Het oude hoge pad

Liefde maakt blind: wie heeft de woorden nooit toegeworpen gekregen door een vriend of familielid? Het is een van de grote leugens uit onze taal. Liefde maakt niet blind. Haat maakt blind. Angst maakt blind. Wanhoop maakt blind. Liefde opent juist de ogen. Wie denkt dat een verliefde verblind wordt door een rooskleurige blik op de werkelijkheid, zou de rake woorden van de Britse dichter Thomas Traherne (1637-1674) ter harte kunnen nemen: ‘When we dote upon the perfections and beauties of some one creature, we do not love that too much, but other things too little. Never was anything in this world loved too much.’

William Butler Yeats zou het hier vast mee eens geweest zijn. De Ierse dichter schreef een oeuvre waarin de liefde, en juist ook de romantische liefde, altijd een centrale plaats inneemt. Zijn eerste bundels, van Crossways (1889) tot In the Seven Woods (1904), lezen als één lange liefdesbrief, een dichterlijke meditatie op verliefdheid, de geliefde, en de Liefde. In de slotregels van Adam’s Curse legt Yeats de drijvende motivatie achter zijn vroege poëzie bloot:

I had a thought for no-one’s but your ears:
That you were beautiful and that I strove
To love you in the old high way of love.

Yeats gaat het ‘oude hoge pad’ van de liefde, een weg gebaand door Dante en Petrarca, Shakespeare en Shelley. Het voert hem niet alleen tot mystieke visioenen, maar ook tot een onbedwingbare drang om nieuwe schoonheid te scheppen. Het kwaad van de lelijke, vormloze dingen van deze wereld is hem ondraaglijk: ze verloochenen het droombeeld dat een vrouw in hem ontwaakte. Hij wil de wereld herscheppen ‘like a casket of gold for my dreams of your image’, en kan pas rusten als hij haar tijdloze schoonheid met zijn woorden verweven heeft.

Nu is Yeats niet de eerste schrijver wiens dichterschap geboren werd uit een vurige verliefdheid. Doch in een tijd van verscheurende oorlogen en politieke, anti-Romantische kunstopvattingen is hij wèl een van de weinigen die trouw bleef aan zijn oorspronkelijke visie. Later tekent hij zijn vreemde beelden op in taal van een soberdere, haast Spartaanse schoonheid. Maar wanneer Thomas Mann hem vlak voor zijn dood verwijt dat hij met zijn liefdesgedichten de politieke arena ontvlucht, is daar meteen weer het oude vuur.

How can I, that girl standing there,
My attention fix
On Russian or on Roman
Or on Spanish politics?
Yet there’s a travelled man
That knows what he talks about,
And there’s a politician
That has read and thought
And maybe what they say is true
Of war and war’s alarms,
But O that I were young again
And held her in my arms.

Yeats’ verzen vonden een zielsverwant in de jonge literatuurstudent Owen Barfield, die dezelfde thema’s in meer filosofische termen uit zou werken. Maar eerst maakte Barfield in de jaren twintig naam als dichter. De kiem voor zijn latere werk werd gelegd toen een klassiek geval van ‘unrequited love’ hem in een diepe depressie stortte. De wolken schoven pas uiteen toen hij ontdekte dat hij de schoonheid van de vrouw voor wie hij gevallen was, kon terugvinden in heel de natuur. Hij schreef een sonnettencyclus, waarin hij het cliché dat liefde blind maakt aan flarden schrijft. Eén van de gedichten eindigt: ‘O Eve, my soul, my eyes with which I see’.

Dit is ook het thema van zijn poëtische drama Orpheus (1982), waarin de goddelijke muzikant tijdelijk verblind wordt door het verlies van zijn Eurydice:

Dark!
The very sun is dark!
How can I go on breathing here in space
Dark with the vanished brightness of her face?

Orpheus krijgt zijn zicht pas terug wanneer hij zijn ogen opent voor de schoonheid van de natuur, en zich onbaatzuchtig voor haar opoffert. Het is een symbolische weergave van wat Barfield beschrijft als de overgang van Eros naar Agape, ‘neither as a Platonic transfer of attention from carnal copy to ghostly original, nor simply as darkness giving way to light, but rather as moonlight brightening imperceptibly into sunshine’. Zo is romantische verliefdheid (Eros) voor Barfield de eerste stap op een weg die voert naar Agape of algemene mensenliefde, een gedachte die hij verder uitwerkt in zijn inleiding tot Vladimir Solovjovs The Meaning of Love.

Nu we steeds meer horen over de ‘biochemische’ processen die aan de ervaring van romantische liefde ten grondslag zouden liggen, lijkt er weinig ruimte voor het poëtische en filosofische perspectief van een Yeats of Barfield. Het ‘oude hoge pad’ ligt er verlaten bij, overwoekerd door prozaïscher jaren. Doch zij is niet verdwenen. En één ding is zeker: hadden Yeats en Barfield het spreekwoord geloofd en hun romantische gevoelens afgedaan als blinde zinsbegoocheling – of biochemie – dan was de vorige eeuw niet alleen een groot filosoof armer geweest, maar ook een Nobelprijswinnende dichter.

2 gedachtes over “Het oude hoge pad

  1. Poëzie en biochemie sluiten elkaar niet uit, maar zijn twee kanten van hetzelfde verschijnsel, net zoals mijn trouwring van platina zowel een voorwerp van grote schoonheid is dat liefde en trouw symboliseert, als een verzameling platina-atomen.

    1. Mee eens, en een mooie vergelijking (die ik volgens mij ergens eerder gelezen heb). Toch denk ik dat wie zijn aandacht al te veel op de platina-atomen richt, kans loopt de liefde en trouw uit het oog te verliezen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.