De kunst van het oorzakelijk werkwoord is jammerlijk een vergeten kunst. Zo’n woord is naar diens aard bondig genoeg om als een dichterlijke vuistslag aan te komen, vooral na verdere ontwikkeling in betekenis. Neem bijvoorbeeld Oudengels swebban ‘doden’. Eigenlijk is dit een oorzakelijk werkwoord bij Oudengels swefan ‘slapen’. Swebban betekende dus oorspronkelijk ‘doen slapen’.
Zelf oorzakelijk werkwoorden bedenken kan een genot zijn, maar het vergt wel enige kennis van sterke werkwoorden en hun verleden, want oorzakelijke werkwoorden, hoewel zelf zwak, zijn gevormd bij sterke werkwoorden. Ten eerste: sterke werkwoorden zijn te verdelen in zeven klassen, aan de hand van het patroon waarin de klank per tijd afwisselt. Ten tweede: de stam van een oorzakelijk werkwoord is geënt op de klank van de onvoltooid verleden tijd van het werkwoord waar het bij staat. Aangezien dit verband in het Nederlands niet altijd meer duidelijk is, zijn hieronder ook de Oudgermaanse vormen weergegeven.
Klasse 1
(*līþan, *laiþ, *lidanaz – *laidjan, *laidida, *laidiþaz)
lijden, leed, geleden – leiden, leidde, geleid
(*hnīgwan, *hnaig, *hnigwanaz – *hnaigwjan, *hnaigwida, *hnaigwiþaz)
nijgen, neeg, genegen – neigen, neigde, geneigd
Klasse 2
(*kleuban, *klaub, *klubanaz – *klaubjan, *klaubida, *klaubiþaz)
klieven, kloof, gekloven – kloven, kloofde, gekloofd
(*sūgan, *saug, *suganaz – *saugjan, *saugida, *saugiþaz)
zuigen, zoog, gezogen – zogen, zoogde, gezoogd
Klasse 3
(*drenkan, *drank, *drunkanaz – *drankjan, *drankida, *drankiþaz)
drinken, dronk, gedronken – drenken, drenkte, gedrenkt
(*senkan, *sank, *sunkanaz – *sankjan, *sankida, *sankiþaz)
zinken, zonk, gezonken – zenken, zenkte, gezenkt
Klasse 4
(*kwelan, *kwal, *kwulanaz – *kwaljan, *kwalida, *kwaliþaz)
kwelen, kwal, gekwolen – kwellen, kwelde, gekweld
Klasse 5
(*legjan, *lag, *leganaz – *lagjan, *lagida, *lagiþaz)
liggen, lag, gelegen – leggen, legde, gelegd
Klasse 6
(*faran, *fōr, *faranaz – *fōrjan, *fōrida, *fōriþaz)
varen, voer, gevaren – voeren, voerde, gevoerd
Klasse 7
(*fallan, *fefall, *fallanaz – *falljan, *fallida, *falliþaz)
vallen, viel, gevallen – vellen, velde, geveld
Stel nu dat we bij zien een oorzakelijk werkwoord maken. Dan kunnen we het beste de Oudgermaanse vormen erbij halen en dan kijken wat de uitkomst in hedendaags Nederlands zou zijn:
(*sehwan, *sah, *sehwanaz – *sagjan, *sagida, *sagiþaz)
zien, zag, gezien – zeggen, zegde/zei, gezegd
Dat is een verrassing! Betekent dit nu dat zeggen ‘spreken’ oorspronkelijk een oorzakelijk werkwoord was bij zien? Volgens sommige taalkundigen wel, al kleven er genoeg bezwaren aan. De stap in betekenis van ‘doen zien’ naar ‘zeggen’ is in elk geval niet groot. Vergelijk bijvoorbeeld togen ‘laten zien’ en betogen ‘argumenteren’.
Verdere mogelijkheden tot oorzakelijk werkwoorden zijn soms op onverwachte plaatsen. Het Nederlands kent namelijk een aantal half-sterke werkwoorden, waarbij bijvoorbeeld de voltooide tijd wél sterk is vervoegd, maar de onvoltooid verleden tijd niet. Een goed voorbeeld hiervan is lachen, lachte, heeft gelachen. Dit werkwoord was dan ook oorspronkelijk een klasse 6 sterk werkwoord: lachen, loech, heeft gelachen. Hierbij kunnen we het oorzakelijk werkwoord loegen ‘doen lachen’ maken. Sterker nog: dat heeft ook bestaan in oude zustertalen. Een kleinood als er ooit een was.
Overigens hoop ik dat ik niemand zweb met ietwat technische verhalen als het bovenstaande.
Ik ben nog steeds bezig met (o.a.) de oorzakelijke werkwoorden, en nu ben ik op zoek naar attestaties van het “primitief” bij het oorzakelijk werkwoord strooien [een causatief, zie EWN-4 i.v.] De vormen zijn wel te reconstrueren met behulp van Oliviers voorbeelden (we zitten in klasse 2). Qua betekenis doe ik een voorstel: strooien ‘verspreid doen liggen, verspreid neerleggen’. Het aardig van deze omschrijving is, dat we een ander, beter bekend causatief (leggen namelijk) ‘binnenhalen’ en zo wat makkelijker praten. Verspreid neergelegd werd er in de dagelijkse praktijk op twee niveaus: op het strodac (mnl) ter verkrijging van een waterdichte laag boven je hoofd, en op bodemniveau, waar de strooisellaag aangebracht werd om erop te rusten (je bedje werd als het ware zo gespreid). De betekenis suggereert dat we de woorden al in de oudste taalfase gebruikten. Daarom “spannend”. Maar wie heeft er mooie voorbeelden van een geattesteerd primitief, en dan zou het helemaal prachtig wezen als daar de betekenis ‘verspreid liggen’ zat, in tegenstelling tot ‘verspreid (neer)leggen’. Tenslotte een voorbeeldzinnetje van het laatste: Zwarte Piet legt de pepernoten verspreid neer.
Klaas J Eigenhuis
Toevallig trof ik de voornaam Sindbald aan en dan wil ik steeds weten wat deze betekent.Ik vernam dat het eerste lid ‘SIND'(goties sintha)
‘het gaan,gang, reis,tocht’ betekende.Ons woord ge-zin betekende
reisgezelschap.Bij mij rinkelde daarna een belletje. Ons werkwoord
‘ZENDEN’ is dus een oorzakelijk werkwoord van een verdwenen werkwoord
‘ZINDEN’ dat reizen betekende. Zenden is dus ‘doen reizen’
Gek genoeg vinden we dit germaans woord terug in het Spaans : SENDERO
en het Frans : SENTIER met de betekenis van PAD. Kan dit verloren woord
heropgediept worden ? ik bedoel bijvoorbeeld een ZIND als oorsprongwoord
voor Pad, omdat ik vermoed dat pad een heel oud leenwoord moet zijn.
Dank.
Het door jou gezochte woord *sind- komt wel iets dichterbij dan het gotisch : er is het sterke mhd werkwoord sinden (ook sinnen met geassimileerde d), dat ‘een richting nemen, gaan, (rond)trekken, komen’ betekent.
De vormen zijn, naar mijn inschatting: sinden, sant, sunden, gesunden (p.p.) [vergeleek Lexer]. Van het pret. sing. sant zal dan het causatief *sandjan ‘senden’ wel gevormd zijn. Dit veronderstelt ook, dat het werkwoord in zijn oudste gedaante toch echt wel sterk (en niet zwak) geweest moet zijn. Tevens veronderstel ik, dat de reco *sent-, die men indogermaans noemt in de (oude) boeken, een prima substraatrecootje is. Zie hoe Boutkan hiermee aan het worstelen geweest is [Old Frisian Etymological Dictionary 2005, p.335 i.v. senda]
De vorm sinden is zelfs Middelnederlands ! Maar daar – denk ik – is de oorspronkelijke betekenis, ‘een richting nemen’ (onovergankelijk) verdrongen door de causatieve betekenis ‘(iemand) een richting doen nemen, iemand sturen / iemand zenden’ (let op dat sturen! iets sturen = iets in de juiste richting houden) (overgankelijk).
dank je wel Klaas
Walter
Rey-Debove J & Rey A, 1993. Le Nouveau Petit Robert. Paris. schrijven:
SENTIER n. m. – milieu XIIe siècle sente. Chemin étroit pour les piétons et les bêtes. en eerder al
SENTE n. f. – milieu XIIe siècle; latin semita. (Regional ou littéraire) Sentier.
Over de voorganger Latijn semita twijfelt men dus hier niet. Idem in
Almeida Costa J & Sampaio e Melo A, 1977. Dicionário de Língua Portuguesa. Porto. :
senda s. f. caminho estreito; vereda [behalve voetpad ook: weg, richting] ; atalho ; fig. caminho; hábito; rotina [routine]. (Lat. semĭta). p.1298 Portugees sendeira ‘gekheid’ en sendeiro ‘Klepper, Karrenpaard’ bestaan ook.
De etymologie van Latijn sēmĭt/a, ae, f. wordt in
Muller F & Renkema E H, 1961 (bew. door K. van der Heyde). Beknopt Latijns-Nederlands woordenboek. Groningen. onder enig voorbehoud gegeven (“misschien”) :
msch. met oudLatijn per-mĭt-iēs = per-nic-iēs te verbinden, vgl. pĕr-īre; sē-mĭta “zij-weg”uit 1. sē en –mĭt- = īre, verwant met meāre z.d.] voetpad, zijweg, pad (p.842).
Ik vind het een mooie vondst, dat met name Spaans senda ‘voetpad’ wel eens daar door de (germaanse) Visigoten (West-Goten) kan zijn gebracht. Dat zou dan al in de 3e eeuw na Chr. geweest kunnen zijn. Ik zou dan senda een taalrest noemen, geen leenwoord.
Italiaans sentièro ‘pad, voetpad’ (Berlusconi zegt dagelijks tegen zichzelf dat hij il sentièro della virtù moet houden) zou (dan) misschien door de Lombarden daar kunnen zijn terechtgekomen. Wist ik maar waarom het Spaanse en Portugese woord (en ook Catalaans sender en sendera) met een -d- waren. Maar willen deze woorden écht oud zijn, dan moeten ze uit een gemeenschappelijk substraat stammen. Zo’n woord als ‘looppad, looppaadje’ zit daar natuurlijk in een uitgerekend betekenisveld (landschapselementen) voor. kj.eigenhuis@12move.nl
“Ik vind het een mooie vondst, dat met name Spaans senda ‘voetpad’ wel eens daar door de (germaanse) Visigoten (West-Goten) kan zijn gebracht. Dat zou dan al in de 3e eeuw na Chr. geweest kunnen zijn.” (Eigenhuis, 14 augustus 2011, 9:42.)
Dat kan daar helemaal niet al in de derde eeuw door de Goten zijn gebracht. Het kan beslist niet voor de vijfde eeuw zijn geweest, ruim na de vertaling van de Bijbel door Wulfila. Het Gotische sinþs* is alleen overgeleverd in de betekenis ‘maal, keer’ bij rangtelwoorden: bijv. anþaramma sinþa ‘ten tweeden male’. Het lijkt me niet zo voor de hand liggen, dat de Iberische woorden uit het Gotisch stammen, omdat het Got. woord sinþs* eerder een tijdsdimensie dan een ruimtedimensie lijkt aan te geven.
“Het door jou gezochte woord *sind- komt wel iets dichterbij dan het gotisch : er is het sterke mhd werkwoord sinden (ook sinnen met geassimileerde d), dat ‘een richting nemen, gaan, (rond)trekken, komen’ betekent.” (Eigenhuis, 13 augustus 2011, 21:07)
Het lijkt me goed mogelijk dat de Middelhoogduitse sterk verbogen versie van het werkwoord sinden een voortzetting is van het Oudhoogduitse sindôn, dat zwak was. De ôn-werkwoorden zijn meest denominatieve vormingen. De sterke verbuiging kan heel goed secundair analoog zijn gevormd uit het zwakke werkwoord. Het primaire karakter van het Middelhoogduitse sterke werkwoord sinden is derhalve niet bewezen.
De (mogelijke) etymologisch uitleg van (Nieuw)Latijn sēmĭta ‘(voet)pad, zijweg’ ( en daarmee samenhangend eventueel verband met bijv. Spaanse senda, sendero ‘voetpad’ ) zit niet alleen mij “niet zo lekker”. Ik vond met behulp van google een andere etymologie voor Latijn sēmĭta. Over herkomst uit het Proto-Indo-Europees heb ik me nog niet gebogen; da’s een zaak voor later.
http://www.myetymology.com/latin/semita.html
Misschien kunnen mensen mij helpen bij een verklaring voor het kort geworden zijn van de lange ee (ê of ē) in sēmĭta, immers in het Spaans een korte e (ĕ) ! Osthoff ?? Hoe luidt die wet dan precies en waar en wanneer geldt die ??
Voor de korte ĕ uit een korte ĭ zou ik wel een “uitleggend” verhaaltje kunnen houden, hoop ik (denk daarbij aan een woord als lingerie, dat je met een i schrijft en met een korte e uitspreekt. Hiermee zijdelings verband houdend : Waarom schrijven we toch zo trouw steeds weer dat puntje op de i ? Is de letter zonder puntje al niet duidelijk zat?! )
kj.eigenhuis@12move.nl
Neem bijvoorbeeld Oudengels swebban ‘doden’. Eigenlijk is dit een oorzakelijk werkwoord bij Oudengels swefan ‘slapen’. Swebban betekende dus oorspronkelijk ‘doen slapen’. [Hierbij nog even: laten we swefan het “primitief” noemen. – KJE] Zelf oorzakelijk werkwoorden bedenken kan een genot zijn, maar het vergt wel enige kennis van sterke werkwoorden en hun verleden, want oorzakelijke werkwoorden, hoewel zelf zwak, zijn gevormd bij sterke werkwoorden. Ten eerste: sterke werkwoorden zijn te verdelen in zeven klassen, aan de hand van het patroon waarin de klank per tijd afwisselt. Ten tweede: de stam van een oorzakelijk werkwoord is geënt op de klank van de onvoltooid verleden tijd van het werkwoord waar het bij staat. Aangezien dit verband in het Nederlands niet altijd meer duidelijk is, zijn hieronder ook de Oudgermaanse vormen weergegeven. (einde citaat bronartikel).
Zelf oorzakelijke werkwoorden áfschaffen, kan dat ook een genot zijn? Klaas J. Eigenhuis geplaatst 110919, de 20e verjaardag van mijn Grote Kanoet
Zelf oorzakelijke werkwoorden áfschaffen, kan dat ook een genot zijn? Klaas J. Eigenhuis geplaatst 110919
We zouden dus, als we ervan uit mogen gaan dat zenden pas later, naar analogie, sterk geworden is, kunnen aannemen, dat ook het causatief, gevormd op de door Olivier uitgelegde wijze, in feite géén causatief is! Geen causatief (contra wat EWN-4 i.v. zenden p.659 beweert), maar een denominatief! Goed bedacht Paul! Beter dan de gezamenlijke EWN-hoofdredactie! Klaas
Nee, Klaas, jouw redenering klopt voor geen meter. Zenden heeft de kenmerken van een deverbatieve afleiding. Het causatief is later sterk geworden. Oorspronkelijk werd de klinkerwisseling in zenden veroorzaakt door i-umlaut van de a in de tegenwoordige tijd.
Wacht effe … er is dus tóch sprake van een causatief? Wanneer gevormd dan, en van welk sterk werkwoord ? Van een sterk werkwoord dat in het Middelhoogduits pas secundair en naar analogie sterk geworden is (klasse I, 3 in de mhd grammatica), dat mhd sinden waar we het over hebben?
Klaas J Eigenhuis
Nee! Ik schreef op 21 september:”Het primaire karakter van het Middelhoogduitse sterke werkwoord sinden is derhalve niet bewezen.”
Zenden (Got. sandjan) is niet van het Middelhoogduitse sterke ww. sinden afgeleid! Gezien de vorm van het woord sandjan ligt een afleiding als causatief van een Germaans sterk werkwoord *senthan-/sinthan- voor de hand. Dat werkwoord is niet geattesteerd. Er is geen bewijs voor dat het vele eeuwen een sluimerend bestaan heeft geleid en plotseling in het Middelhoogduits weer de kop heeft opgestoken in de vorm van de sterk verbogen versie van het werkwoord “sinden”, zoals jij suggereert. Het sterk worden van zwakke werkwoorden is geen uniek verschijnsel in de Germaanse talen, dus daarmee moet terdege rekening worden gehouden, voordat men gaat roepen dat de sterke vorm van Mhd. “sinden” de bronversie van het woord “zenden” vertegenwoordigt.
Wat geniet ik nu onze vaten (het jouwe links, het mijne rechts; we hebben die vaten perfect tegelijkertijd daar neergezet) weer zo heerlijk communiceren. Ik begrijp uit jouw woorden, dat mijn redenering voor 99 cm klopte (immers, je schrééf “voor geen meter” 😉 ; dat zenden de kenmerken van een deverbatieve afleiding heeft, en dat ik (maar wat) geroepen heb – wat precies zou ik niet weten, maar in ieder geval: geroepen! typisch dus een vocale handeling waarmee jij je niet wilt laten inpakken. ).
Nou, zo kan ie wel weer. Zullen we de zinnen eens richten op waar ik het nu eigenlijk over wilde hebben: Welk tot nu toe als causatief aangenomen werkwoord kunnen we misschien maar beter een denomitatief werkwoord gaan noemen? Zoek daarvoor niet in het EWN (dat ik serieus met jouw genialiteit vergelijken wilde, maar je wilt kennelijk zelf niet! Accoord, mij best, ik had het vriendelijk bedoeld.) maar neus eens in Boutkan en Siebinga. Klaas J. Eigenhuis
Even nog inhoudelijk (en in mijn vorige tekst moet het denominatief zijn) : “ (Gezien de vorm van het woord sandjan ligt een afleiding) als causatief van een Germaans sterk werkwoord *senthan-/sinthan- voor de hand. Dat werkwoord is niet geattesteerd. (Er is geen bewijs voor dat het vele eeuwen een sluimerend bestaan heeft geleid en plotseling in het Middelhoogduits weer de kop heeft opgestoken in de vorm van de sterk verbogen versie van het werkwoord “sinden”, zoals jij suggereert.) (einde citaat) Dat primitieve werkwoord is dus niet geattesteerd, sterker nog, zelfs in de nog oudere taalfase, die van het ohd, wás er wel een werkwoord, sindôn, maar dat was zwák. Ook toen al, in die nog oudere periode, was er kennelijk slechts de sluimering van het sterke werkwoord. Wetend, dat jij altijd graag de bewijzen in handen hebt, dacht ík: Oh, Paul heeft zeker ontdekt waar ik op doelde: zenden is misschien wel denominatief, van een znw. ohd sind (uit mijn hoofd even), dat ‘richting’ &c betekent. Maar even goede vrienden hoor Paul, ik neem mijn gedachte(n) hierover terug. – Zoeken we nou dat causatief, dat écht geen causatief is, okay ? – Klaas J Eigenhuis
Grappig: ik reageer op jouw berichten van 13 en 14 augustus 2011, en jij draait het debat in de richting van jouw zoektocht naar pseudo-causatieven, waarmee je zo te zien pas op 19 september jl. bent begonnen. Hoe het ook zij, de Visigoten hadden al causatieven, maar ze brachten die pas naar het Iberisch Schiereiland in de vijfde eeuw AD en niet reeds in de derde eeuw. Of ze ook al pseudo-causatieven hadden, kan onderzocht worden.
Paul, Ik moet toegeven dat je soms ware en boeiende dingen schrijft. Ik ben zo sportief om mijn respect daarvoor ondubbelzinnig te uiten. Jij hebt het over debat, Paul. Ik heb nu al een paar keer duidelijk laten verstaan, dat ik geen “debat” wil. Ik ben geen goede debater, en als ik eens luister naar de Algemene Beschouwingen in de Tweede Kamer, dan kom ik erachter dat ik niet de enige ben. Ik heb deze rubriek Taaldacht (waarin de acht = ‘goed’, en ook ‘achtgeven’, ga ik nog steeds van uit 😉 met name de aflevering over causatieve werkwoorden, de vráág voorgelegd, welke (door het EWN nog) als causatief bestempelde werkwoorden, géén causatieven zijn. Volgens jouw uitsmijter moet erop te onderzoeken zijn 😉
Klaas J. Eigenhuis geplaatst 110923 (O ja, een hoge Belgische polititicus-debater sprak op het scherm uit, dat er vóór 31 september in België een regering moet zijn. – Volgens mij gaat dat niet lukken 😉
“Ik heb nu al een paar keer duidelijk laten verstaan, dat ik geen “debat” wil.” (Eigenhuis, 23 september 2011, 12:24)
Ja, dat is werkelijk een gotspe! Op deze plaats doe je niet anders dan aanvechtbare meningen verkondigen en soms aperte onjuistheden uitventen. En dan beweer je, dat je geen debat wilt. Zeg dan gewoon, dat je geen tegenspraak duldt. Wetenschap kan niet bedreven worden zonder debat. Dus kennelijk heb je niet zo’n behoefte aan wetenschap: wetenschap is een debat zonder einde. Bovendien neem je je lezers niet serieus, als je dingen beweert en ze de kans op een weerwoord ontneemt.
Paul J. Marcus
Ha die Paul.
Ik vraag me af of er lezers zijn van mijn stukjes (mijn laatste stukjes zijn eigenlijk slechts vragen). Ik heb nog maar nauwelijks antwoord en/of reactie gekregen, behalve dan van jou. In een privé-ontmoeting met één van de Taaldachtlezers werd “het debat” – leek wel – vrij acuut onderbroken toen één van de “partijen” in het debat opeens begréép waar het over ging. Die ervaring is een andere dan die ik met jou heb. Maar onze relatie ligt “niet prettig” en daarvan hoeven de Taaldachtlezers wat mij betreft geen getuige te zijn. Klaas J. Eigenhuis
“In een privé-ontmoeting met één van de Taaldachtlezers werd “het debat” – leek wel – vrij acuut onderbroken toen één van de “partijen” in het debat opeens begréép waar het over ging.” (Eigenhuis, 24 september 2011 10:06)
Ha, jij begreep dat je het mis had en je gaf toe, dat er van jouw theorie geen snars klopte. Dat is heel ruimhartig van je, Klaas!
brullen Werkwoord dat in sommig dialect aangeeft welk geluid de Roerdomp maakt tijdens de balts: De heer Knapen vernam thans nog het brullen der soort onder Nederweert [Hens 1926]. Vgl. ook oe raredumle, raradumbla; hierbij kan het eerste deel slaan op oe *reara ‘Riet’, een verdwenen woord, maar ook op oe rārian ‘brullen’ (> E roar). D brüllen ‘loeien’, een geluid van Koeien. Niet zo gek: de Roerdomp wordt/werd wel voor wat het geluid betreft, met een Stier vergeleken.
Etymologie brullen ‘luid schreeuwen’ < vnN brullen (1526) < mnl brullen (1390-1410) [EWN; MH]. De Tollenaere 2003 geeft een beschouwing over de etymologie van dit ww. en van burrelen 'het roepen der Herten', waarin hij echter aanneemt dat N brullen niet ouder is dan uit 1526.
De woorden bulderen (met epenthetische d en met metathesis), bolderen ( en zie s.v. balts ), balderen1 (idem), brallen (en ohd/D bellen 'blaffen') zijn alle verwant, of hebben elkaar wederzijds beïnvloed. De oudste voorlopers moeten al pre-indo-europees zijn, waarbij de ablaut bij het sterk zijn (klasse 3b ) van ohd bëllan past [KAH; Lexer].
______
1 De Ieverzomp ('Roerdomp') baldert in 't Brook (Zwart 1917 [WALD]). @