Wat vragen voor Yoïn van Spijk

Met overzichten die aan kleine schoolborden doen denken wordt op de jonge webstede Taal aan de wandel stapsgewijs de ene na de andere ontwikkeling in de Germaanse en Romaanse talen inzichtelijk gemaakt. Wij spraken met de man achter deze vlotte veldtocht voor de taalkunde: Yoïn van Spijk.

Dia1 (3)
Een van vele overzichten op Taal aan de wandel: het ene er is het andere niet

Je bent gehard in de ijzeren tucht van de klankleer omdat je telkens de uitspraak van je naam [‘dʒowɪn] hebt moeten uitleggen. Klopt dit en wat betekent Yoïn eigenlijk?

Yoïn is een verzinsel van mijn ouders. Ze wilden iets doen met de uitspraak to join with joy en kozen toen voor een naam die niet rijmt op join en een beginletter heeft die in geen van de mij bekende talen voor de affricaat [dʒ] staat. In mijn drie decennia heb ik kennisgemaakt met een hele reeks varianten, waarvan [jɔjn], [jowɪn], [dʒɔjn], [dʒɔjɪn], [joːni], [joːrɪn], [jɔrɪn] en [juːri] het meest de kop opsteken. Pogingen om de uitspraak uit te leggen—“voeg de Engelse naam Joe samen met in”—mogen vaak niet baten.

Wie weet komt mijn affiniteit met klanken daar inderdaad wel vandaan. De avonturen met mijn eigen naam hebben me geleerd mijn best te doen om ook andere namen waar de Nederlandse tong niet aan gewend is, goed uit te spreken.

Wat hoe dan ook aan mijn klankleerliefde heeft bijgedragen, is de kennismaking met het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) in een Engels-Nederlands woordenboek aan het eind van het voortgezet onderwijs. Ik ben me toen gaan verdiepen in dat alfabet en ben me gaan oefenen in de uitspraak van het Engels. De tongacrobatiek heeft me later geholpen bij het leren uitspreken van andere talen, en het IPA bracht me al gauw bij de fonologie.

Dat is vast niet het hele verhaal van jouw liefde voor talen.

In de eerste vier klassen van het vwo haalde ik lage cijfers voor de talen. Alleen het Latijn vond ik wel leuk—omdat we die taal analytisch benaderden, weet ik nu. Toen de docente met zwangerschapsverlof ging en de school geen vervanging kon vinden, waardoor we geen les meer kregen, begon ik de taal te missen. Ik ging naar de schoolbibliotheek om mezelf erin te verdiepen. Daar ontdekte ik het Etymologisch woordenboek van Van Veen en Van der Sijs (1997). Dat heb ik in tussenuren van voor naar achter gelezen.

Ik begon verbanden tussen talen te zien en kreeg er aardigheid in. Die twee veranderingen hielpen me om me het Frans en Duits beter eigen te maken. Zo kwam het goed met mijn cijfers. Het Latijn bleef mijn favoriet, dus ik begon na mijn diploma aan de studie klassieke talen. Dat was een teleurstelling. Na de propedeuse en een tussenjaar heb ik voor het Italiaans gekozen, met later een minor Portugees. Daar ontbrandde het talenvuur pas echt.

De vakken over historische taalkunde waren in het jaar vóór mij overigens wegbezuinigd, dus ik was wat dat betreft weer aangewezen op zelfstudie. Gelukkig was de bibliotheek niet wegbezuinigd.

Liefde voor talen is één ding. Waarom ben je een heuse webstede begonnen?

In juli 2020 deelde ik op Twitter zo nu en dan een etymologiefeitje dat me fascineerde. Later in die zomer ontdekte ik het account van Danny Bate (@DannyBate4), een Britse promovendus in de historische taalkunde die met verve iedere dag een taalwetenswaardigheid deelt. Geïnspireerd door hem ben ik ook gaan proberen om iedere dag een historisch weetje te tweeten.

Het nadeel van Twitter is dat je alles in tweets van 280 tekens moet proppen. Als je iets fatsoenlijk wilt uitleggen, ontstaan er hele slierten van tweets. Daarom ben ik gaan experimenteren met afbeeldingen. Eerst waren dat schermafbeeldingen van tekstjes die ik schreef. Later werden het woordbomen, schema’s en andere vormen van infographics. Van het een kwam dus het ander.

Mijn blog werd geboren doordat de zaak nog verder uit de hand liep. Mijn streven is dat de afbeeldingen voor zichzelf spreken: ze moeten ook duidelijk zijn zonder verhaal. Toch is er altijd meer interessants te vertellen dan één afbeelding kan overbrengen. Daarom heb ik in januari besloten om op Taal aan de wandel de afbeeldingen met toelichtingen te plaatsen. Voor ik het wist zat ik de eerste Germaanse klankverschuiving en de geboorte van de Romaanse toekomende tijd uit te leggen.

Intussen ben ik afgestapt van de dagelijkse weetjes—ik neem mijn hoed af voor Bate, die onverschrokken doorgaat—en schrijf ik langere artikelen over thema’s uit de historische taalkunde. Manieren vinden om iets goed en pakkend uit te leggen geeft me voldoening. Ik hoop dat mijn artikelen ook bij anderen een vuur doen ontbranden of oplaaien.

Taal aan de wandel is mooi gevonden, maar ik zeg in mijn hoofd steeds Waal aan de tandel. Wat gebeurt hier?

Eén verklaring is dat we hier te maken hebben met een spoonerisme: de /w/ en de /t/ wisselen van plaats, net zoals Philip Freriks op Radio 1 ooit de g- en de sch- verwisselde en scheldgieters in plaats van geldschieters zei.

Meer tot de verbeelding spreekt misschien de mogelijkheid dat je aan een Waal en een met het achtervoegsel -el gevormd verkleinwoord van tand dacht.

Dia1 (7)
Hoe het Indo-Europese woord voor ‘lamp des dags’ zich in de dochtertalen ontwikkelde

De “schoolborden” die je gebruikt zijn zeer verhelderend. Hoe ben je daarbij gekomen?

Ik heb lang geëxperimenteerd met mijn huisstijl. De video’s op een van mijn favoriete YouTube-kanalen, latintutorial van de Amerikaanse classicus Ben Johnson, brachten me op het idee om in mijn eigen video’s met diapositief te werken, dus met letters in het wit of in zachte kleuren op een zwarte achtergrond. Later ben ik die stijl ook in mijn afbeeldingen gaan gebruiken. Mijn ogen en ik houden zo veel van diapositief dat ik zo veel mogelijk apps en sites in de nachtmodus zet.

Je webstede is inmiddels boordevol goeds. Wanneer laat je het allemaal in boekvorm neerdreunen op ’s lands tafels?

Een website heeft voor mij enkele voordelen boven een boek. Op mijn werk ben ik eindredacteur van lesboeken voor de basisschool. Daar mag inhoudelijk en tekstueel niets meer op aan te merken zijn wanneer ze naar de drukker gaan. Er zit bovendien een grote tijdsdruk achter, want aan de deadlines van de drukker valt niet te tornen. Het fijne van een blog is dat ik de wetenschap heb dat ik mijn artikelen na publicatie nog eens kan bijschaven als er splinters aan zitten.

Daarnaast zit je met een boek vast aan de maat van een bladzijde. Dat heeft gevolgen voor wat je kwijt kunt op een afbeelding. Mijn website geeft me daarentegen de vrijheid om bijvoorbeeld gedetailleerde woordbomen te maken. Lezers kunnen zo ver inzoomen als nodig is.

Sinds kort maak ik ook gebruik van audiofragmenten om woorden uit oude taalfases zoals het Proto-Germaans, het Oudengels en het Middelnederlands ten gehore te brengen. Zo kan ik de oude talen lot leven wekken en mensen een indruk geven van de wetenschappelijke reconstructie van de uitspraak—die best wat kan afwijken van wat de spelling doet vermoeden. In een boek heb je die mogelijkheid niet.

Toch hebben boeken iets bijzonders. In 2019 heb ik met de dialectstichting die ik voorzit een boek over de Waalwijkse taal uitgebracht. Daar heb ik veel plezier aan beleefd. Wie weet waar ik in de verre toekomst dus toch nog aan begin.

Je bent Brabander en geeft om je streektaal. Hoever ben je bereid te gaan om die op te leggen aan de rest van ons?

Mijn vrees is dat elke poging daartoe de soms al grimmige sfeer in de Lage Landen niet ten goede zou komen. Daarom zit er niets anders op dan de stervende taal van mijn heimat een waardig afscheid geven met een beschrijving van de grammatica.

Het taalonderwijs in de Lage Landen: is er ruimte voor verbetering?

Dat is geen gemakkelijke vraag. Ik ben geen taaldidacticus en heb geen goed beeld van hoe het er tegenwoordig op de meeste scholen aan toegaat. Taaldocenten in het voortgezet onderwijs kennen het taalonderwijs zelf beter dan ik, en ik heb bewondering voor hun inzet en het enthousiasme. Ik wil dus niet de indruk wekken dat ik hier achter mijn bureau de wijsheid in pacht heb.

Wel denk ik dat er ruimte is voor verbetering. Mijn docenten zaten vast in de boeien van de exameneisen en inspiratieloze lesmethodes—die ook nog eens over de datum waren. Werkboeken waren bij sommigen een doel en geen middel. Elke talensectie zat bovendien op haar eigen eiland. Samenwerking was er niet.

Op mijn diploma had ik een negen voor Frans en Duits, maar wat kon ik? Grammaticatoetsen maken en Cito-vragen beantwoorden. Ik verstond de talen slecht en sprak ze nauwelijks. Bij Duits zat de naamvalsangst diep.

Op de school waar een vriendin van mij doceert, is er meer samenwerking dan in mijn tijd. Ik denk dat dat een goede ontwikkeling is. Wat je bij het ene vak leert, kan je helpen bij het andere. Ook zie ik iets in een grote rol voor de taalkunde—en dan denk ik niet aan nog meer ontleden, maar aan kennis die inzicht geeft in hoe taal werkt en die leerlingen verbanden laat leggen. Tot slot is het taalonderwijs misschien gebaat bij een pragmatischere aanpak. Een goed deel van de tijd vullen met Duitse voorzetsels en lidwoorden—waar heeft dat ons de afgelopen decennia gebracht?

Je moet kiezen: de rode eekhoorn of de Franse taal.

Als je me had gevraagd om te kiezen tussen de rode eekhoorn en het Oudfrans van de twaalfde eeuw, dan was de eekhoorn direct overboord gegaan. Nu moet ik toch echt kiezen voor de eikelminnende boombeklimmer met de rossige pluimstaart.

Hoe kunnen mensen je zwarte kunsten het beste volgen?

Op taalaandewandel.com staan mijn zwarte scheppingen met de bijbehorende artikelen. Mensen kunnen me ook volgen op Twitter (@yvanspijk). Daarnaast heb ik een YouTube-kanaal. Daar laat ik onder andere horen hoe woorden zich door de eeuwen heen hebben ontwikkeld. Er zijn ook video’s te vinden over de reconstructie van de uitspraak van het Latijn en het Oudgrieks op basis van het werk van onder andere W. Sydney Allen.

eekhoorn
Hij leeft, voorlopig.
Beeld
Eekhoorn door littlew. Enige rechten voorbehouden.

5 gedachtes over “Wat vragen voor Yoïn van Spijk

  1. Hallo Olivier en Yoïn,
    Wat gaaf dat jullie dit hebben gedaan! Ik lees jullie beide websteks met veel plezier en leer er veel van. Volgt er nu ook andersom een “Wat vragen voor Olivier”, Yoïn? 🙂 Ik wacht in spanning af…

    Groeten en bedankt!

    Jeroen

    PS, ik dacht dat Yoïn een Bretonse naam was maar vind daarover niets. Ik zal wel in de war zijn met de naam Yaël.

    1. Hai Jeroen,

      Die zag je niet aankomen, hè? Wellicht dat dit het eerste in een reeks gesprekken hier met taalkundigen wordt. Yoïns webstede is meer toegespitst op taalontwikkelingen in hun bijzonderheden, terwijl de mijne van alles en nog wat heeft. Dus ik denk dat ik voorlopig de vrager blijf. Niettemin bedankt voor je belangstelling!

    2. Hartelijk dank, Jeroen! Leuk om te horen. 🙂
      Toevallig dat je ‘Yaël’ noemt: als ik een zus had gehad, zou ze zo hebben geheten – ook weer met een [dʒ] als beginmedeklinker – hebben mijn ouders me verteld.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.