Een man kan verscheurd raken, in tweespalt zijn, in zijn verlangen naar zaken die niet te verenigen zijn, of maar moeilijk zo. Aldus sta ik tussen twee werelden in. Innigst is mijn wens naar een koel, groen en wild land; tijdloos, hemels en geheimzinnig. Een Midden-Aarde zoals in mijn beste dromen, waarin ik dagen achtereen door hoog gras en heldere stromen waad en over rollende heuvels tijg, met een stok om op te leunen en eerlijk voedsel in mijn buidel. Hier heeft men niet metaal en wielen in de zin; hier is men niet met kunststoffen omgeven. En hier ben ik te midden van de mensen die mij begrijpen.
Maar er is ook die andere wereld; die van de belofte van wetenschap, van nieuwe ontdekkingen en reusachtige schepen richting de sterren. Het is de droom van mogelijkheden in de verre toekomst, een anderhande gevarentocht. Het is een wereld waarvan de kille ijlte noopt tot het vinden van antwoorden op wezensvragen. De duisternis hierin is welkom in dat de waarde van Licht duidelijker wordt.
Het zeer van zulk zielgewoel is des te tergender zo het niet kan worden aangewezen, geduid, genaamd. Ik heb nood om een woord voor de toestand die mij en menig ander kwelt.
Tweng zal het zijn. Enerzijds een afleiding van Middelnederlands twengen, twingen, dat zo veel betekent als ‘knijpen, knellen, persen’, tegenhanger van Engels to twinge ‘kwellen, steken, knagen (van het geweten)’. Het Engels heeft ook al twinge ‘scheut, steek; knaging (van geweten)’. Anderzijds lijkt het een verbastering van Middelnederlands twiïnge, tweïnge ‘scheiding, splitsing; verschil van gevoelen, gebrek aan eenstemmigheid; onenigheid, tweedracht, tweespalt, geschil, twist, ruzie’, zelf een afleiding bij Middelnederlands twiën, tweeën ‘scheiden, splitsen; zich afscheiden; onenig zijn’, op diens beurt een afleiding bij twee (en varianten).
Wie in tweng is, die voelt het knellen van de twist, het steken van de twijfel, en bemerkt innerlijke verscheuring als een dringende aanwezigheid.
En toch, tot slot van mijn laatste ontboezeming in dezen, ben ik niet geheel in tweng, want het is waarachtig die eerste wereld waaraan mijn hart verknocht is. Of is het zo dat ik tweng heb in de zin dat de tweede wereld de verleiding vormt, de afleiding van wat ik weet belangrijker is?
Hoe groots vind ik mijn gevoelens in dit stuk verwoord!
Stemt mij goed! Doch ook weer niet, want het is geen aangename gesteldheid.