Iedereen kent de Zwaluw-lucifers uit Uddevalla, Zweden. Op het doosje is säkerhets tändstickor te lezen. Mijn ervaring is dat veel mensen denken dat dat zo veel als ‘zekerheids-tandenstokers’ betekent. Niets is minder waar. Ten eerste betekent säkerhet niet ‘zekerheid’ maar ‘veiligheid’. Ten tweede: tänd- in tändstickor komt van het werkwoord tända ‘aansteken, doen branden’. Tändstickor (enkelvoud: tändsticka) zijn dus gewoon ‘aansteekstokjes’, oftewel ‘lucifers’.
Dit werkwoord tända heeft zijn tegenhangers in Deens tænde en Noors tenne. In het Middelnederlands bestond het woord tendelen ‘doen ontvlammen’, een uitbreiding bij een niet meer overgeleverd *tenden ‘doen ontvlammen’. Nog wel aanwezig in het Nederlands is het verwante woord tondel/tonder ‘licht ontvlambare stof’. Vergelijk ook het Duitse werkwoord zünden ‘ontsteken’; een Duits woord voor ‘lucifer’ is dan ook Zündholz (naast het meer gebruikelijke Streichholz).
De hierboven genoemde werkwoorden zijn zogeheten causatieven, oftewel oorzakelijk werkwoorden. Dat zijn werkwoorden die het veroorzaken van een handeling uitdrukken. Zo hoort bij zitten het oorzakelijk werkwoord zetten (letterlijk ‘doen zitten’). Andere voorbeelden zijn liggen en leggen (‘doen liggen’), lijden en leiden (‘doen lijden’), vallen en vellen (‘doen vallen’), varen en voeren (‘doen varen’) en waken en wekken (‘doen waken’).
En zo is tända/tænde/tenne/tendelen/zünden het oorzakelijk werkwoord bij Oudgermaans *tenþaną ‘branden, ontvlammen’. Ware dit werkwoord overgeleverd tot aan het huidige Nederlands, dan zouden wij zeggen tinden ‘branden, ontvlammen’. Het is overigens een sterk werkwoord: tinden, tond, is getonden. Een uitbreiding bij dat werkwoord is bovendien te vinden in Zweeds tindra, Deens tindre en Noors tindre, alle ‘fonkelen’.
Ik vroeg me als kind altijd al af waarom die dingen zo heetten. Het woord “tondeldoos” sprak ook altijd al tot mijn verbeelding….dat was iets magisch, uit een sprookje.
Hoe vervoeg je het werkwoord “tinden” eigenlijk?.
Overigens kan je prima tandenstokers maken van tändstickor, maar dit terzijde. 😉
De vervoeging van tinden staat in het stuk. 😉
Oftewel: tinden, tond, is getonden.
Je begrijpt me niet en daar verwachtte ik al:
ik bedoel:
Ik tind? Jij tind? Wij tinden?
Ik tond? Of: tonde?
Het werkwoord tinden heeft dezelfde vervoeging als binden, bond, gebonden, vinden, vond, gevonden en winden, wond, gewonden.
TINDEN ‘ontvlammen’
onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.)
ik tind
jij tindt
hij/zij/het tindt
wij tinden
jullie tinden
zij tinden
onvoltooid verleden tijd (o.v.t.)
ik tond
jij tond
hij/zij/het tond
wij tonden
jullie tonden
zij tonden
voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.)
ik ben getonden
jij bent getonden
hij/zij/het is getonden
wij zijn getonden
jullie zijn getonden
zij zijn getonden
Alright, alright…I get it!. Zit me niet zo te tinden!. 😛
😉
Tenden bedoel je daar!
Pardon?. Waar zie jij “tenden” staan in je paradigma?. Of is het causatief?.
Jawel!
ik tind = ik ontvlam
ik tind jou = ik onvlam jouik tend jou = ik doe jou ontvlammen
In Vlaanderen ook ‘stekskes’ genoemd
Ah ja, van stek in de oorspronkelijke betekenis: ‘stokje’. Het klankverband met aansteken is ook mooi.
Een mooie les. Ik moet denken aan ‘tintelen,’ dat volgens etymologie.nl inderdaad mogelijk verwant is, al zou het ook om een ‘klankexpressief’ woord kunnen gaan.
Dank. Goeie trouwens, ik had tintelen er nog in willen verwerken. Al vermoed ik eigenlijk dat dat woord eerder bij de groep van tinne ‘kanteel’ en tand hoort, met de achterliggende betekenis van ‘steken, puntig zijn’.
Serieus over de relatie tussen tändstickor en tandenstoker; ik heb bij het zien van die luciferdoosjes altijd gedacht “aha, daar komt ons woord tandenstoker vandaan”, je maakt van een versplinterde lucifer immers een primitieve tandenstoker.
Ik heb gezocht maar kan daar niks over vinden op het web.
Of vergis ik me en is stoken heel gebruikelijk geweest als werkwoord wanneer je steken bedoelt?
Het causativum van steken is D anstecken ‘aansteken’ en N stekken, al kan dit misschien ook wel van een zelfst. naamwoord (als staak bijv) zijn afgeleid. steken “steekt” in klasse 5, waarin 25 st. werkwoorden hiervan 88% uit het substraat afkomstig (adstraat):
steken was nog indogermaans(idg)bijFWH 1912 en NEW/Vries& Tollenaere, maar Boutkan&Siebinga 2005: ?proto-indo-europees? Ik vind t adstraat vgl Distelvink, Steekveugel in WNV kj.eigenhuis@12move.nl
Ha, leuk dat op 9 juni 2011 het tegengestelde van ‘het vuur aansteken’, namelijk het vuur blussen/uitdoven/ophouden te laten branden’ aan de orde komt. Zie onder Oorzakelijk ! Ouwe bezigheidjes van onze verre voorouders jagers/vissers/verzamelaars! Behalve naar smeulend vuur rieken deze woorden ook héél oud.