Burenspraak

Onlangs heb ik met genoegen het tweede deel gekeken van Bron / Broen (‘De brug’), een pakkende misdaadreeks waarin de Deense Martin Rohde en de Zweedse Saga Norén noodgedwongen samenwerken om ijverige moordenaars op te sporen in het gebied van Kopenhagen en Malmö en op de brug daartussen. Opvallend in deze en dergelijke beeldverhalen: de Denen spreken Deens tegen de Zweden en de Zweden spreken Zweeds tegen de Denen. En dat gaat best goed. Ik vraag me dan ook af waarom wij Nederlanders en Vlamingen er geen gewoonte van maken Nederlands te spreken tegen Duitsers en zij Duits tegen ons.

Toch eerst een kanttekening bij de Scandinavische verhoudingen: onderzoek uit 2012 wees al uit dat samtalen mellom nordmenn, svensker og dansker flyter ikke like lett som før (‘het gesprek tussen Noren, Zweden en Denen vloeit niet zo licht als tevoren’). De Noren staan er het beste voor: zij verstaan het meeste en worden het meest verstaan. Maar Zweden en Denen hebben store problemer (‘grote problemen’) elkaar te verstaan. In het eerste deel van Bron / Broen komt die algemene spraakverwarring nog wel aan de orde, maar in het tweede deel lijkt zij nagenoeg verdwenen. Uiteraard is er gewenning en zij de kloof zo dicht langs de grens minder groot dan elders, maar er lijkt ook wat wensdenken achter te steken, een poging om de banden weer wat nauwer aan te halen.

Intussen spreken –in mijn ervaring althans– Nederlanders en Vlamingen steeds vaker Engels tegen Duitsers en andersom, en dat is toch wel een beetje gek. Ik ben hier zelf ook schuldig aan: Duits lezen doe ik geregeld en ik kan het redelijk verstaan, maar tot mijn schaamte zijn mijn spraak en schrift armzalig. En dat terwijl hier in Groningen ieder jaar de meerderheid van ruim duizend Duitse studenten binnen een jaar redelijk tot nagenoeg vloeiend Nederlands spreekt, ongeacht hun richting. Wij mogen zulks wel verwachten van al dan niet tijdelijke inwijkelingen, en veel Duitse studenten komen uit het grensgebied, maar (bijvoorbeeld) Spaanse studenten hier wagen vaak niet eens een poging.

Nu, hoewel Nederlands en Duits nauw verwant zijn blijken de verschillen vaak toch best groot en is de nodige spraakverwarring over het algemeen onvermijdelijk. Niettemin zou ik ervoor willen pleiten dat wij wat vaker in eigen taal tegen onze oosterburen spreken en zij in de hunne tegen ons. Als wij allen langzaam en duidelijk praten, desnoods met wat handgebaren, dan komen wij een heel eind. Spreek het anders van tevoren af met uw Duitse gesprekgenoot, met een kleine overbrugging als: Sie können Deutsch reden und ich werde Niederländisch reden. Wellicht dat we dan samen nog eens een moordzaak of twee oplossen.

6 gedachtes over “Burenspraak

  1. Ik woon en werk al 15 jaar in Denemarken, beheers de taal vloeiend in spraak en uiterst goed in schrift (beter dan veel Denen in elk geval). Ik heb via mijn werk ook veel te maken met zowel Noren als Zweden en heb daarom een idee van het contactvlak en scheiding/overlap van de talen. Via e-mail wordt er tussen Scandinaviërs veelal van hun eigen talen gebruik gemaakt. Via telefonisch contact heeft men de neiging in het Engels over te gaan als de communicatie te stroef verloopt, maar dan vooral tussen Denen en Zweden. Dit kan ook gebeuren met schriftelijke communicatie, want vooral tussen Zweeds en Deens zijn er frasen, die niet helemaal begrijpbaar zijn onderling.

    Waarom niet ookzo tussen Nederlands en Duits? Daar zijn volgens mij minst 2 redenen voor: 1) Omdat er grotere verschillen zijn tussen die twee talen dan tussen de Scandinavische, vooral qua grammatica en uitdrukkingen. 2) Omdat Duitssprekers, met hun grofweg 100 miljoen, nagenoeg nooit aan Nederlands worden blootgesteld. De Scandinavische taalgebieden zijn ongeveer even groot en veel meer op elkaar ingesteld.

    Er had overigens destijds makkelijk een Scandinavische unie en daarmee een geharmoniseerde taal kunnen zijn ontstaan.

    Veel kwalijker is het als Nederlandssprekers en Afrikaansspekers in het Engels met elkaar over gaan. Die twee talen staan elkaar bijna net zo nabij als het Deens en het Noors (bokmål althans). Maar ook hier is het gebrekkige contact tussen de talen de boosdoener. Men hoort gewoon elkaars talen te weinig, waardoor de divergentie (en de verengelsing van beide talen) maar door gaat.

    1. Bedankt Fedor, ik was al benieuwd naar je inzicht in dezen. Het komt goed overeen met wat ik van een Zweedse vriend in Malmö verneem. Oog en oor zijn thans te meer op het Engels gericht dan op (nauwer verwante) zustertalen.

      Inderdaad, Nederlands en Duits staan wat verder van elkaar af dan de Scandinavische talen onderling. De burenspraak die ik in gedachte had zou ook gewis niet voor iedereen werken. Daarom zou er ook wat in het onderwijs moeten veranderen aan beide kanten van de grens, wellicht de invoering van een verplicht, meerjarig vak Duits verstaan in Nederland en Vlaanderen en Niederländisch verstehen in de deelstaten Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen, waar toch wel een groot deel woont van de Duitsers die regelmatig met Nederlanders en Vlamingen in aanraking komen. Zulke lijdelijke kennis moet kinderen toch wel een stuk gemakkelijker (en leuker) bij te brengen zijn dan het eigen gebruik van naamvallen e.d. Een deel van de leerlingen zou vervolgens kunnen doorstromen naar onderwijs in volledige beheersing van de zustertaal.

      Wat het Afrikaans betreft: met diens sprekers zouden we geen Engels moeten spreken. Anderzijds, terwijl ik toch zeer vaak Duitsers tegenkom, zie of spreek ik zelden een Afrikaner. (In Groningen, weliswaar.)

      Ten slotte, ik moest lachen om je gebruik van “ookzo”, zo duidelijk beïnvloed door Deens også.

      1. “Okzo”…., zeid wie krek.t zo, op’t Tweantsk.

        het gebruik licht alleen net iets anders meer als “idem” en als samentreksel van Ook en Zo(wel)

        conv.;

        – “How he’j t?”
        – “Joa, ‘kan’t wal liedn, (d)ow?”
        – “Joa, okzo.”

        – “Hoe gaat het?”
        – “Ja, met mij wel goed, met jouw?”
        – “Ja, idem.”

      2. Ha! Leuk om te horen dat ik hier een welgeziene gast ben! Om met het laatste te beginnen: Inderdaad vindt er na zoveel jaren in Denemarken een kruisbestuiving plaats, waarbij typisch Deense zinsneden in het Nederlands niet langer onnatuurlijk aanvoelen. Vandaar de “ookzo”. Ik vond het wel wat hebben, dus liet hem gewoon maar staan. 🙂

        Vijftien jaar lang blootstelling aan de Deense taal en een zekere talenknobbel gaan je dus niet in de koude kleren zitten. Ik kan een hele blog vullen met mijn taalkundige avonturen in het hoge noorden, Ik ben zelfs aan een klein beetje Fins begonnen, toen ik voor een firma werkte met een Fins moederbedrijf, maar dat is heel andere koek!

        Wat interessant is, is dat de Noord-Germaanse talen van het vasteland (Zweeds/Noors/Deens) veel dichter bij het Nederlands liggen dan de insulaire zoals IJslands, die nauwelijks lijken veranderd ten opzichte van het Oudnoords. De reden hiervoor ligt blijkbaar in de enorme invloed van de Hanzesteden en het Nederduits dat hier gesproken werd. Ontiegelijk veel wendingen, uitdrukkingen en woorden zijn direct uit het Nederduits afkomstig, zonder dat de Scandinaviërs dit zelf door hebben. Dit maakt het natuurlijk een stuk makkelijker voor een Nederlander als ik om dit te leren.

        Ik denk dat als het moderne standaard Duits veel meer op het Nederduits was gebaseerd dan op het Hoogduits, dan was er inderdaad makkelijker de burenspraak mogelijk geweest, waarover hier wordt gesproken. Als liefhebber van alternatieve geschiedenis stel ik mij dan voor dat de Hansa destijds niet in verval raakte, maar juist werd gesterkt, wellicht door een samengaan met of overname door de lage landen. Misschien dat dan wijd verbreid in het Noorden van Europa een taal zou worden gesproken die niet bijster zou afwijken van ons geliefde Nederlands.

  2. Die ‘Bron’ heeft mij ook bekoord. De Scandinavische talen lijken mij uiterst interessant om aan te leren. Hier In Vlaanderen vind ik geen scholen waar zulke talen kunnen worden aangeleerd.
    De vergelijking Vlaams-Scandinavisch lijkt mij ook interessant. Onze tv-kanalen tonen ons regelmatig series uit het noorden. Wat mij daarbij opvalt is, dat die talen nog altijd verre familie blijken van mijn streektaal. Na een paar uitzendingen zijn hele zinnen te begrijpen, maar moet ik dikwijls constateren dat de vertaling niet echt klopt. Die vaststelling heb ik trouwens ook bij andere vertalingen uit het Duits, of Engels, of… Moest men wat meer ‘letterlijk’ vertalen, dan zouden al vele talen vanzelf een stukje dichter bij elkaar komen in plaats van uit elkaar te groeien. Men schept een grotere afstand tussen verschillende familietalen door bij het vertalen een te grote vrijheid te nemen.
    Duits en Nederlands door elkaar praten in een conversatie moet zeker lukken. Spraakverwarring komt wel voor, maar is meestal maar kort en kan met de nodige uitleg ook een interssant en leuk gesprek opleveren. Ik heb Brusselse vrienden die het Nederlands niet zo machtig zijn. Zo kan het gebeuren dat we in vier zinnen al drie vier keer overgeschakeld zijn van Nederlands naar Frans of omgekeerd. Voor omstaanders moet dat gek overkomen, maar voor ons is het een leuke gewoonte geworden om telkens een gepast woord of een passende zin te gebruiken dat nu eens Nederlands of dan weer Frans is.
    Ik moet jammer genoeg wel vaststellen dat ‘burenspraak’ bij Zuid-Nederlands en het Noord-Nederlands ook een probleem wordt. Wanneer ik in Amsterdam een biertje bestel, dan word ik gegarandeerd, acht keer op de tien, bediend in het Engels, zelfs al blijf ik hardnekkig voortpraten in het Nederlands. Dat kan toch niet enkel aan een accentverschil liggen? Typische woorden uit het noorden of het zuiden kunnen ons Nederlands alleen maar rijker maken. En waarom moet er op tv in hemelsnaam ondertiteld worden bij elkaars films en series? Er bestaan toch knopjes genoeg om die ondertiteling te vragen als dat nodig mocht blijken. Mij stoort dat in ieder geval. Als men zijn best doet, dan zijn lokale verschillen een rijkdom en geen last. Ondertiteling maakt dat men geen inspanning meer levert om echt te luisteren en dat gaat ten koste van originaliteit en diversiteit en talenkennis. Zo bekijk ik ook een Duitse of Engelse film liefst zonder ondertiteling. Zo leert een mens nog wat bij.
    Laat ons niet bang zijn om ‘foutjes’ te maken in een andere taal dan de onze en laat ons niet altijd het Engels kiezen als gemakkelijkheidsoplossing om te communiceren.

  3. Kijk en luister hoe Vlamingen dat ooit zonder haperen deden maar thans niet meer doen:

    Het moedertaal beleid dat tevens een essentieel onderdeel van het cultuurbeleid is, is niet enkel in Nederland, Vlaanderen en Zuid-Afrika dringend aan een herwaardering toe maar tevens in heel de Europese unie waar het Engels unisono steeds meer de onderscheiden moeder/cultuurtalen beïnvloedt, beschadigt en verdringt, net zoals dit in Zuid-Afrika al veel langer aan de gang is en thans diverse culturen in hun wezen, eigenheid en in hun voortbestaan bedreigt. Als dat soort Europese (Engelse) taaleenheidsworst de (culturele) toekomst van Europa moet voorstellen, dan hoeft dat voor mij niet (meer). Dat is trouwens ten gronde een anti-Europese en een anti-culturele evolutie. Dat Amsterdam daarin ‘Engelse’ koploper is pleit niet voor zijn ooit zo geroemde en gewaardeerde culturele eigenheid én verscheidenheid, integendeel. Ook het prominent en zelfs (opgedrongen) eenzijdig gebruik van het Engels in het (hoger) onderwijs is een zeer negatieve taal culturele evolutie die vooral in Nederland in opmars is, alsof alle kennis en cultuur enkel nog in het Engels zou kunnen worden uitgedrukt en overgedragen. Zij dwalen, die Nederlanders (en met hen ook vele Vlamingen) en vooral hun ‘professoren’ die schaamteloos hun uiterste best doen om de eigen moedertaal, de Nederlandse eigenheid en cultuur zoveel mogelijk naar de achtergrond te schuiven, te marginaliseren en te verdringen. Dat de “dikste grammatica van het Nederlands” alleen en uitsluitend in het Engels te lezen (en te begrijpen?) is, is een veelzeggend teken aan de monoculturele Engelse wand (“Syntax of Dutch” – Meertensinstituut). (http://www.meertens.knaw.nl/cms/nl/component/content/article/143998) Dat dit ‘wetenschappelijk’ werk alleen voor ‘taalkundigen’ bedoeld zou zijn, is een wezenlijk vals argument waarbij ‘taalkunde’ verward wordt met logica/wiskunde en zelfs met (organische polymeren) scheikunde én met digitale rekenaars/vertaalmachines. Taal is in de eerste plaats communicatie en dus cultuur en dat heeft niets met logica/wiskunde noch met scheikunde noch met digitale rekenaars en niets, helemaal, absoluut niets met vertaalmachines te maken. Het beste uitgangspunt voor het (inzichtelijk communicatief) verkennen van andere, niet enkel van verwante maar van alle talen, is de eigen moedertaal die voor elk individu uniek en onvervangbaar is. We moeten haar dus koesteren en eren en ook zo goed en zo diep mogelijk ‘leren’ én gebruiken. De door een Nederlandse ‘professor’ (mede) ontwikkelde ‘CLIL’ methode (Content and Language Integrated Learning), uiteraard enkel in het Engels – of wat had U gedacht?- is de beste en de snelste methode om zowel de (grondige) kennis van de moedertaal als de kennis van (meerdere) andere talen volledig en ten gronde om zeep te helpen én om het Engels als (Europese) eenheidsworsttaal nog overheersender te maken dan het nu al is. Bovendien heeft deze – in feite op de negentiende eeuw terugvallende – methode sociaal-cultureel gezien een even elitair discriminerend karakter als de methode en zijn ‘uitvinder’ zelf. (http://www.iclon.leidenuniv.nl/expertisecentrum-mvt/tweetalig-onderwijs/achtergrond-activiteiten.html)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.