Engeland, maar dan Nederlands

Talen vertakken en groeien uiteen, zoals het Nederlands en Engels uit het Germaans. Maar stel dat men aan beide zijden van de Noordzee al die tijd dezelfde taal gesproken heeft: de onze. Dan zou de kaart er iets anders uitzien.

Deze heftige dagdroom is bezield door een andere kaart, onlangs gemaakt en op Twitter gedeeld door de taalkundige Guus Kroonen: van een Nederland dat vernoordst is, in dit geval verijslandst. Daarop staan bijvoorbeeld niet Beverwijk, Den Haag, Schiedam en de Veluwe, maar Bjórvík, Haginn, Skjódamm en Fjölva. Het zijn niet zozeer vertalingen als wel tegenhangers en evenknieën, want de kunst is om de oudste, minst verbasterde vormen na te gaan en dan vast te stellen welke woorden en klanken eraan beantwoorden in de andere taal.

Verbastering

Wat Kroonen kon met Nederland moest en zou ook met Engeland gebeuren, maar dan in onze taal. Dit is gelijk een grotere uitdaging, want het IJslands is in de afgelopen eeuwen veel minder veranderd dan het Nederlands (en het Engels) en kent ook minder verbastering van oord- en streeknamen. Dat betekent dat we bij omzetting van Engelse namen ook hebben in te schatten hoe (en hoezeer) ze verbasterd zouden zijn in onze taal en tijd.

Neem de namen van twee bekende vroegmiddeleeuwse koninkrijken op het eiland: Oudengels Éast-Seaxe en Súþ-Seaxe, letterlijk de ‘Oost-Zassen’ en ‘Zuid-Zassen’ als afstammelingen van de Zassen (d.w.z. Saksen) van het vasteland. Bij een verzorgde uitspraak zouden die zich ontwikkeld hebben tot East-Sax en South-Sax. Maar zoals dat gaat met samenstellingen, vooral samengestelde namen, raakten ze al vroeg samengetrokken en zijn ze Essex en Sussex gaan luiden. Bij omzetting zouden we beginnen bij Oudnederlands *Ôst-Sahse en *Súth-Sahse en dan niet eindigen bij Oost-Zas en Zuid-Zas maar iets als Ossas en Zussas.

De vele hemen

Of neem het lot van Oudengels hám ‘heem, thuis’, waar veel oordnamen mee gemaakt zijn. Gewoonlijk ontwikkelde dat zich tot Engels home, maar als tweede lid in namen raakte de klinker vroeg verkort en de uitspraak verder verdoft. Dus bijvoorbeeld Bermingahám ‘heem der Bermingen’ werd niet Birminghome maar Birmingham. En Snotingahám werd niet Snottinghome maar Nottingham (met wegvallen van s onder Normandische invloed). Bij ons raakte Oudnederlands hêm als tweede lid van namen vaak verkort tot -hem of zelfs tot -um of -om. Dus bijvoorbeeld Arnhêm en Bachêm (lees Bakhêm), werden Arnhem (Gelderland) en Bakkum (Noord-Holland).

De verbastering werd bij ons nog wilder in samengang met het achtervoegsel -ing, waarmee trouwens kenmerking en vandaar ook afstamming aangeduid werd. De klankreeks ng werd in het Germaans aanvankelijk uitgesproken zoals in bingo en in onze taal raakte deze reeks vaak verscherpt tot nk aan het einde van woorden, ook binnen samenstellingen. Daarom hebben we nu onder meer jonkheer/jonker, koninkrijk, lankmoedig en sprinkhaan. (Doorgaans werd die verscherping ongedaan gemaakt door o.a. verbogen vormen: lank werd lang onder invloed van lange.)

En zo kon het gebeuren dat de oordnaam *Duttingohêm verkort raakte tot Duttinghem, daarbij verscherpte tot Duttinchem (lees Duttinkhem) en ten slotte in de spraak ter plekke Deutekom werd, hoewel de naam ambtelijk Doetinchem (Gelderland) luidt. Zo is het ook ter plekke Beuzekom, Errekom, Gorkum, Kekum, Woerkem en Zulekem tegenover ambtelijk Beusichem (Gelderland), Erichem (Gelderland), Gorinchem (Zuid-Holland), Kedichem (Utrecht), Woudrichem (Noord-Brabant) en Zuilichem (Gelderland).

Dat zulke ambtelijke vormen meestal met de ch van lachen uitgesproken worden is het gevolg van misbegrip van die spelling of gekomen vanuit een afzonderlijke ontwikkeling en overlevering, waarbij k en h versmolten tot ch. Denk daarvoor aan de ontwikkeling van Oudnederlands líkhamo tot Nederlands lichaam in stede van lijkhaam.

Iets dergelijks is gebeurd in zulke oordnamen in het zuidwesten van de Lage Landen. De ng en h en konden na samentrekking versmelten tot de g van lagen. Vandaar dat bijvoorbeeld Addingahêm, Ansoldingahêm en Buosingahêm geëindigd zijn als Adegem (Oost-Vlaanderen), Anzegem (West-Vlaanderen) en Boezegem (Frans-Vlaanderen).

Elders was de verbastering in zulke samengestelde namen nog weer anders. Daar viel de h gewoon weg en kreeg de ng de uitspraak zoals die over het algemeen kreeg in de Lage Landen, zoals in woorden als bengel en vinger. Zo zijn Alsenghem en Hunsenghem inmiddels geëindigd als Alsingen en Huizingen (beide Vlaams-Brabant).

Wat men schrijft en wat men zegt

Dit alles wil zeggen dat een Engelse oordnaam als Birmingham op meerdere wijzen te vernederlandsen is: onder meer Bermekom (ambtelijk Berminchem), Bermegem en Bermingen. Bij het maken van deze kaart is gekozen voor de eerste mogelijkheid, omdat zulke verbastering bij ons een wijdere verbreiding lijkt te hebben en omdat menige Engelse oordnaam anders uitgesproken wordt dan zijn spelling doet vermoeden.

Vergeet niet, als de spelling meer aansloot bij de uitspraak zou men niet Gloucester, Leicester en Worcester schrijven maar Gloster, Lester en Worster. Laat de Nederlandse omzetting van die oordnamen dan enigszins ambtelijk blijven. Men schrijve Gliekaster, Leekaster en Werkaster, men zegge Gliekster, Leekster en Werkster.

engeland

Afwisseling

Onze omzettingen kunnen ook een vormverscheidenheid tonen die in Engeland zelf niet voorkomt. Voor de hand ligt een gebeurlijke, meestal oudere spelling met c in stede van k. We hebben enerzijds Callantsoog, Colmschate en Cuijk, anderzijds Katwijk, Kortrijk en Krommenie. En waar veel Engelse oordnamen het woord ford hebben, alleen in die vorm, zijn er Nederlandse oordnamen op -foort, -voord, -voorde, -voorden en -vorden, veelal door een speling van het lot. Laat een Nederlands Engeland die afwisseling kennen.

Engeland is in de middeleeuwen bezet door Denen en Noren en die hebben hun stempel gedrukt op de kaart, bijvoorbeeld met namen op -by en -toft, van Oudnoords býr ‘hoeve; dorp’ en toft ‘grondslag’. In het Engeland van onze dagdroom is dat ook gebeurd, doch hebben die woorden zich uiteraard anders ontwikkeld.

Eigenaardigheden

Veel Engelse oordnamen eindigen op -ton als verbastering van town, dat nu ‘oord, stad’ betekent doch vroeger en oorspronkelijk in het Germaans verwees naar ‘omheinde grond’, ook van een erf. In de Lage Landen zien we slechts in het uiterste zuidwesten, waaronder Frans-Vlaanderen, diens evenknie in gebruik. Noemenswaardig is vooral Warnastún ‘Warns tuin’, nu Waasten (Henegouwen) naast de Franse vorm Warneton. Dat toont wat we verwachten, dat tuin als tweede lid in samengestelde oordnamen verbastert tot -ten.

Maar wat Engeland in dezen het meest onderscheidt van andere Germaanse landen is het gebruik van het woord shire, de voortzetting van Oudengels scír. Heden is het zowat inwisselbaar met county ‘graafschap’, eerder verwees het naar een landstreek die onder een bestuurder viel als verantwoordelijkheid van zijn ambt en voordien sloeg het op (de betrekking van) het ambt zelf, maar oorspronkelijk betekende het ‘zorg’. Dat blijkt ook uit de evenknieën op het vasteland: Oudhoogduits scîra ‘bezigheid; opgave; zorg’ en gewestelijk Nederlands schier in schierloos ‘zorgeloos, onbezonnen’. Overigens heette de bestuurder van een scír in het oude Engeland een scírgeréfa, vanwaar Engels sheriff. Los werd geréfa tot Engels reeve ‘baljuw e.d.’

Tot slot

Hoewel weinig meer dan een tijdrovende grap is de kaart hierboven gemaakt met de nodige schier. Voor de oudere vormen van alle Engelse oordnamen die hier behandeld zijn is dankbaar gebruik gemaakt van de vierde uitgave van The Concise Oxford Dictionary of English Place-names van Eilert Ekwall. Of was dat Het beknopte Ossenvoorder woordenboek van Engelse oordnamen?

44 gedachtes over “Engeland, maar dan Nederlands

  1. Prachtig werk! Het artikel is enorm leerrijk en de kaart is een lust voor oog en ziel. Binnen het Nederlandse taalgebied is er inderdaad veel variatie. De keuzes die je maakt op de kaart komen me wel nogal specifiek Hollands over. Dit vind ik ergens een beetje jammer, maar ik begrijp dat je ergens een keuze moet maken en je onderbouwt het ook goed in het artikel. Je had eventueel de variatie binnen het Nederlands ook visueel kunnen overdragen op de kaart van Engeland door bv. Saksische vernederlandsingen in Yorkshire aan bod te laten komen, Zuid-Nederlandse in Zuid-Engeland enz. Hoe dan ook, dit is geen kritiek. Je hebt hier nogmaals mooi werk geleverd! Dikke pluim!

    1. Blij te vernemen, ook je bespiegelingen!

      Mijn gedachtegang: net als in de Lage Landen zijn in Engeland de ambtelijke vormen van oordnamen vaak in de algemene taal en komt de werkelijke streektalige verscheidenheid niet tot uiting. Van alle namen kan ik maar enkele bedenken die duidelijk of vermoedelijk streektalig zijn, met name Trowbridge (bij mij Triebrug), met trow als gewestelijke vorm van tree, en Torquay (bij mij Torkaai), met tor als gewestelijke vorm van tower.

      En dan zijn er nog Scunthorpe en Scarborough, met Sc- dankzij de Deense inmenging, toen het Engels inmiddels al Sċ- (lees Sh-) had. Ik had eerst Skundorp en Skarburg, maar in het Nederlands is Sk- bij mijn weten ná de Deense tijd Sch- geworden, dus ik koos voor Schundorp en Scharburg.

      1. Reeds in de zestiende en zeventiende eeuw: Pleymuden, Pleymuyden en Pleymuyen. Lijken mij toch wel latere vernederlandsingen van Plymouth, gezien de oudste vormen die we daarvan kennen in de Engelse overlevering: Plummuth (1235) en Plimmue (1231).

        Deze bevat de stroomnaam Plym, ouder Plyme (1238), Plime (1244), volgens Ekwall een terugvorming vanuit de oordnaam Plympton, ouder Plimtun (1135), Plymentun (904), en deze uiteindelijk een samenstelling met Oudengels plýme ‘pruim’ (Engels plum). Dat laatste vraag ik me af, maar het is bekend dat een l-hebbende nevenvorm van pruim wijdverbreid was in de Germaanse wereld. De Oudengelse ý beantwoordt in dit geval aan een Nederlandse ui.

        Ik heb hier gekozen voor -mond in stede van -muiden om net als in Nederland een beetje afwisseling te hebben.

    1. Het Nauw van Kales is echter enkel het smalste deel van het Kanaal, eigenlijk het uiteinde als grens met de Noordzee. Niettemin, mocht er een nieuwe uitvoering komen, dan geef ik ook het Nauw aan. Dank!

  2. Prachtig artikel. Wat ik bijzonder vind is dat er in Nederland een plaatsnaam Tilburg is en in Engeland een plaatsnaam Tilbury. Zou er een etymologisch verband zijn tussen beide plaatsnamen?

    1. De oudste vormen van beide oordnamen wijzen erop dat ze oorspronkelijk van eerste lid verschilden:

      Tilburg < Tilliburgis (709, afschrift 1191)
      Tilbury < Tilaburg/Tillaburg (730)

      Maar bij omzetting zou Tilbury wel Tilburg worden, toevallig.

      1. Bredevoort had ook gekund, maar ik verkoos samentrekking zoals in Bradford (niet Broadford).

  3. Geweldig! Ik heb het artikel meteen gedeeld met mijn dochter in Jork. Wat ook in het oog springt door dit werk, is de grote invloed van het Latijn op de Engels plaatsnamen.

    1. An intrusive p (or b) between m and t (or d) is no strange thing on this side of the sea, e.g. Middle Dutch beempt beside beemt ‘meadow’ and Early Modern Dutch hembd beside hemd ‘shirt’. In the standard language, hemd has become the norm, but its diminutive is hempje, which has lost the dental while keeping the labial. Similarly, some dialects here have the main word as hemp rather than hemd. Such an intrusive p has also been immortalized in place-names: Drempt (older Thremethe) and Drumpt (older Thrimnithi).

      The oldest forms of Southampton are Homtun and Hamtun, with a vowel variety like in land, lond ‘land’ and man(n), mon(n) ‘man’. That shows we’re dealing with Old English ham(m), hom(m) ‘flat, low-lying meadow on a stream; enclosed plot’, cognate of Dutch ham ‘alluvial land’ and Low German ham in Hamburg.

      The old forms of Northampton, like Hamtun, don’t have that vowel variety in the first element. And so Ekwall believes we should read it as a compound with hám ‘home’. I don’t think we can know for sure, but I want to keep the rhyme and will assume that even if the two place-names were originally different, in my daydream the latter was ultimately adapted to the former.

  4. Waar blijft het Frysk? Ik heb altijd geleerd dat Engels uit die taal komt. Hiem=home. Kaai= key . Ook de zinsopbouw heeft veel overeenkomsten. En bv : in grienen ien= a green one.

    1. Het Engels komt niet uit het Fries maar staat wel dichter tot het Fries dan tot het Nederlands.

      Het Fries is in de afgelopen eeuwen meer en meer op het Nederlands gaan lijken dankzij de voortdurende beïnvloeding, met name in de woordenschat.

      Hoe dan ook, deze kaart is van Engeland in het Nederlands, niet het Fries, maar het zou leuk zijn om dat ook eens te wagen.

  5. Gloucester: eerder Gloster dan Glouster:

    “In 1926, the Gloucestershire Aircraft Company at Brockworth changed its name to the Gloster Aircraft Company because international customers claimed that the name Gloucestershire was too difficult to spell. A sculpture in the city centre celebrates Gloucester’s aviation history and its involvement in the jet engine.””

    https://en.wikipedia.org/wiki/Gloucester

  6. Genietlijk! Zo ben ik ook ooit op vakantie in ‘Duinholm’ geweest, zoals we daar tegen elkaar zeiden. Bij jou is dat Durhem geworden, wij gingen mogelijk van een andere etymologie uit. Wij spraken ook van Kantbrugge, van Nieuwbrug en van Everwijk… Net een andere dimensie dan de jouwe dus. Ik zou er nog wel een aantal varianten van willen zien.

    1. Uitgaande van de oorspronkelijke vorm Dúnholm zouden we in het Nederlands zonder verbastering uitkomen bij Duinholm. Heel bevallig, moet ik zeggen.

      Maar om een of andere reden (mogelijk Normandische invloed) ontwikkelde Dúnholm zich in de Engelse geschiedenis tot Durealme met r, later samengetrokken Duram, waarna het tweede deel omgeduid werd tot -ham naar voorbeeld van andere oordnamen op -ham. Zulke bijzondere verbasteringen zijn ook in de Nederlandse namenschat niet ongewoon. Dus ik volg deze verbastering, met het verschil dat er bij -hem aangesloten werd.

      De onverwachte ontwikkeling van Grantebrycge tot Cantebruge (waarna Cambridge) is ook zoiets. Ekwall wijt het wegvallen van de eerste r en de verandering van G- naar C- aan Normandische invloed.

      1. Grantbrugge, het had zomaar ook gekund. Met dan in platter Hollands ofwel Graandbreg, ofwel Grangbreg als variaties, kom daar maar uit. Grambrug? Of een metathesisje: Garrenbrug of wat daar op lijken mag.

        Al typende heb ik hierboven van ons ‘Nieuwburg” wel ‘Nieuwbrug’ gemaakt, zie ik nu; over metathesis gesproken. Daarmee is natuurlijk Nij-Kasteren aan de Tijn bedoeld.

      2. De verwisseling van burg en brug is mij ook meer dan eens overkomen.

        In weerwil van Ekwall vermoed ik bij nader inzien dat de ontwikkeling van Grante- naar Cante- (ook) o.i.v. van Canterbury gekomen is. In mijn dagdroom is hetzelfde gebeurd. Anders had je inderdaad Grantbrug o.i.d. gehad en vandaar gebeurlijk Grambrug. De andere vormen die je noemt zouden wellicht ter plekke in gebruik zijn, maar ik denk dat ze niet zo snel in de ambtelijke spelling tot uiting gekomen zouden zijn.

      3. Ik kende naam Kantelberg voor Canterbury. Zo wordt het in een oude vertaling van de Canterbury Tales genoemd. Verder kun je echt gebruikte Nederlandse namen vinden op 17e eeuwse kaarten, met namen van havensteden.

  7. Interessant en leuk artikel.

    Dikwijls wordt het Fries met reden aangehaald om een verwantschap te tonen met het Engels. Maar ook over het West-Vlaams zou ik in die richting durven denken. Soms vind ik het Fries dichter staan maar even goed vind ik het West-Vlaams soms dichter staan. De nauwste en meest gebruikte oversteek naar het eiland was via de Vlaamse streken en de streektalen in Kent en (Frans-)Vlaanderen lagen eertijds dicht bij elkaar. Ik focus mij even kort en onvolledig op wat plaatsen in Kent waar die verwantschap heel duidelijk is. Canterbury heeft of had een Nederlandstalige naam, Kantelberg en soms Kanterberg. Ik denk dat die naam via volksetymologie tot stand is gekomen.
    Wat goed-komt-het-uit vertalingen…
    -Margate, Meregat
    -Flete, Vliet
    -Broadstairs, Breedstouwe Breestouw
    -Ramsgate, Ravensgat
    -Chatham, Cottem
    -Chevening, Scheven Schevingen
    -Kent, Kant
    -Rochester, Groefkaster Groevekaster
    -Richborough, Rijkeburg
    -Westmarsh, Westmeers
    -Edenbridge, Edelingebrugge
    -Cuxton, Kokstuin Koksten
    -Wingham, Wingem Wingham
    -Dell, Dal Dale
    -Bosehill, Bozehil Bozehille
    -Saltwood, Zoutwoud
    -Appledore, Appelterre
    -Thornham, Doornam Doornem
    -Eythorne, Hagedoorn
    -Hengrove, Hennegroef hennegroeve
    -Challock, Kalfsloke
    -Borstall, Bergstal
    enz.

    1. Voorzichtig, Luc: het is moeilijk stoppen met dit spel.

      Ik heb geen stelselmatige vergelijkingen gedaan (of gelezen), maar het Westvlaams heeft soms als enige spraak (nog) in de Lage Landen iets gemeen met het Engels. Een vlugge nagang onthult bijvoorbeeld Westvlaams agein(s) ‘nog eens’, beren ‘dragen’ en boomen ‘lichtstralen schieten’ tegenover Engels again, to bear en to beam.

      Kanterberg/Kantelberg zij wel een latere ontlening van Canterbury.

      Broadstairs, oudst Broadstayer in 1565, is vrij jong en onverbasterd: volgens Ekwall is daar in 1440 een ‘gateway’ naar zee gebouwd. Dan verkies ik Bredesteiger of Breesteiger. Zou Tolkiens wereld overigens niet misstaan.

      1. Ja het kan verslavend werken!
        Voor het West-Vlaams en Engels kan ik tientallen voorbeelden aanhalen, maar dat ligt buiten het onderwerp van dit artikel. Ik som hier alleen een paar losse voorbeeldjes op.
        -Het gebruik van doen als vervangend hulpwerkwoord in korte replieken.
        Ik viel flauw. Doej? Ja
        doej (doe je) do you
        Je liegt! kendoe of jakendoe
        (ja)kendoe (nee toch niet) i do not
        Hij is gek. Doetie?
        doetie (is dat zo) does he (doese: does she)
        Het regent niet. Toetoet
        toetoet (toch wel) it does
        Het regent. Toe’endoeniet
        toe’endoeniet (toch niet) no it doesn’t
        -Enkele lukrake overgangswoorden (Nederlands, West-Vlaams, Engels):
        boter, butter, butter
        kapel, kappel (doffe e) chapel
        put, pit, pit
        dun, dinne, thin
        brug brigge bridge
        non, nunne, nun
        mossel, mussel, mussel
        pop, puppe, puppet
        zon, zunne, sun
        zacht, zohte, soft
        sturen, stieren, stear
        een beetje (enige tijd), een letje, little
        klimop, yfte, ivy
        stier, bul (in Bulskamp) bull
        spin, kobbe, cob (in cobweb)
        schreien, scrjim’, scream

        -Meervouds-s
        hemds, roks, dweils, zwijns, honds, kleers, kats, broeks, stiers, enz.

        -Teure! (Kom of ga maar vlug door.)
        Uit ‘toe hurre’. Engels: Do hurry!

        Laat ik afsluiten met een Kents versje:
        And when a goodish bit we’d bin
        We turned to de right han;
        And den we turned about agin,
        And see an alus stan
        (alus: ale-house, met West-Vlaams us)

  8. Prachtig! Twee puntjes:

    Blakpoel moet toch Zwartpoel zijn? En evenzo Blakborn: Zwartborn, wellicht zelfs Zwartbrand? Want Withaven is immers niet Waaihaven (oid) geworden (hoe mooi ook).

    En waarom Detfoort+Hertfoort, maar Ossenvoort+Bedevoort? (En dan: Ossevoort òf Ossenfoort?)

    1. Dank! Het gaat me meer om evenknieën dan vertalingen. Oudengels blæc (Engels black) is de voortzetting van Germaans *blakaz. Dat woord bestond vroeger ook in andere Germaanse talen. Denk bijvoorbeeld aan Oudhoogduits blah (in o.a. blahmâl ‘niëllo’) en Oostfries blak ‘inkt’, al zij dat een verzelfstandiging.

      Het woord burn in Blackburn is een nevenvorm of verbastering van Engels bourne en dat is een evenknie van Nederlands born en bron (die laatste vorm o.i.v. van Duits Brunnen).

      Oudnederlands forda ‘doorwaadbare plek’ werd gewoonlijk voorde (in oordnamen vaak verkort tot voort), want over het algemeen werd de f aan het begin van woorden een v in onze taal, d.w.z. stemhebbend. Maar in aanraking met een stemloze medeklinker (zoals s of t) kon die ontwikkeling uitblijven of ongedaan raken. Vandaar bijvoorbeeld Amersfoort, niet Amersvoort. Of met ander tweede lid: Altforst, niet Altvorst.

      Wat bedoel je met Landen/Langden/Langen?

  9. Allereest hartelijk bedankt voor dit uitvoerig bericht. Zijn er gelijkaardige ondernemingen voor andere landen of gebieden voorzien?

    Als men alle oordnamen van het Vlaams Gewest in hun ambtelijke gedaante overloopt, kan men een tweedeling maken tussen een westelijk (Vlaams in enge zin) en een oostelijk (Brabants) blok. De streektalige verscheidenheid komt dus weldegelijk tot uiting, bv. het behoud van de Middelnederlandse eind -e in de Vlaamse tongvallen: “beke” (Lembeke, Meulebeke) in stede van “beek” (Lembeek, Molenbeek).

    Westelijk:

    -ham = -em: Durrem, Ekem (oak = eik, Vlaams: “eke”), Heksem, Kattem, Keltenem, Orsem (zonder begin h- vgl. Orsmaal)
    -ing = -inge (zonder eind-n!): Rodinge, Haastinge
    -ingham = -egem (geen verscherping!): Bermegem, Notegem

    -bridge = -brugge: Kambrugge of Grambrugge (Grantebrycge vgl. Grembergen = 1019-30 Grendberga en Grimbergen = 1127 Grintberga), Teerbrugge (De Middelnederlandse tegenhanger van “tree” = boom was “teer” zoals in de samenstellingen “herenteer” en “esselteer”)
    -burn = -borre: Blakeborre
    -dal = -dale: Kendale
    -field = -velde: Scheivelde, Waakvelde
    -fort = -voorde: Assevoorde (of Essevoorde), Bedevoorde, Brevoorde, Detvoorde, Herevoorde, Hertvoorde, Kelmersvoorde, Ossevoorde, Stavoorde, Telvoorde
    -mere = -mere (!): Windermere
    -mouth = -muide (zonder eind -n!), -monde: Borremuide/Borremonde, Pluimuide/Pluimonde, Poortsmuide/Poortsmonde
    -stone = -stene: Meistene, Volkstene

    Oostelijk:

    -ham = -om of -um: Durrum, Ekum, Heksum, Kattum, Keltenum, Orsum
    -ing = -ingen (met eind -n): Rodingen, Haastingen
    -ingham = -ekom: Bermekom, Notekom

    -bridge = -bruggen: Kambruggen of Grambruggen, Teerbruggen
    -burn = -born (enkel in de Limburggouw): Blakenborn
    -dal = -daal: Kendaal
    -field = -veld: Scheiveld, Waakveld
    -fort = -voort: Assevoort (of Essevoort), Bedevoort, Brevoort, Detvoort, Herevoort, Hertvoort, Kelmersvoort, Ossevoort, Stavoort, Telvoort
    -mere = -meer: Windermeer
    -mouth = -muiden/-mond: Bornmuiden/Bornemond, Pluimuiden/Pluimond, Poortsmuiden/Poortsmond
    -stone = -steen: Meisteen, Volksteen

    De Zuid-West-Brabantse en Noord-Oost-Henegouwse -ingen namen eindigden vroeger op -e(n)g(h)em:

    Alsingen (1215 Alsenghem), Bellingen (1184 Bellengem), Buvingen (1197 Buuengem), Edingen (= Enghien, 1150-54 Adengem), Gellingen (= Ghislenghien, 1093 Gislengem), Huizingen (1221 Hunsenghem), Oetingen (1209 Otenghem), Woelingen (= Ollignies, 1143 Wlengem)

    De Noord-Nederlandse oordnamen eindigend op -muiden en het West-Vlaamse Diksmuide (zonder eind -n!) komen inderdaad overeen met de Engelse oordnamen eindigend op -mouth (monding). Tijdens de zestiende en zeventiende eeuw werden Plymouth en Portsmouth inderdaad door Hollandse zeevaarders achtereenvolgens tot “Pleimuiden” (Pleimuie) en “Poortsmuide” (Poortsmuie) vernederlandst. Muide(n) is Noordzee-Germaans (Ingweoons) en komt in de zeeoevergebieden voor. Mond(e) is daarentegen West-Germaans in het bijzonder Vranks (Frankisch) en verschijnt verder landinwaarts.

    Enkele andere Engelse achtervoegsels komen met de onderstaande Vlaamse overeen. Zij hebben een gemeenschappelijke (meestal Germaanse) voorganger:

    -don = -duine (duin): Zwinduine (vgl. Wenduine)
    -ey = -ooie (ei-land, ooi-bos, land-ouw): Angelsooie, Baarooie (vgl. Ardooie)
    -end = -ende (einde): Zuidende (vgl. Oostende)
    -gate = -gat: Heerlegat
    -ley = -lo: Kraailo (vgl. Kraaiwijk = Craywyck, thans in Vrankrijks-Vlaanderen oftewel Frans-Vlaanderen), maar: Beverley (Beverlac) = Beverlake(n) vgl. Laken bij Brussel
    -stoke = -steke (stek): Bazesteke, Steke

    Het Engels achtervoegsel -ton kan, los van het voorbeeld Waasten (Warneton), mogelijk ook door “-tuine” vernederlandst worden, vgl. de Middelnederlandse naam “Betuyne(n)” voor Béthune en ook de veldnaam “Havertuin” (= habra + tuna) te Melle bij Gent. vgl ook voor de eindklank: Wenduine

    Deerletuine, Koningstuine, Middeltuine, Noordalvertuine, Noordhamtuine, Priestuine, Stoktuine, Tantuine, Wolveremtuine, enz.

    De niet uitgesproken “p” tussen m en t/d die men dikwijls in oudere naamgedaanten (bempt, Riempst) aantreft wordt niet in de hedendaagse benaming (beemd, Riemst) overgenomen.
    In het Vlaams Gewest wordt in tegenstelling tot Noord-Nederland steeds de Nederlandse spelling van 1946/47 gevolgd:

    Bruxtel = Brukstel / Bristol = Brycgstow = Brugstuwe (?)
    Cambrug = Kambrugge(n)
    Canterberg = Kantelberg (Middelnederlandstalige benaming!)
    Combrië = Kombrië of nog beter: Kommerland (Cumberland) met Nederlandstalige gelijkmaking van -mb- tot -mm-
    Durhem = Durrem, Durrum
    Exter = Ekster
    Hexum = Heksem, Heksum
    Kraloo = Kralo / Kraailo

    Een lichte wijziging van de voorgestelde vernederlandsingen wordt “Vlaamser” aangevoeld: Geensburg, Koventerre (vgl. Appelterre), Moerpad, Noorvolk, Schaarburg, Sloge, Zuiderland

    Wat de Deense invloed betreft:

    Jork heeft de volgende klankontwikkeling doorlopen:

    Eboracum (Latijn) – Eoforwic (Oudengels) – Jorvik (Deens) – York (Engels)

    Een vernederlandsing zonder Deense inmenging zou wellicht *Everwijk luiden.

    Komt het Deens achtervoegsel -by (Oudnoors: býr, oorspronkelijk “hoeve”, later “dorp”) niet overeen met het Nederlandstalig bestanddeel “beur” of “buren” (= kot)?
    Dit woord komt hier en daar in de Nederlandstalige (Buren, Opburen, Westerburen) en Waalse (Beur = Boirs) oordnaamkunde voor.
    Zo ja, kan men als vernederlandsing voorstellen:

    Derby (Dýrabýr) = Dierbeur of Dierburen
    Grimsby (Grímsbýr) = Grimsbeur of Grimsburen

    De Middelnederlandse klankontwikkeling ft > cht (kraft, luft > kracht, lucht) komt ook tot uiting bij de vernederlandsing van Lowestoft > Loostocht.
    Bij de verduitsing van de Sleeswijkse oordnamen werd toft hier en daar tot “hof” verdraaid, bv. Grundhof = Grumtoft.
    Een gelijkaardige vernederlandsing zou “Looshove” (Vlaams) of “Looshoven” (Brabants) luiden.

    De oorspronkelijke gedaante van Lewes had geen slot-s (Læwe). De toevoeging van een meervoud slot-s is inderdaad door Romaanse (Normandische) invloed tot stand gekomen vgl. “Londres” voor Londen. Deze slot -s werd in het voorstel “Leeuwen” door een Germaanse -en uitgang vervangen. Ware het niet beter om deze Romaanse invloed niet (meer) te volgen zoals bij I(e)per (= Ypres, waaruit later de leenvertalingen: “Yperen” of “Iperen”, die op hun beurt aanleiding gaven aan het Duitse “Ypern”), dus: Leeuw.

    Tot slot, de oordnamen van (Koorne)waalse oorsprong werden niet vertaald.

    Carisle/Karleugel = Luguvalium, later: Cair Ligualid, Caer-luel, Caerliwelydd (Caer = burg) vgl. Heerlen = Coriouallum
    Crewe/Kruw = criu (weerd)
    Penrith/Pendrit = pen (hoofd) + rhyd (voorde)
    Truro = tri (drie) + veru (beken)

    1. Dank en ja, er komen nog een of twee andere van zulke kaarten op Taaldacht.

      Uiteraard is er streektalige verscheidenheid; vandaar ook mijn opmerkingen over de verschillende mogelijke tegenhangers van -ford en -ingham. Met de werkelijke verscheidenheid bedoelde ik meer de uitspraak ter plekke. Die blijkt meestal niet uit de ambtelijke spelling, in de Lage Landen en in Engeland. Maar op de kaart wissel ik bijvoorbeeld tussen -foort, -voort en -voorde. En aangezien er al viermaal -hem was heb ik -em verder niet gekozen, wel -um, allemaal redelijk bij elkaar in de buurt.

      Inderdaad was er bij veel Engelse oordnamen meer dan één mogelijke omzetting. Ik heb menigmaal een keuze moeten maken.

      In Oudnoords býr is de -r een verbuigingsuitgang. Die is inmiddels weggevallen in Noors, Deens en Zweeds by. Van dezelfde wortel doch een andere afleiding is Nederlands buur ‘woning e.d.’

      Geen vertalingen van Britse (Keltische) oordnamen, want zoals gezegd: het gaat hier niet zozeer vertalingen als wel tegenhangers en evenknieën—van Engelse (Germaanse) oordnamen.

      Kantelberg is een latere vernederlandsing/omduiding van Canterbury, niet de naam zoals die geluid zou hebben als die van begin af aan Nederlands was.

      Zonderland is de rechtstreekse evenknie van Sunderland, een samenstelling met sunder ‘afzonderlijk e.d.’, niet verwant aan Engels south of Nederlands zuid.

    2. Verder:

      Het woord stoke in Engelse oordnamen is de verbogen voortzetting van Oudengels stoc o. (mv. stocu), dat kennelijk ‘plek e.d.’ betekende en terug moet gaan op Germaans *stuką. Geen evenknie van Nederlands stek, gewestelijk of niet.

      De vroegste vorm die we van Morpeth hebben is Morthpath. “Apparently [Old English] morþ-pæþ ‘murder-path’,” zegt Ekwall. Daarom heb ik het niet omgezet naar Moerpad.

      De vorm -town is zeldzaam en meestal in betrekkelijk jonge Engelse oordnamen te vinden. Dus in de meeste gevallen verbasterd tot -ton. Vandaar heb ik -ten, niet -tuin(e).

      Slough, ouder Slo, wordt door Ekwall vereenzelvigd met slough ‘drasland e.d.’, van Oudengels slóh ‘hetz.’, van Germaans *slōhaz. Denk niet dat dat woord zich ergens in de Lage Landen tot Sloge ontwikkeld zou hebben.

    1. Daar kan ik me in vinden, dank je, al maakt het me eerlijk gezegd niet zo gek veel uit. Iets als word nut dekt de lading ook wel, vrees ik.

      Blij te zien dat de kaart in goede aarde valt en dat je haar deelt in je mooie nieuwsbrief.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.