Zie die lange oren de lucht in gaan,
en dan weer naar achter. Immer opmerkzaam
wissel je wendbaar weiden met heggen,
bouwland met bossen—geboren te rennen.
Je kring wordt kleiner, karig de ruimte,
nu almaar de mensen in aantallen groeien.
Hun teer en steen verstikken de grond,
er is nauwelijks eten in ijskoude maanden.
Waar is het wild nog, waar is je leger?
En nu lig je daar, overleden, overreden,
je mooie gedaante gemangeld door wielen.
Je leeft niet meer. Je lange geoorte
beweegt alleen nog door wind en vlagen.
God hebbe je ziel in zoetere dagen.

Ontroerend mooi gedicht *)
Dank
U dank! – Voor het plaatsen.
Geef de voorkeur aan:
Je mooie gedaante …&c
Overigens is het de gedaante, niet het…
Ja, gedaante verving lijfje van een eerdere uitvoering (omdat ik al teveel woorden met l had) en toen zag ik het lidwoord over het hoofd…
Als je de regels van het stafdicht volgt had ‘lijfje’ ook gekund, toch? Neem aan dat je dit besloot, puur omdat het mooier is?
Had inderdaad gekund, maar de regels ervoor en erna stafrijmen al op l, dus in deze regel had ik liever geen beklemtoonde lettergrepen met die klank.
Mooi verwoord en erg aansluitend aan de werkelijkheid.
Als dierenvriend treft dit mij diep.
Mij treft dit ook diep (als dierenvriend). – Inderdaad prachtig verwoord.
Prachtig!
Oef, wat mooi en oef, hoe confronterend…
Prachtig Olivier!
Bedankt lieve mensen
Ik dank u voor dit prachtige gedicht, maar ook wil ik de fotografe danken voor de prachtige foto van de haas *)
Ben blij dat het in goede aarde valt, hoewel het niet vrolijk is.
Schitterend beeld hè?
Prachtig! Zowel het gedicht als de foto!
Mijn queeste naar de betekenis van stafrijm leverde voor mij een bijvangst op, nl. de betekenis van ‘staf’, in de zin van de functies die ik vroeger vervulde.
In het Etymologisch woordenboek van P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997)staat:
staf2* [leidinggevend personeel] {1767} van staf1 [stok als teken van gezag].
In M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdam
De betekenis ‘groep medewerkers’ vindt haar oorsprong in de staf die oudtijds boodschappers bij zich droegen als wandelstok en legitimatie. In de loop van de tijd werd dit een kenmerk van dienaren die gemachtigd waren als boodschapper op te treden; de bodestaf werd voor hen een ambtsstaf. In het bijzonder werd de staf een waardigheidsteken van hofbeambten die aan ondergeschikten leiding gaven en daarbij als het ware als bode van hun heer optraden. Onder deze ambtsdragers waren de hofmeester, de kamerheer en de → maarschalk. Toen door afsplitsing van het hofmaarschalksambt het ambt van veldmaarschalk ontstond, ging het ambtsteken van de staf daarop over. Op deze manier ingevoerd in de militaire hiërarchie kreeg de staf als teken van bevelsbevoegheid een wijde verbreiding, die doorliep tot in de lagere officiersrangen. De betekenisovergang van symbolen van bevelsbevoegdheid naar de dragers hiervan, de officieren als groep binnen een eenheid, was een grote stap en moet zich in het Hoogduits al lang vóór 1700 hebben voltrokken. In de 17e eeuw werd namelijk al naast de zogenaamde Oberstab (de officieren) ook een Unterstab onderscheiden, bestaande uit schrijvers, ordonnansen, geweermakers enz.
Dit werpt een licht op de ‘staf’ die ik soms vooral de Nazileiders in WO II zag dragen, vaak mooi versierd en waarvan ik eigenlijk nooit de precieze betekenis begreep. Ik zal er ook eens op letten of dit ook bij de geallieerde leiders vaak voorkwam.
Olivier, ik wens je bij deze ook een goed en gelukkig 2022!
Jij ook, Roger!
De geschiedenis van het woord staf in die zin is een mooie. Het voorwerp zelf zie ik ook graag terugkeren als een gekoesterde toeverlaat.