En ik stond voor een poort hoog en sterk.
En ik dacht: hebt gij immer ‘poort’ geheten? Is dat uw naam?
Wel, in het Middelnederlands bestond naast het vrouwelijke woord (die) dore/duere/dure ‘deur’ ook het onzijdige woord (dat) door ‘deur, poort’. Onze Duitse zustertaal, behoudzaam als zij is, heeft de beide woorden gehouden: naast (die) Tür ‘deur’ vindt men nog (das) Tor ‘poort, doel’.
Zouden wij dat Middelnederlandse woord niet weer op kunnen pikken, en spreken van de deur en het door (‘de poort’)? De associatie met het overigens niet verwante voorzetsel/bijwoord door is mooi meegenomen, want een poort, oftewel een door, is bij uitstek een dóórgang. Maar een Nederlander die zegt dat hij “door het door liep” is waarschijnlijk minder duidelijk dan een Duitser die zegt dat hij “durch das Tor lief”.
Gelukkig is mij ooit een ander woord toegefluisterd, dat ook ‘poort’ betekent, namelijk (de) dweer. Ook dit woord lijkt aan deur verwant te zijn. Dweer vind ik sterk klinken, zoals een woord dat ‘poort’ betekent dat hoort te zijn. Bovendien heb ik een zwak voor woorden die met dw- beginnen. Des te groter is mijn vreugde dat mij in dezelfde adem werd toegefluisterd het geheimzinnige dwaruw ‘poortwachter’, dat ongetwijfeld verwant is. (Zie kader rechts.)
Uit The Silmarillion:
“They passed through all perils, until they came with the dust of their long and weary road upon them to the drear dale that lay before the Gate of Angband. Black chasms opened beside the road, whence forms as of writhing serpents issued. On either hand the cliffs stood as embattled walls, and upon them sat carrion fowl crying with fell voices. Before them was the impregnable Gate, an arch wide and dark at the foot of the mountain; above it reared a thousand feet of precipice.”
Eigen vertaling:
“Ze togen door alle gevaren, tot ze met de stof van hun lange en moeizame weg op zich tot het akelige dal kwamen dat voor de Dweer van Angband lag. Zwarte afgronden openden naast de weg, vanwaar vormen als van wringende slangen verschenen. Aan beide handen stonden de steile rotsen als versterkte muren, en op hen zaten aasvogels, krijtend met wrede stemmen. Voor hen was de ondoordringbare Dweer, een gewelf wijd en duister aan de voet van de berg; erboven verhief zich duizend voet aan rotswand.”
Ook Russies deur is ‘DVER’