Waarom moeilijk doen als het makkelijk kan? Dat zij een van de leuzen van taal, als taal leuzen had. Zolang het de boodschap niet schaadt kan er in uitspraak en zelfs op schrift vaak wat weggelaten of vereenvoudigd worden, want taal wendt zich vaak over de weg van de minste weerstand. Zo heeft het Nederlands zijn naamvallen verloren en zo kunnen wij ook de zogenaamde samentrekking begrijpen. Veel mensen zeggen of schrijven bijvoorbeeld niet volledig hoe is het, maar hoest. In sommige gevallen heeft men niet in de gaten dat een woord eigenlijk een samentrekking is, laat staan waaruit. Een bekend voorbeeld is misschien, eigenlijk mag schien ‘kan gebeuren’. (De -d- in geschieden is een latere invoeging.) Andere voorbeelden zijn vreten, eigenlijk vereten, en verorberen, eigenlijk veroorbaren.
Een ogenschijnlijk jonge samentrekking is die van wat dan tot wattan, in de zin van ‘hoezo’, als verzoek om toelichting. Zo van: “Ik heb mijn twijfels over de helende kracht van pudding.” “Wattan?” Of: “Rennen met een schaar heeft nadelen.” “Wattan?” Ze oogt als iets nieuws, behorend tot het tijdperk des webs, maar in gesproken én geschreven vorm is wattan veel ouder, of anders opnieuw ontstaan, want reeds in het Middelnederlands vinden wij haar. De strekking van wattan was toen wel anders: niet ‘hoezo’, maar vooral ‘wat dan nog, wat zou het, wat doet het ertoe, nou en’. Uit Van den vos Reynaerde, omtrent 1400 na Christus:
Al en sidi niet groot, wattan? Hets menich die met liste can dat werken ende met goeden rade, dat hi met crachte niet ne dade (…)
Omdat men toen, in vergelijking tot nu, meer schreef zoals men sprak, staan Middeleeuwse geschriften bol van dergelijke samentrekkingen, tot kwelling van menig beginnend lezer heden. En net als nu was de spreker en schrijver zich er niet altijd bewust van dat het een samentrekking was. In het Oudsaksisch, de voorloper van de Saksische streektalen van Nederland en Duitsland, vinden we in elk geval een kleinood als nêthwanan ‘van waar dan ook, waar dan ook vandaan’, een samentrekking van (ik) ne wêt hwanan, oftewel ‘(ik) weet niet waarvandaan’.
Wie dan de herkomst van woorden vorst dient er altijd rekening mee te houden dat het om een samentrekking zou kunnen gaan. Zo zou het bijvoorbeeld zo maar eens kunnen dat de werkwoorden vangen en brengen, die anders maar moeilijk te duiden zijn, oeroude samentrekkingen zijn. Hoe dat in deze gevallen zit is voor een andere keer.
Welke samentrekkingen die nog niet op schrift zijn ‘toegestaan’ zouden dat wel moeten zijn? Wat zijn uw meest geliefde samentrekkingen? En wattan?
Kweenie. =P
Sorry, ik kom nu even nergens anders op.
Dit doet me denken aan een samentrekking die bij ons in Belgisch Limburg vaak gebezigd wordt : “eik”, dit is natuurlijk “eigenlijk”.
Klopt het dan ook dat ‘legen’ een samentrekking is van ‘ledigen’?
“Bo kearl, wat maakst’ mie now?”
gingen mijn gedachten bij uwe laatste zin.
“maakst’ ” (maaket do/die)
Twents, zit er eigenlijk boorden vol mee (nog erger dan Engels).
veelal persoonsvormen (ick, hee/see, (j)oe/ow/do(w)/die/(j)ie, dee/see, wie) samen met werkwoorden en voegwoorden.
ww: hebn / hebben
– k’ar (ick har) / ik had (k’at)
– k’eb (ick hebbe) / ik heb (k’eb)
– ha’k (harre ick) / had ik (ha’k)
– he’k (hebbe ick) / heb ik (he’k)
vw: as / als
aste (as do) / als jij
astertoo (as dear an too) / daarentoe
end a’j mie nich leuft, den komst’ moar heurn.
alstublieft (vind ik eigenlijk een vreemde bij aanbieding of overdracht (als-het-u-belieft) (toch?))
‘Alstu’ voor alstublieft, daar gruw ik van. Ik antwoord altijd met ‘blieft’ en neem er het wattan-gezicht graag bij. Werkwoorden worden in mijn streektaal sowieso samengetrokken (zoals bij Jeroen), maar dat geldt ook voor andere woorden.
Het flauwste zinnetje waarmee West-Vlamingen anderen proberen te imponeren is ‘ ’t Is ’n rut’ ut t’us, en aot rint trint rin.’ (’t Is een ruit uit het huis en als het regent, regent het er in.) Zo kunnen we er nog uit onze mouw schudden. Mag schien een reden waarom het aanleren van mijn streektaal redelijk moeilijk schijnt te zijn. ‘Wattan’ wordt bij ons in Vlaanderen niet gebruikt, althans, ik heb het nog nooit gehoord. Wij gebruiken eerder ‘ofwa’ (of wat?).
De nettaal zorgt er wel voor dat veel samentrekkingen blijvers zullen blijken te zijn. Het bekt ook makkelijk en steekt snelheid in een conversatie. Soms moet ik de zinnetjes wel ontrafelen voor ik alles snap, want tussen het Nederlands zitten ook Engelse pareltjes verborgen. Of dat vooruitgang is, is een andere kwestie.
Als-het-u-belieft!
Sinds ik begonnen ben met een poging om de Portugese taal onder de Vlaamse knie te krijgen, heb ik een enorme hekel gekregen aan ‘samentrekkingen’ en andere soorten taal stuiptrekkingen. Het Portugees krioelt ervan en niet enkel in de gesproken versie – of juister gezegd, versies – maar ook in de geschreven formeel grammaticale versie(s), al naar men een Europees Portugese dan wel een Latijns Braziliaanse of een Afrikaans Creoolse dan wel een Caraïbisch Creoolse ‘Portugese’ grammatica te hand neme. Het Portugees is fonetisch gezien op zich al een buitenbeentje (door de vele onbeklemtoonde en klankmatig verschillend uitgesproken klinkers al naargelang ze in woorden en/of in een opeenvolging van woorden be- of onbeklemtoond zijn of worden) maar in de gesproken versies wordt dat – althans voor hen die die het Portugees niet mee met de moedermelk hebben ingeslikt – een onvoorstelbaar smeuïg samengetrokken klankensoepje waarvan je ofwel niets of een streepje hebt verstaan of dat je totaal anders of helemaal mis hebt verstaan. Men kan dit bezwaarlijk als een ‘voordeel’ in het (internationaal) communicatief verkeer bestempelen en dat is trouwens ook één van de redenen waarom ‘het Portugees’ niet de brede belangstelling en het internationaal aanzien geniet die het zou kunnen hebben, in schrille tegenstelling tot haar zustertaal het Spaans die niet enkel fonetisch ‘eenvoudiger’ en in de spelling veel ‘logischer’ is maar bovendien ook veel beter ‘bewaakt’ en associatief gestuurd wordt door taal ‘academias’, onder de coördinatie van de eerbiedwaardige én bijzonder actieve en nuttige ‘REAL ACADEMIA DE LA LENGUA ESPAÑOLA’ :
http://www.rae.es/
Op die webstek zal je (uiteraard) geen woord, geen gebenedijd woord uitleg over de Spaanse taal in het Engels vinden, in beschamend contrast overigens met de “wepsaait” van de ‘Nederlandse Taalunie’ waar men het Nederlands ongegeneerd maar geheel ten onrechte (eveneens) in het Engels meent te moeten/kunnen verkopen. Hoe kneuterig klein, hoe onderdanig onbenullig kan een taal dan zijn of toch aldus (ten onrechte) worden voorgesteld? Voormelde cultureel zeer waardevolle ‘academia española’ heeft ook gezorgd voor een inhoudelijk schitterende én leesbare ‘Gramática de la lengua española’ – uiteraard, ja uiteraard, in het Spaans – in drie goed gevulde delen (met een afzonderlijk deel ‘fonética /ortografía’, aangevuld met een DVD) die de hele Spaanssprekende wereld bedient en dient. Daarvan zijn ook 2 aangepaste versies beschikbaar, een ten dienste van het (secundair) onderwijs en de taal geïnteresseerde burger en eentje op maat van het primair onderwijs of van de doorsnee burger, dit alles trouwens tegen sociaal zeer verantwoorde prijzen (uiteraard met subsidies van de overheden). Hallo, gesubsidieerde Nederlandse Taalunie, leef je nog? Hallo, Meertensintituut dat zich onledig houdt met het ‘schrijven’ van een super dikke X-delige ‘grammatica’ van het ‘Nederlands’…. in het Engels, alstublieft, jawel in het Engels, alstublieft, een ferme dikke maar totaal nutteloze ‘SYNTAX OF DUTCH’, alstublieft, waar geen enkele belastingen betalende Hollander, Vlaming of Surinamer geen ene moer, geen knokkelknekel aan hebbe, heeft! Zijn we dan een verdwaasd volk of een volk van dwazen?
Om af te sluiten: het ontstaan van nieuwe en algemeen aanvaarde woorden gevormd uit samengetrokken woorden/klanken is – in alle talen – op zich een interessant taal fenomeen, een (historisch) proces dat evenwel over honderden jaren loopt en rijpt. Als ‘modeverschijnsel’ heeft het evenwel weinig of geen zin, integendeel op korte termijn werkt het communicatief én ‘grammaticaal’ contra – productief, voor zover een taal het renaissancistisch oogmerk en de ambitie hebbe om een algemeen inzetbare standaard taal te zijn die door alle sprekers en gebruikers ervan in woord en geschrift éénduidig en efficiënt kan worden aangewend, gebezigd. Dit bepaalt mede het (cultureel) aanzien en de waarde ervan. Het Portugees kan daarover een woordje meespreken, zij het uiteraard in het Portugees. Hierbij nog een verhelderend voorbeeldje: bij een telefonische communicatie zegt de Portugees die opbelt veelal ‘está?’ (“iesjtaa”, met een onbeklemtoonde, bijna onuitgesproken “ie-” aan het begin van het woord en de klemtoon op de “-aa”, ‘ben je daar?’) en antwoordt de opnemer ‘estou’ (“iesjto”, met de klemtoon op de “-o”, ‘ik ben er’). Hippe Portugese taalmodeminnaars slikken dat echter al gauw in tot respectievelijk “taa?” en “to” waarbij zowel de woordelijke als de grammaticale betekenis van het (huidige standaard) werkwoord “estar” (“iesjtar”, ‘zijn’) volledig teniet gaat en het voor normale taalgebruikers en ‘buitenstaanders’ totaal onverstaanbaar en zinloos wordt, verwordt tot een soort animistisch kinderlijk “tata toto, toto tata” taaltje, de geknipte aanzet tot (verdere) creolisering en degeneratie van een cultuurtaal. O Nederlands, Gij Schone Moedertaal Mijn, zij Uzelve en wees op Uw hoede!
Helemaal akkoord.
Van dat Portugees weet ik het niet zo, maar uw uitleg lijkt mij duidelijk.
Spaans is voor mij een heel logisch uitgewerkte taal, zeker wat de spelling betreft. Als de Spanjaarden al afkorten, zit het vooral in de uitspraak, waarvan soms juist iets te veel in de mond blijft hangen. Maar daar mag ik als West-Vlaming eigenlijk niet over zeuren. Als ik nog fouten maak bij het geschreven Spaans is de schuldige dikwijls mijn Frans dat wat te veel zijn kop opsteekt.
Dat Anglofiele gedoe voor het Nederlands is ook niet aan mij besteed, ook al houd ik van het Engels. Voor het Nederlands zou men zich beter inspannen om een echt logische spelling op te bouwen. Zoiets is eigenlijk niet moeilijk, maar het zijn de heilige huisjes die altijd weer in de weg staan.
Iemand die probeert om zich in zijn taal uit te drukken met eigen stamwoorden krijgt ook dikwijls ‘ouderwets’ op zijn of haar neus geplakt, terwijl het voor mij net omgekeerd is. Onze taal met liefde gebruiken, zorgt voor meer poëzie en meer afwisseling. Alles evolueert. Ik ben er van overtuigd dat men de evoluties zeker kan beïnvloeden. Het is bv. aan ons om slapende of vergeten woorden weer wakker te maken om op die manier onze taal te laten schitteren met haar rijkdommen. En dat is voor mij geen ‘ouderwetse’ bedoening.
Mijn favoriet blijft toch “Heftantattat”. 😛
Puik stuk, Olivier.