Deze winter verschijnt The War of the Rohirrim, over de strijd tussen Rohan en Dunland in de wereld van Tolkien. De hoofdrol is hier nu overgedragen van koning Helm aan zijn dochter. Ze is naamloos in het boek, heet Héra op het doek. En die naam wringt.
Helm, zoon van Gram, was de negende koning van Rohan en zetelde in Edoras. Lang voor zijn geboorte was zijn guldenhaarde volk al in worsteling verwikkeld met de donkere Dunlendingen. Op een dag kwam Freca, een machtig heer van Rohan met bloed van beide volken, met menig man naar het hof en vroeg voor zijn zoon Wulf om de hand van de koningsdochter. Maar Helm wantrouwde Freca en noemde hem dik geworden, tot groot gelach. Freca was verbolgen, schold terug en zei dat oude koningen op hun knieën kunnen vallen als ze een aangeboden staf weigeren. Wat toen volgde op deze bedekte bedreiging was wel de reden dat Helm de bijnaam Hamerhand kreeg. En het kwam tot oorlog met Dunland.
Dit alles was lang voor de gebeurtenissen van The Lord of the Rings, het verhaal waarin naar Helm slechts verwezen wordt, zij het dusdanig en vaak genoeg dat hij duidelijk een belangrijke koning was. Pas in de bijlage van het boek komen we het bovenstaande te weten in een geschiedenis van de Rohirrim, het volk van Rohan. Het is er allemaal heel bondig verteld, dus de makers van The War of the Rohirrim hadden aardig wat in te vullen om tot een volwaardige voorstelling op het witte doek te komen.
Ze hebben nu de kans gegrepen om niet zozeer het verhaal van Helm zelf te vertellen als wel dat van diens dochter, die in (de bijlage van) het boek slechts in één zin genoemd wordt en zonder naam, in tegenstelling tot haar broers Haleth en Háma. Deze dochter is in de bewerking, zo blijkt uit het voorstuk hierboven, verbeeld tot een ware krijgsvrouw met klinkend staal.
Dit rijmt met de keuze gemaakt voor dat andere nieuwe beeldwerk te Middelaarde, The Rings of Power, waarin de rijzige, statige Galadriel van de boeken—een dan al duizenden jaren oude, inwijze elvin—omgewrocht is tot een kleine, onstuimige zwaardvechter. Volgens Tolkien kon ze zich in haar jeugd meten met de mannen in kennis en atletiek en heette ze daarom ook Nerwen (‘manmaagd’), maar ze was geen amazone zoals voorgesteld door Amazon, het bedrijf en brein achter deze uitvoering.
Er is bij vergelijking gewezen op de rol van Éowyn in The Lord of the Rings. Die wordt geacht Edoras te bewaren terwijl haar oom Théoden, de zeventiende koning van Rohan en telg van Helm, met zijn mannen naar Gondor vertrekt ter ontzetting van Minas Tirith. Ze doet zich dan voor als een man genaamd Dernhelm (‘verborgen beschermer’) om toch mee te gaan. Later op het slagveld is ze van helm ontdaan—de gulden haren glanzend onder de zon—en bewijst ze haar waarde door de Heks-koning van Angmar met zwaard te verslaan. De kracht van deze wending is dat niemand in Middelaarde haar verwachtte.
Helms dochter gaat haar nu voor en vergt een naam. Een van de schrijvers, Philippa Boyens, vertelde eerder dit jaar dat ze hiervoor te rade ging bij Fran Walsh, met wie ze eerder de bewerking van The Lord of the Rings geschreven had. Ze wisten toen al dat de naam met een H beginnen moest, om in stafrijm te staan met Helm, Haleth en Háma. Walsh stelde toen Hera voor, niet van de Griekse godin maar de IJslandse schouwspeelster Hera Hilmar met wie ze eens gewerkt had. Dit lijkt overigens een koosvorm van IJslandse namen die met Her- beginnen, zoals Herbjörg en Herdís, op hun beurt samenstellingen met her ‘leger, heerschare’. En dat beantwoordt weer aan het eerste lid van Nederlandse namen als Herlind en Herman.
Daarna hebben ze besloten Hera te spellen als Héra om een meer Oudengelse indruk te wekken. Tolkien gaf immers Oudengelse namen aan alle Rohirrim. Maar de Oxford-geleerde wist ook: in die taal waren alle namen en andere woorden op -a steevast mannelijk! Zo ook met die onder de Rohirrim, want Brytta (Léofa), Folca, Fréa, Freca, Gríma, Háma, Herefara, Walda en Wídfara worden stuk voor stuk door mannen gedragen.
Boyens zegt dat Héra in Oudengels verband begrepen zou kunnen worden als iets met ‘edel’. Inderdaad, het grote woordenboek van Bosworth & Toller heeft de woorden hér ‘edel’, hére ‘waardigheid’ en hérlíc/hǽrlíc ‘edel’, maar deze zijn zeer zeldzaam en berusten mogelijk op mislezingen van handschriften. In het herkomstkundig woordenboek van Holthausen zijn ze niet terug te vinden. Als ze werkelijk bestonden horen ze bij hár ‘grijs; eerbiedwaardig’, dat echter onlosmakelijk met ouderdom verbonden was.
Vastere grond onder de voeten hebben we met een ander Oudengels woord waar de gewenste naam wel mee overeenkomt: een meermaals overgeleverd (mannelijk) héra met de betekenis ‘gevolgsman’ als afleiding van héran ‘horen’. Daarmee wordt het mogelijk een verhaal te bedenken dat Helms dochter zich als krijgsman van haar vader gedroeg en daarom spottend Héra genoemd werd of zich zoals Éowyn zo voordeed en zichzelf de naam gegeven had.
Maar dat is dus niet wat we in The War of the Rohirrim krijgen gaan. Tolkien de talenvriend was uiterst zorgvuldig met zaken als deze, dus het is jammer dat uitgerekend hierin zijn voorbeeld niet gevolgd wordt. Had haar dan Hild genoemd als bondigheid een streven was. Dat was weliswaar ook de naam van haar vaders zuster, maar vernoeming was niet ongehoord. Of beter nog Hálge als vrouwelijke weerga van de naam Hálga in Béowulf, het vroegmiddeleeuwse heldendicht waar Tolkien alles van wist en zeer bezield door was.
Uit The War of the Rohirrim (Warner Bros., 2024).