Juten

Al ruim een eeuw wordt mijnheer diender met enige regelmaat en weinig vriendelijk juut genoemd, als eerste door schoffies in Amsterdam en Rotterdam. Het zou om een klanknabootsend woord gaan, verwijzend naar het fluitje waar de man vroeger op blies als de wet weer eens onmiddellijke handhaving vergde. Hij heeft immers ook tuut geheten. Heel overtuigend is deze duiding niet, alleen al omdat juut niet bijster goed de klank nabootst en kennelijk nergens in die hoedanigheid is opgeschreven. Maar waar komt het woord dan wel vandaan?

Enige verwarring

De naslagwerken zijn het niet eens over het vroegst bekende voorkomen van juut. Volgens Van Dale was het niet eerder dan 1950, terwijl De Costers Groot scheldwoordenboek het enige tientallen jaren eerder weet te vinden: juten was “onder Rotterdamse straatjongeren aan het begin van de twintigste eeuw” een “bekende kwajongenskreet om oploopjes en relletjes aan te kondigen”. Dat is kennelijk achteraf uit jeugdherinneringen opgeschreven, want de oudste daadwerkelijke aanhaling die De Coster geeft is uit De Groene Amsterdammer in 1939:

De man, die zichzelf binnenste buiten kon keeren riep een politieagent aan, die juist langs kwam. ‘Vertel maar es, wat er aan de hand is’ zei de juut.

In een latere uitgave (1987) van het bekende werk Nederlandse spreekwoorden en gezegden van F.A. Stoett worden 1916 en Amsterdam als vroegst bekende tijd en plek van juut gegeven. Uit 1937 of eerder stamt bovendien de nevenvorm juto, volgens De Gabbertaal van E.G. van Bolhuis. En Jan Oudenaarden geeft in 2015 behalve juut ook jut als gebruikelijk in het Rotterdams. Het gaat hier dus om een oorsprong in een van twee steden, meer dan een eeuw geleden.

Twee mogelijkheden

Nu werd straattaal in die tijd ten dele getekend door het Jiddisch, getuigen onder meer bajes, gozer, jatten, mazzel en stiekem. Ook smeris is een bekend voorbeeld. Dat gaat met zijn oudere nevenvorm smeer terug op Jiddisch sjmieres en sjmiere ‘wacht, toezicht’, en uiteindelijk op Hebreeuws šəmīrūth en šəmīrā met dezelfde betekenis. Voor juut valt daarom bij voorbaat herkomst uit dezelfde hoek te overwegen. Doch om welk Jiddisch of Hebreeuws woord het dan zou gaan moet nog blijken. We mogen dus gerust verder kijken.

Opvallend is de overeenkomst met het scheldwoord jut of Jut, dat met name in de verbinding dove Jut voorkomt. Over de grens in Nederduits gebied is het ook te vinden, zoals Oostfries dofe jütte (en hê is so dôf as ’n jüt), en doorgaans wordt gemeend dat dit oorspronkelijk sloeg op de inwoners van het Deense schiereiland Jutland. Ondertussen bestaat in delen van Noord-Brabant de vorm juut, in uitdrukkingen als Bèlze juut voor een Belg en schèèle juut voor een schele jongen. Het is dus voorstelbaar dat dienders gaandeweg de voornaamste ontvanger werden van een reeds bestaand scheldwoord, wat diens verdere herkomst ook mag wezen.

Aansporing

Er is echter nog een andere mogelijkheid, gezien het bestaan van het volgende, ooit bekende kinderversje:

Juut, juut, juut
Daar komt een smeris aan
op een hobbelpaard
door de Kalverstraat

Dit lijkt op het eerste gezicht een aanwijzing dat juut oorspronkelijk op het geluid van het fluitje van de diender sloeg. Maar veeleer is juut hier een (anderszins ook overgeleverde) verlenging van ju, een wijdverbreide uitroep om een paard mee aan te sporen. Deze kwam bovendien voor in menig kinderversje, in dit geval schootrijmpjes, zoals dit uit Gelderland:

Ju, ju, paardje,
En jij moet naar de stal;
De koetjes eten ’t hooi op,
En jij krijgt niemendal.

Ju, ju, paardje,
Met jou vlassen staartje,
Met jou koperen voetjes,
Waarom rij je zoo zoetjes?

Uit de Zaanstreek:

Ju, ju, paardje,
Met je vossen-staartje,
Met je ruige pootje,
Spring eens over een slootje,
Van het slootje in het riet;
Dat doet kindjes paardje niet.

En zoals dit voorbeeld uit Venlo toont werden ju en diens verkleining ju-tje (of juutje) ook min of meer als zelfstandig naamwoord gebruikt, zij het in de kindertaal:

En Mevrouw van Roo-sen-daal, die had vier ju, ju, ju-tjes.
Een koetsier met blauwe rok, met een rooien kraag er op.

Besluit

Het lijkt er dan sterk op dat straatjongens aanvankelijk de draak staken met politie te paard, en wel middels het bovenstaande rijmpje dat begon met juut, juut, juut. Dat moet toen nog bedoeld zijn als uitroep ter aansporing van een paard, waarna ze juut gingen gebruiken als schertsende benaming voor mijnheer diender zelf. Bedenk: de eerste bereden politie van Nederland werd in 1897 in Rotterdam opgericht en krap twintig jaar later duikt juut op als benaming.

Naschrift (18-1-2020)
Behalve kinderversjes met ju, ju, paardje zijn er ook met juut, juut, paardje opgeschreven. In West- en Oost-Vlaanderen bestaat bovendien het kinderwoord jutepeerd (en nevenvormen) voor ‘schommelpaard, hobbelpaard’.

Beeld
Bereden politie te Rotterdam in 1900. Maker onbekend. Beschikbaar gesteld door Collectie Stadsarchief Rotterdam (4029_PBK-5442).
Verwijzingen

Berns, J., “Oud versleten paard”, in Taal en Tongval, jaargang 22 (1970)

Brandts-Buys, M.A. & J. van Vloten, Nederlandsche baker- en kinderrijmen (Leiden, 1894)

Coster, M. De, Groot scheldwoordenboek: van apenkont tot zweefteef (Antwerpen, 2007)

INL, Woordenboek der Nederlandsche Taal (webuitgave)

Naaijkens, J., Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst (Hilvarenbeek, 1992)

Oudenaarden, J., Wat zeggie? Azzie val dan leggie! Aspecten van het dialect van Rotterdam (Rotterdam, 2015)

Stoett, F.A., Nederlandse spreekwoorden en gezegden (1987)

Veen, P.A.F. van & N. van der Sijs, Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk (Utrecht, 1997)

Veldhuis, L., “Hoe de boeren en voerlui een paard mennen”, in Onze Taaltuin, jaargang 4 (1935)

3 gedachtes over “Juten

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.