
Een Engelsman, hoe lief hij ook weze,kent geen LETTER Frans, Duits en laat staan Nederlands.Iets wat vreemd is klinkt ALTIJD lelijk, tot je
je erin verdiept.Dit zijn erg oppervlakkige uitspraken. Door hun afzondering op hun ouw weten ze maar weinig van het vasteland.Spijtig voor de Engelsen, maar volgens mij teren ze nog te veel op vergane roem.
Twintig jaar geleden ontving ik ooit een brief vanuit Londen, aan mij gericht in Antwerpen.Ik las :Naam,aanschrift, ANTWERP :THE NETHERLANDS.
Nu goed, van mij mag Vlaanderen bij Nederland, geen probleem, maar die
overlanders weten NIETS.Het Nederlands is een mooie rarde en daar ben ik beretrots op.Wij moeten in geen enkel opzicht onderdoen voor het Frans of het Engels.Als ik naar Toon Hermans, Wim Sonneveld,Fons Janssen luister of kijk naar Baantjer,Witse of Aspe, denk ik steeds :
‘Mijn lief Nederlands’
Hoi,
wat jammer dat deze webstek een beetje stil lijkt te liggen.
ik hoop dat we snel weer wat van je mogen lezen!
vriendelijke groeten
Ja, dat vind ik zelf ook jammer, maar ik geloof dat bij deze (en genen) de inspiratiebronnen tijdelijk opgedroogd zijn – bevroren is nu misschien een beter woord. Laten we hopen dat de dooi snel inzet.