Dure spullen

Kostbaar en kunstig vervaardigd als ze waren, wapenrustingen waren in den ouden dagen aan weinig stervelingen besteed. Wie er niet een gesmeed kon krijgen of van zijn heer of vader mocht ontvangen moest er maar een van het slagveld zien te plukken of op andere wijze van een arme drommel overnemen. Een wapenrusting was ook niet slechts voor gebruik begeerd, om de zege te behalen, zij diende ook ter eer en weelde. Denk aan de beroemde held Béowulf, die weliswaar zijn koning en strijdmakkers verloor in een mislukte rooftocht in Friesland, maar volgens het verhaal wel mooi met dertig wapenrustingen in zijn armen naar zijn schip wist te ontsnappen. Voor dergelijk waardevol goed bestonden in het Oudgermaans meerdere woorden, zoals *hrustiz, *brunjōn en *gatawōz, maar wortelkundig het meest boeiend ware toch wel *sarwą.

In de oude dochtertalen verscheen *sarwą in de hoedanigheid van Gotisch sarwa (mv.) ‘wapens, pantser’, Oudhoogduits saro ‘wapenrusting, heergewaad’, Oudnoords sørvi ‘wapenrusting; halsketting(!)’ en met een verder afwijkende doch rijke betekenis ook Oudengels searu, saru ‘toestel, vinding, kunstwerk, kunstgreep, list’. Die laatste vorm had J.R.R. Tolkien overigens in The Lord of the Rings gebruikt voor Saruman, de naam van de machtige en vernuftige ‘tovenaar’ die onthuld wordt de kant van de Duistere Heer te hebben gekozen. Hij wisselt hierbij zijn witte gewaad in voor een dat kunstig met draad van alle kleuren is geweven en al flakkerend het oog verbijstert, en noemt zich vandaar niet meer Saruman the White maar Saruman of Many Colours.

Opmerkelijk is het voorkomen van *sarwą in het Nederlandse taalgebied. In de overlevering komt het namelijk pas zeer laat voor en is het beperkt tot delen van Noord-Brabant. De vorm is daar zaarf, zèèrf (vergelijk Tilburgs vèèrf en Nederlands verf uit *farwō ‘kleur’) en de betekenis is inmiddels langs ‘pantser’ verschoven naar ‘vel, huid, opperhuid’. Men roepe bijvoorbeeld: ‘t zèèrf is van m’n knie! Dat zouden we op het slagveld van weleer niet gehoord hebben.

De herkomst van *sarwą is moeilijk vast te stellen zonder te weten wat nu net de oorspronkelijke betekenis was. Want hoewel er kennelijk al vroeg ‘wapenrusting’ onder verstaan werd, wijzen de Oudengelse en Oudnoordse vormen ook in de richting van ‘iets dat op kunstige wijze vervaardigd is’. Is de ene betekenis uit de andere ontstaan, of andersom, of misschien beide uit een derde? Wat niet helpt is dat het woord zowel in vorm als betekenis goed te verbinden is met wel drie verschillende doch gelijkluidende Proto-Indo-Europese wortels.

Ten eerste is er de wortel *ser- ‘hoeden’, bekend van onder meer Latijn servāre ‘hoeden, waken’ en servus ‘slaaf’ (wel eigenlijk ‘herder’) en Avestisch haraiti-, hauruua- ‘hoedt, beschermt’. Inderdaad heeft een wapenrusting een hoedende werking; we zien hetzelfde in een woord als Engels (leg) guard voor ‘(been)beschermer’. En die v en uu beantwoorden mooi aan de Germaanse w. Vrij bezwaarlijk evenwel is dat deze wortel anderszins niet voor lijkt te komen in het Germaans.

Dan de wortel *ser-, vooral bekend van Latijn serere en Grieks eírō, beide ‘aaneenrijgen, vastknopen’. Ook deze wortel lijkt verder niet aanwezig in het Germaans, maar aangezien Oudnoords sørvi ook ‘halsketting’ betekende en aangezien pantsers in die oude tijd vooral maliënkolders waren, oftewel hemden bestaande uit een netwerk van kleine ringetjes, is deze mogelijkheid zeer aantrekkelijk en vandaar de lieveling van vorsers.

Maar met de derde wortel is er weer een andere, niet minder fraaie insteek mogelijk: *ser- ‘pakken, afpakken’ ligt ten grondslag aan Wels herw ‘roverij’, Middeliers serb ‘diefstal’ en Hettitisch sāru- ‘buit’. Ons *sarwą zou in dat geval oorspronkelijk ‘roofgoed, buit’ hebben betekend en vandaar ‘kostbaar, kunstig gemaakt voorwerp’ in het algemeen en ‘wapenrusting, heergewaad’ in het bijzonder. Vergelijk hoe Oudgermaans *raubą ‘roof, roofgoed’ na ontlening werd tot Frans robe ‘gewaad’.

En het zou ook niet het enige Germaanse woord van deze wortel zijn. Er hoorde namelijk ook een werkwoord bij waarvan de tegenwoordige tijd werd vervoegd als *sr̥-i̯é-. Deze ontwikkelde zich niet alleen tot Grieks hairéō ‘nemen, grijpen’ en Lets sirt ‘een rooftocht ondernemen’, maar hoogstwaarschijnlijk ook, langs Oudgermaans *surjaną, tot 16e eeuws Nederlands soren, seuren ‘heimelijk wegnemen, stelen’ en Vlaams zeuren ‘vals spelen’. Het is bovendien mogelijk dat er een afleiding *sr-íh2 ‘roofster, dievegge’ bestond en—met een vanzelf ontstane t als overgangklank—te vinden is in Oudgermaans *agastrī, de voorloper van Nederlands ekster. Het gezegde luidt niet voor niets stelen als een ekster.

Dus welke van de drie is het? Vooralsnog is het niet te zeggen. En dat is misschien maar beter ook, want opheldering is doorzichtigheid, en soms zorgt die mist van mogelijkheden voor een sterkere, rijkere belevenis van het woord. Een kostbaar woord.

Verwijzingen

Beekes, R., Etymological Dictionary of Greek (Leiden, 2010)

INL, Woordenboek der Nederlandsche Taal (webuitgave)

Kroonen, G., Etymological Dictionary of Proto-Germanic (Leiden, 2013)

Lehmann, W.P., A Gothic Etymological Dictionary (Leiden, 1986)

Philippa, M., e.a., Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (webuitgave)

Rix, H. e.a., Lexikon der indogermanischen Verben, 2. Auflage (Wiesbaden, 2001)

Vaan, M. de, Etymological Dictionary of Latin and the other Italic Languages (Leiden, 2008)

Weijnen, A.A., Etymologisch dialectwoordenboek, 2e druk (’s Gravenhage, 2003)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.