Over foppen en fuiven

De oorsprong van de woorden foppen en fuiven staat veelal als duister te boek, maar het is in elk geval mogelijk dat zij van één en dezelfde wortel komen. In betekenis hoeven ze in elk geval niet ver uiteen te liggen. Het kan hem namelijk in de gekte zitten: een fuif is mooie gekkigheid en wie een ander fopt houdt hem of haar voor de gek. Hun vormverschil hoeft evenmin een bezwaar te zijn, want zoals schoppen zonder twijfel verwant is aan schuiven, zo kan foppen verwant zijn aan fuiven.

Foppen is mogelijk ontleend aan Duits foppen. Het eerste bewijs van dat werkwoord stamt uit de veertiende eeuw, in de Middelhoogduitse afleiding vopperin ‘vrouw die zich als gek voordoet’. Verwant zijn bovendien Engels to fob ‘bedriegen’ alsook Middelengels fobbe ‘bedrieger’ en foppe ‘nar, dwaas’. Er is ook Middelnederlands fobaert ‘nar, dwaas’, zelf ontleend aan het Oudfrans en oorspronkelijk een afleiding van een Oudfrankisch werkwoord *fobon en dus van Germaanse herkomst.

Fuiven en fuif zijn pas halverwege de negentiende eeuw voor het eerst op schrift te vinden als ze vanuit de studententaal hun intrede hebben gedaan. Het gaat hier dan om uitgelaten feesten. Vaak wordt fuiven gezien als een afleiding van fuif. Het omgekeerde is echter evengoed mogelijk en wordt ondersteund door het voorkomen van het voltooid deelwoord gefoven. (Sterke werkwoorden zijn in de regel niet van zelfstandige naamwoorden afgeleid.) Doorgaans wordt deze sterke vervoeging van fuiven als oneigenlijk en gekscherend beschouwd, maar zij kan net zo goed oorspronkelijk zijn. Fuif zij overigens hetzelfde woord als foef ‘streek, poets; kunstgreep’, welke een gewestelijke klinker heeft en beantwoordt aan Gronings foef en Oostfries fùfe en verwant is aan Zweeds fuffens, alle eveneens met de betekenis ‘streek, poets; kunstgreep’.

Het woord fuiven lijkt op het eerste gezicht alleen in het Nederlands voor te komen, maar beantwoordt mogelijk aan streektalig Zweeds fjova, fjuva ‘huilend en snel voortbewegen’. De Oudgermaanse grondvorm zou dan *fūfaną/*feufaną zijn, met als oorspronkelijke betekenis vermoedelijk ‘een hoog geluid maken, gieren’ en bij uitbreiding ‘gek doen’ en ‘voor de gek houden, bedriegen’. De afwisseling van *-ū- met *-eu- in sommige sterke werkwoorden is oud en vinden we bijvoorbeeld ook in *skūbaną (Nederlands schuiven) naast *skeubaną (Duits schieben) en *būganą (Nederlands buigen) naast *beuganą (Duits biegen).

Nu bestonden er in het Oudgermaans naast bepaalde sterke werkwoorden ook zwakke werkwoorden die een meer herhalende en/of versterkende lading hadden. Zo hoorde bij de wortel *skeub-, *skaub-, *skub- niet alleen het reeds genoemde sterke werkwoord *skūbaną/*skeubaną (Nederlands schuiven, Duits schieben) maar zoals gezegd ook het zwakke werkwoord *skuppōną/*skubōną (Nederlands schoppen en vroeger ook schobben). Werkwoorden van het tweede soort hebben een kenmerkende vorm en vormverscheidenheid als gevolg van de wijze waarop zij zijn afgeleid en zijn daarom redelijk gemakkelijk te herkennen.

Het volgende verhaal is dan voorstelbaar: het zwakke werkwoord *fuppōną/*fubōną (Nederlands/Duits foppen, Engels to fob, Oudfrankisch *fobon) gaat net als het sterke werkwoord *fūfaną/*feufaną (Nederlands fuiven, streektalig Zweeds fjova, fjuva) terug op een wortel *feuf-, *fauf-, *fub-, met zoals gezegd een betekenis als ‘een hoog geluid maken, gieren’ en van daaruit ‘gek doen’ en ‘voor de gek houden, bedriegen’. Deze wortel zij op diens beurt de voortzetting van gewestelijk Proto-Indo-Europees *peup-, *poup-, *pup- ‘een hoog geluid maken’, een klanknabootsende vorming zoals Nederlands piepen en Latijn pīpiō.

Ten slotte: een ander mogelijk voorbeeld van het verband tussen geluiden maken en gek doen is het woord nar ‘zot, dwaas’, als dat hoort bij de groep van neuriën, nurks en het inmiddels vergeten norren ‘brommen’.

Verwijzingen

INL, Middelnederlandsch Woordenboek, webuitgave

INL, Woordenboek der Nederlandsche Taal, webuitgave

Kroonen, G., The Proto-Germanic n-stems (Leiden, 2011)

Kroonen, G., Etymological Dictionary of Proto-Germanic (Leiden, 2013)

Laan, K. ter, Nieuw Groninger woordenboek, tweede druk (Groningen, 1989)

Philippa, M., e.a., Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, webuitgave

Vendell, H., Ordbok över de östsvenska dialekterna (Helsingfors, 1904)

Vries, J. de, Nederlands etymologisch woordenboek (Leiden, 1971)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.