Tijdeman

Er zijn van die namen die me lang dwarszitten. Niet vanwege de klank, maar omdat de gangbare duiding me niet kan overtuigen en ik het nalaat met een betere op de proppen te komen. Eén zo’n dwarse naam is Tijmen. Tot overmaat van ramp ken ik meerdere Tijmens om me hieraan te herinneren. Er bestaat in elk geval geen twijfel over dat Tijmen een samentrekking is van Tijdeman, een naam die alleen nog maar als achternaam voorkomt en zelf een samenstelling is met Tijde. Maar wat heeft Tijde te betekenen?

De gangbare duiding, zoals gegeven in het bekende werk Voornamen van Van der Schaar en Gerritzen, is dat Tijde niets anders is dan een (gemangelde) nevenvorm van Diede, zelf de klaarblijkelijke koosvorm van namen die beginnen met diede ‘volk’, zoals Diederik. Koosvormen zijn vereenvoudigingen van namen die ontstaan zijn in de kindertaal of andere gemeenzame spraak. Wat me dan al die tijd zo heeft gestoord: het klankverschil tussen Tijde en Diede is best heftig, ook als we hun vroegmiddeleeuwse voorlopers Tído en Theodo met elkaar vergelijken. Ik kan dit verschil niet voor lief nemen. Niet zomaar.

Dit vergt een verdere blik. En wat blijkt: een kijkje bij de zustertalen, die anderhalf duizend jaar geleden al hun eigen weg zijn gegaan, brengt ons algauw tot een veel betere duiding. In de Oudengelse namenschat die ruim duizend jaar geleden is overgeleverd vinden we namelijk een schitterende, rechtstreekse evenknie van onze naam Tijde/Tído in de vorm van de mannelijke Tída (nevens Tídi). Deze was niet zeldzaam en kwam ook rijkelijk voor in tweestammige namen als Tídbeorht, Tídfrið, Tídwine en Tídwulf. Er is zelfs een Tídman overgeleverd.

Ondertussen bestond er in dezelfde tijd ook in het Oudhoogduits een evenknie, in de vorm van Cíti en verkleind Cítilo, eveneens in tweestammige namen als Cítburg, Cítfrid, Cítikuma en Cítolf. (Deze c was, zoals hedendaags Duits z, een spelling voor de klank /ts/.) En thans wordt hier en daar in Duitsland nog Zeitmann als achternaam gedragen.

Met andere woorden, we hebben hier een geheel eigen Germaanse naamstam te pakken. Deze heeft, afgezien van mogelijke latere verhaspeling, dus niets te maken met Diede en diede ‘volk’. Maar waarmee dan wel? Nu, het kan hier moeilijk gaan om hetzelfde woord als Nederlands tijd en Duits Zeit e.d., want dat lijkt in zijn geschiedenis niet gebruikt in een betekenis die geschikt is voor namen. Er blijkt na het struinen door de oude woordenschatten een andere, enkele mogelijkheid: onze naamstam is de evenknie van Oudnoords tíðr, een bijvoeglijk naamwoord met de letterlijke betekenis ‘gangbaar’ en vandaar ‘veel besproken, populair’ en ‘geliefd, bemind’.

Tijde is dus uitstekend te duiden als ‘populaire, geliefde’ en zo dus Tijdeman (en Tijmen) als ‘populaire man, geliefd man’, geheel in de trant van oorbare oude namen als Goedeman en Zoeteman.

15 gedachtes over “Tijdeman

    1. Gezien de plek zijn dat nog best moeilijke gevallen. De naam Tiede kan hier de klankwettige Saksische evenknie zijn van Nederlands Tijde en Fries Tide, maar hij kan ook een ontlening zijn aan Fries Tiede, de evenknie van Diede.

      1. Toevalligerwijs zat ik onlangs nog een document door te ploegen waarbij het woord “tij”, zoals bij Tijkotte, de Thij, Tiethof etc., voor een tijdinc stond (Germaans gerecht/ding dus), tenminste dat was een verklaring die ik wel eens tegenkom. Veel van deze “tij” plaatsen liggen nabij een galgenveld, zoals in Ootmarsum waar het Tijinkskamp het Galgenveld kruist (nog bestaande straten), of de Thij bij Oldenzaal waarbij de galg op de Zandhorst lag. Een Groninger wist me te vertellen dat het bestaande Tie aldaar ook een oude dingplaats zou zijn, zie ook Wiki. Het woord “tijding” betekend toch ook nieuws? In het woord “tijding” zit al het woord voor “ding”….
        Misschien dat zo’n tijdinc weer is afgeleid van de god?

        Voor wat het waard is, het tij kan immers altijd keren 😉 , vriendelijke groet

      2. Ah ja, dat woord tij/tie is weer van andere herkomst, van dezelfde wortel als o.a. (aan)tijgen en (be)tichten. Hier dan is tijding een samenstelling van tij + ding ‘rechtsvergadering’.

        Niet te verwarren hiermee is tijding ‘nieuws’ (oorspronkelijk ‘gebeurtenis’), dat op zijn beurt is afgeleid van het vergeten werkwoord tijden ‘gaan; gebeuren’ (verouderd Gronings tieden ‘gaan’), dat overigens wel verwant is aan Oudnoords tiðr ‘gangbaar, populair, geliefd’ en dus Tijde(man).

  1. Prachtig Olivier, dat je durft afwijken van de gangbare duidingen.Daardoor heb ik al vele dingen kunnen verklaren.

  2. Ik heb in het woordenboek van de familienamen gezocht naar de verklaring van de naam ‘Tijtgat,Tydtgat,Tyteca,Titeca…..’ Theudo-gauta. Verklaard als volk en Goot.Teutgaud.
    Eerlijk gezegd vind ik dit maar een schamele uitleg.Een tweede verklaring slaat nog minder aan. Namelijk :tijd-gods=verkwist de tijd van god niet.Met de derde verklaring gaan we volledig de mist in.Jhan Tijtgast ‘in den hoest van der vlastienden ende tijtgarsttienden’ 1374.
    Mij onduidelijk.

    1. Deze naam bevreemdt mij ook. Mogelijk gaat het om een Germaanse naam die eeuwen geleden langs het Frans tot ons is gekomen. Vergelijk voor de beginklank de ontwikkeling van Oudfrankisch Theudebald tot Frans Thibault (en nevenvormen als Thibaut, Tibaut, Tibaud enz.).

  3. Kan ik nu een collega van mij et de (Duitse) achternaam Tiedemann ook blij maken met deze blog? En wat vind je van de recente Friese Tetman (de Vries)?

    1. Tiedemann zou inderdaad de Nederduitse/Noordduitse evenknie van Tijdeman en Hoogduits/Zuidduits Zeitmann kunnen zijn.

      Tetman is echter andere koek. Deze naam beantwoordt aan o.a. Oudengels Tátman en Oudhoogduits Zeizman/Ceizman. Het eerste lid gaat terug op Oudgermaans *taitaz, dat in alledaagse spraak nog overleeft als IJslands teitur ‘blij, stralend’. Hetzelfde woord werd ook gebruikt als tweede lid van namen, zij het meer als liefkozend achtervoegsel. Zie bijvoorbeeld Oudnederlands Mantêt, Oudengels Mantát, Fries Mante. Vergelijkbaar met het Nederlandse kooswoord manlief.

  4. “In 1338 wordt Johannes van Thye, proost te Oldenzaal genoemd; in 1450 wordt Johan van Tijeses vermeld; in 1518 een Johan van Tije; in 1572 Gerd ten Thie; in 1759 thun Tijthof; in 1766 Jan Tijman en in 1807 Manus Tiethof. ”

    Kan zo’n Tijman niet de tegenhanger zijn van een Herman? Dus 1 voor het gerecht en 1 voor het leger? Er bestaan immers ook veel Tijhuizen (en dan bedoel ik dus geen theehuizen 😉 ). Tijhuizen met Tijmannen dus.

  5. Beste Olivier,

    Sedert van de week bloeien weer de eerste bloemen in de tuin die op de naderende herfst wijzen. De herfsttijlozen staan weer te pronken. Waar moet ik hier het deeltje ‘tij’ plaatsen bij de verschillende mogelijkheden?
    INL spreekt over TIJDELOOS en TITELOOS (Mnl. tidelose, titelose). Ik ontdek nu dat er nogal wat bloemen de naam ‘tijloos’ kregen. Voor herfsttijloos wil men een invloed vinden uit het Duitse Herbstzeitlose.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.