Ot

Na de Tweede Wereldoorlog, toen de ooit zo geliefde verhalen van Scheepstra en Ligthart over de speelmaatjes Ot en Sien het mikpunt van spot werden, raakte de naam Ot jammerlijk uit de gratie. Maar zoals dat vaker gaat met “ouderwetse” namen werd hij jaren later, in dit geval rond de eeuwwisseling, weer opgepikt door ouders die enig onderscheid voor hun kind zochten. Waarlijk weg is hij echter nooit geweest, versteend als hij is in de achternamen Otten en Ottens, eigenlijk ‘(zoon) van Ot’, terwijl de oudere vorm Otto al die tijd volop in trek is gebleven. En hoewel hij doorgaans wordt gezien als een wat gemangelde koosvorm van oudere, samengestelde Germaanse namen, gaat het hier waarschijnlijk om een geheel eigen naam – en woord! Dat wil zeggen, het betekent daadwerkelijk iets om een Ot te zijn.

Voor de herkomst en betekenis moeten we eerst een hele zwik aan vormen onder de loep nemen. Om het voor het gemak alleen bij mannelijke vormen te houden: er bestonden in het Oudnederlands naast Otto bijvoorbeeld ook Oddo en Uddo, terwijl in de zustertalen onder meer Oudengels Otta en Odda en Oudhoogduits Ozzo en Otto voorkwamen. Gezien de regelmatige klankverschuivingen die we kennen lijken al deze vormen terug te gaan op Oudgermaans *Uttō en *Uddō en misschien ook *Uþþō. Vergelijk hoe Nederlands mot teruggaat op *muþþō.

En omdat woorden met *-u- vaak verwanten hebben met *-eu-, zoals *budą ‘bod’ bij *beudaną ‘bieden’, is het goed om de volgende groep namen erbij te betrekken, te meer omdat deze een vergelijkbare verscheidenheid in klinkers heeft: Oudgermaans *Eutō, *Eudō en *Euþō, onder meer overgeleverd als Middelnederlands Iete (v.), Oudengels Éota en Éoda en Oudhoogduits Eozo, Eoto en Eodo. Sterker nog, het is aannemelijk dat alle genoemde vormen teruggaan op het paradigma van één enkele naam:

Nominatief *Euþō
Genitief *Uttas
Datief *Udeni

Zo’n ongelijke verbuiging komt ons wat vreemd voor, maar was zeker niet zeldzaam in het Oudgermaans, en was onder meer het gevolg van een oorspronkelijk verschil in klemtoon per naamval: op de wortel in de nominatief, op de uitgang in de genitief en datief. Later, toen de klemtoon steevast op de wortel kwam te liggen, werd de verbuiging van zulke woorden door sprekers gelijkgetrokken, maar op verschillende manieren. Zo konden er in dit geval –onder invloed van de genitief– nieuwe nominatieven als *Eutō en *Uttō ontstaan. En meestal ontstond er ook een verscheidenheid aan mengvormen, hier bijvoorbeeld *Uddō.

Maar wat betekende deze naam dan? Hij is, hoewel met andere uitgang, te vereenzelvigen met het woord *euþą (of *eudą), de voorloper van Oudnoords jóð ‘kindje; nakomeling’, met *eutjōz (mv.), de voorloper van Oudnoords ýtar ‘mensen’ en met *Eutōz (mv.), de voorloper van Oudnoords Jótar, de stam waar Jutland zijn naam aan dankt. Als afleidingen zullen hier bovendien bij horen Iuthungi en Eudusii, latiniseringen van *Euþungōz en *Eudusjōz, de namen van twee andere Germaanse stammen.

Dichter bij huis beantwoorden aan de vorm *Uttō bovendien Zaans ot, een woord dat vooral gezegd wordt van schattige, kleine kinderen (o, ’t is zo’n ot!), en uttertje voor een dreumes of klein kind, terwijl in het Zeeuws iets kleins ook wel met ot werd aangeduid. In het Gronings komt òtte voor in veur de òtte hòllen, een uitdrukking die wordt uitgelegd als ‘voor de gek houden’, maar eigenlijk ‘voor het kleine kind houden’ zou kunnen betekenen. Immers, in het Engels is er naast to take someone for a fool ook de uitdrukking to take someone for a child.

Voor de diepere, Proto-Indo-Europese herkomst is het aannemelijk dat we te maken hebben met de wortel *u̯et-, *ut- ‘jaar’. Deze vinden we onder meer in Hettitisch u̯itt- ‘jaar’, Grieks étos ‘jaar’ en Latijn vetus ‘oud’ (eigenlijk ‘een jaar oud’), en ook in de samenstelling *per-uti ‘vorig jaar’, die zich langs Oudgermaans *ferudi ontwikkelde tot onder meer Middelhoogduits vert en Noors i fjor. Belangwekkend zijn bovendien afleidingen als Grieks étalon ‘jaarling, jong dier’, Latijn vitulus ‘kalf’ en Oudgermaans *weþruz ‘jaarling; mannelijk lam’, de voorloper van Nederlands weder, weer ‘gesneden ram’.

Dit zou betekenen dat ons woord oorspronkelijk ‘jaarling’ betekende en vervolgens ‘klein kind’ en vandaar ‘nakomeling’ en ‘mens’. In welke van deze betekenissen werd het dan gebruikt toen het voor het eerst als naam diende? Gezien de hoge kindersterfte van die oude tijd is het namelijk mogelijk dat de ouders eerst maar eens afwachtten of het nieuwste kindje het eerste jaar zou overleven voordat ze het een naam gaven, in dit geval dan letterlijk ‘jaarling’. Maar aangezien dat wel heel afstandelijk is, ligt het meer voor de hand dat het als naam werd gebruikt in de zin van ‘klein kind’ of ‘nakomeling’.

2 gedachtes over “Ot

  1. “En omdat woorden met *-u- vaak verwanten hebben met *-eu-, zoals *budan ‘bod’ bij *beudanan ‘bieden’,”

    Deze worden met -u- staan in de nultrap ablaut en de woorden met -eu- in de e-trap ablaut. Ablauten manifesteren zich het duidelijkst in de sterke werkwoorden. Het voltooid deelwoord ven Oudgemaans ‘beudan’ was dan ook budanaz. Zie http://dbnl.nl/tekst/bree001hist02_01/bree001hist02_01_0032.php

    Deze nultrap ablaut met de korte -u- is in het Nederlands een -o- geworden. Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Germanic_a-mutation

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.