Nederland, bekend om zijn klei en veen, barst evengoed van het zand en heeft zelfs het grootste stuifzandgebied in West-Avondland. Zand kon rein heten, want dat betekende vroeger tevens ‘fijn’ en eigenlijk ‘gezeefd’. Met die kennis is van alles te duiden, waaronder de oordnamen Rhenen en Renswoude.
Terug in de tijd en betekenis
De voorloper van rein is Middelnederlands reine, met daarnaast de vorm rene. Dat een oude betekenis van dit woord ‘fijn’ en vandaar ook ‘fijngemalen’ was is nog te zien in de middeleeuwse overlevering. Van dien mure alle die steene wreef men daer te pulvere rene, schreef de Brugse dichter Jacob van Maerlant in de 13e eeuw. Elders in de Germaanse wereld blijkt het ook: Zwitsers rein is ten eerste ‘fijn’, zoals van meel, kiezels, zand en aarde, maar ook van een zeef.
Aan de hand van andere, oudere vormen in de zustertalen, zoals Oudsaksisch hrêni, Oudhoogduits hreini, reini, Oudnoords hreinn en Gotisch hrains, is het wis dat het woord oorspronkelijk de vorm van Oudgermaans *hrainiz had. In het Algemeen Nederlands is die tweeklank *ai doorgaans in een ee veranderd, zoals *stainaz tot steen. Doch als de volgende lettergreep ooit een *i bevatte werd het vaak een ei. Dat laatste zien we bijvoorbeeld in de ontwikkeling van *laidijaną tot leiden, naast leden in sommige streken.
De betekenis ‘fijn’ is in dit geval ontstaan uit ouder ‘gezeefd’, want *hrainiz is duidelijk afkomstig van dezelfde wortel als Oudgermaans *hrīdrą ‘zeef’, de voorloper van Duits Reiter en met vervanging van achtervoegsel ook Engels riddle. In andere Indo-Europese talen vinden we verwanten als Grieks krī́nō ‘(onder)scheiden’ en Latijn cernō ‘(onder)scheiden, ziften’, waarnaast discernō in dezelfde betekenis en de afleiding discrīmen ‘scheiding, onderscheid’.
Groei in het zand
Nu bestond bij *hrainiz ‘fijn’ ook de vrouwelijke afleiding *hrainī ‘fijnheid’, zoals voortgezet door Oudhoogduits hreinî, reinî en vandaar Zwitsers Reini. Niet uitdrukkelijk overgeleverd maar ook niet ver ervan verwijderd is de betekenis ‘fijn zand’. Dat die wel bestaan heeft tonen enkele gewasnamen die tot op heden een bevredigende verklaring hebben moeten ontberen.
Ten eerste is er reinvaar, ouder reinvaan, reinevaan voor ‘boerenwormkruid’, met als evenknie Duits Rainfarn, Reinfahne. Het tweede lid was kennelijk aanvankelijk hetzelfde als vaan, naar de bladvorm, en later vervormd onder invloed van varen. Men houdt het eerste lid meestal voor gelijk aan reen, rein ‘verhoogde zoom die als grens van akkers e.d. dient’ en Duits Rain ‘hetz.’, oftewel Oudgermaans *rainaz. Op zulke zomen groeit dit kruid inderdaad.
Maar nu wil het dat deze kruidnaam bij ons steevast rein(e)- met ei heeft, terwijl we ook vormen met ee zouden verwachten als hier inderdaad sprake van *rainaz was, zoals steen van *stainaz. Evenmin is *rainaz te verzoenen met de vroegst bekende vorm van de kruidnaam, Oudhoogduits reinifano, want die toont een tussen-i. Wat daar wel kan is samenstelling met *hrainī ‘fijnheid’, dus ‘fijn zand’. (In het Duits is hr- al vroeg versleten tot r-.) Boerenwormkruid gedijt dan ook op droge, zandige grond, oftewel grond met fijne korrels.

Duidelijker is het bij een tweede benaming: reindoorn voor ‘duindoorn’, een struik die zoals de gewone naam zegt met name in duinen en andere zandige, woestijnachtige omgevingen te vinden is. (Vergelijk Duits Sanddorn voor hetzelfde gewas.) Ook hier is het rein-, niet reen-, en is er van groei op hoge akkerzomen niet of nauwelijks sprake.
De derde benaming is reinbloem voor ‘strobloem’, een kruid dat eveneens groeit op droge, zandige grond, waaronder heide en duinland, en niet zozeer op verhoogde zomen. Net als bij de eerste twee ontbreekt hier een vorm met reen. Veelzeggend is ook de benaming over de grens: Duits Sand-Strohblume naast Rainblume.
Tot slot kunnen we wijzen op reinwilg voor ‘wilde liguster’, een struik die minder aan een grondsoort gebonden is, maar in het wild in de duinen voorkomt, en ook langs stromen, waar de oevers uiteraard vaak zandig zijn. Niet onbelangrijk is dat de bloemen bij zandbijen in trek zijn. En een reen-vorm is ook hier niet aan te wijzen. In alle vier gevallen is het dus wel een samenstelling met de genoemde afleiding voor ‘fijnheid’, denk ‘fijn zand’.
Oorden
Zoals gezegd werd *ai doorgaans ee, en anders ei indien er een i in de volgende lettergreep kwam, al kon het ook daar alsnog ee worden. Dat betekent dat *hrainī ‘fijnheid, fijn zand’ zonder bezwaar te herkennen is als voorloper van de oude naam Hreni (855, afschrift 10e eeuw), voor een oord op de zandige Utrechtse Heuvelrug. Van het datief meervoud *hrainīmaz ‘bij/aan/op de fijne zanden’, waarvan de uitgang *-az vroeg afgevallen moet zijn, komt de jongere vorm Renim (944, afschrift 11e eeuw), en vandaar Rhenen voor hetzelfde oord. Die latere spelling met Rh- is overigens niet een omkering van ouder Hr- (zoals Engels wh- van hw-) maar de invloed van het Grieks van geleerden.
In de oudste overlevering is in dezelfde omgeving ook sprake van een silva Hrenhem (855, afschrift 1000). Op het eerste gezicht lijkt dit woud (bij) Hrenhem een samenstelling met hêm ‘heem, thuis, woning’, maar bij nader inzien is het aannemelijker dat dit een volksduiding is van het genoemde datief meervoud *hrainīmaz. Het is dus het ‘woud bij/op de fijne zanden’ en anders bepaaldelijk het ‘woud bij Rhenen’.
Veel later, vanaf de veertiende eeuw, verschijnen als naam van een dorp in de buurt verbasterde samenstellingen als Rynswoude, Rijnswoude, Reenswoude en uiteindelijk Renswoude. Die -e is van de datief, om ligging aan te geven, dus het lag oorspronkelijk letterlijk ‘bij/aan/in Rhenens woud’, dat kennelijk strekte van Rhenen tot Renswoude. Dit is deel van het Gelders-Utrechtse dal, dat vroeger bijna geheel bedekt was met een deken van fijn zand.
Aan de andere zijde van de Veluwe, in het oosten bij een bocht van de IJssel, ligt een dorp genaamd Rhienderen, wederom met een oneigenlijke, geleerde, Griekse Rh-. In de oudste overlevering duikt het op als Hrenheri (797, afschrift 10e eeuw), waarin heri een oud woord voor ‘(zandige) hoogte’ is, net als het verwante haar dat we in verscheidene oordnamen tegenkomen.
Over de grens in Westfalen zijn vervolgens Rheine en Rheinen de namen van twee oorden, onderscheidenlijk ten noorden en ten zuiden van Münster. De oudste overgeleverde vormen zijn Reni (838) en Hreini (1002) van de ene, en Hreni (10e eeuw) van de andere. Er is op gewezen dat de vormen met Hr- alleen in keizerlijke oorkonden voorkomen, als ware dat een teken dat die twee namen oorspronkelijk met R- beginnen en dus niet van *hrainī komen. Maar dat is geen sterke bewijsgrond. Het eerste oord ligt in elk geval aan de oevers van de Eems, dus daar zou het om zandgrond kunnen gaan.
Terug in Nederland valt verder nog te denken aan Rhenoy, ouder Rynoey en Reynoy (1265), wederom met onterechte Griekse Rh-. Zo heet een Gelders dorp gelegen aan de Linge, niet de Rijn, dus verwijzing naar die grotere stroom is uit te sluiten (en past klankmatig ook niet). Het tweede lid is hetzelfde als ooi, nevenvorm ouw, en betekent ‘land langs water’. We vinden het ook in landouw ‘beemd’ en ooibos ‘oeverbos’. Ook hier is gauw gedacht aan fijnzandige oevers.
Ten slotte mogen we onze aandacht nog vestigen op Remmerden, voor een buurtschap die geklemd ligt tussen de Rijn en de Utrechtse Heuvelrug, vlakbij Rhenen. De oudste vorm van de naam is Rimbrahti (855, afschrift ±900), en daarin is brahti te begrijpen als ‘aan/bij de heuvel’, een verbogen vorm van de voortzetting van Oudgermaans *brahtiz. Daarvan komt ook Bracht, de naam van meerdere bergen en hooggelegen oorden in Westfalen en het Rijnland.
Deze naam is nooit met Hr- overgeleverd, altijd met R-, waardoor het verleidelijk is om het eerste lid te vereenzelvigen met Oudnederlands Rín, nu Rijn, de naam van de stroom waar deze buurtschap immers aan ligt. Het bezwaar is dat we in dat geval niet Remmerden maar Rimmerden als huidige vorm zouden verwachten, want bij verkorting (zoals vaak in samenstellingen) werd de oude lange í doorgaans een korte i, niet een korte e. De tweeklank *ai daarentegen is zowel tot i als e verkort in andere gevallen. Het is dus mogelijk dat ook deze oordnaam oorspronkelijk naar ‘fijn zand’ verwees.
Tot slot
In hun meermaals uitgegeven en herziene boek over oordnamen schrijven Van Berkel en Samplonius weliswaar dat Rhenen (en vandaar Renswoude) is afgeleid van rein, maar geven ze dat woord in de betekenis ‘zuiver’ en zonder verdere toelichting. Iets als ‘zuiver oord’ is echter weinig aannemelijk. Als ter plekke bijvoorbeeld een bron van zuiver water was moet dat nog blijken.
Nee, het woord is eerder op te vatten in de oude, overgeleverde zin van ‘fijn’. En het is van diens afleiding met de betekenis ‘fijnheid, fijn zand’ dat Rhenen e.d. afkomstig zullen zijn, net als enkele namen van kruiden en struiken die in de duinen of anderszins op zandgrond plegen te groeien, zoals reindoorn voor ‘duindoorn’.
Overigens, in haar jeugd gebruikte mijn moeder met haar vrienden en vriendinnen het woord fiene (zonder lidwoord) voor ‘fijn zand’. Dit was in Winschoten, Oost-Groningen, in de tweede helft van de vorige eeuw. In de woordenboeken is het niet terug te vinden.
Het is niet helemaal duidelijk of Hreni daadwerkelijk hetzelfde oord als Rhenen is, en niet beter te vereenzelvigen is met (silva) Hrenhem, dat meer naar het oosten wordt gezocht, met name de Achterbergse hooilanden. Het maakt echter weinig uit voor de hier gegeven duiding in de zin van ‘fijn zand’. “In de gemeente Rhenen bestaat vooral de omgeving van Achterberg voor het overgrote deel uit een dekzandlandschap.” Aldus de Historische Vereniging Oudheidkamer Rhenen en omstreken.
Zand, hei en bomen door E. Dronkert (bewerkt). Enige rechten voorbehouden.
Boerenwormkruid door Rene Mensen. Enige rechten voorbehouden.
Berkel, G. van & K. Samplonius, Nederlandse plaatsnamen verklaard (2018)
Grimm, J. & W., Deutsches Wörterbuch, 16 Bde. in 32 Teilbänden (Leipzig 1854-1961)
Gysseling, M., Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226) (webuitgave)
INL, Middelnederlandsch Woordenboek (webuitgave)
INL, Oudnederlands Woordenboek (webuitgave)
Iterson, W. van, De historische ontwikkeling van de rechten op de grond in de provincie Utrecht, Deel I, Band 1 (Leiden, 1932)
Köbler, G., Althochdeutsches Wörterbuch, 6. Auflage (2014)
Kroonen, G., Etymological Dictionary of Proto-Germanic (Leiden, 2013)
Niemeyer, M. (herausgegeben), Deutsches Ortsnamenbuch (Berlijn, 2012)
Vaan, M. de, Etymological Dictionary of Latin and the other Italic Languages (Leiden, 2008)
In West-Vlaanderen heb je ook nog een gemeente die lo-Reninge heet.Dichtbij de IJzer
Hai Walter,
De oudere vormen van Reninge hebben zo te zien steevast -i- in de wortel, dus Rininga e.d. Daarmee is verband met *hrainiz/rein wel uit te sluiten.
Geachte Olivier,
de bovenste twee alinea’s zijn van Wikipedia en de onderste is van mij.
Rhienderen is een buurtschap in de gemeente Brummen. Het ligt direct ten noorden van de hoofdplaats, maar is hier niet afhankelijk van. Rhienderen heeft eigen winkels, feesten en had een jaarmarkt. Rhienderen heeft dan ook een lange geschiedenis achter de rug. Al in het jaar 796 werd het dorp genoemd, toen onder de naam “Hrenheri”, wat iets betekent als “heuvelrug bij een waterloop”.[1] In 797 schenkt een zekere Oodhelm een derde van zijn erfenis, waaronder een zesde deel van een hoeve in Hrenheri, aan Liudger ten behoeve van zijn pas gestichte Sint-Salvatorsklooster te Withmund. Na de verplaatsing van het klooster naar Werden werd de abdij van Werden eigenaar van deze boerderij.
Rhienderen ligt grotendeels binnen de bebouwde kom van Brummen, maar heeft ook een buitengebied. Naast deze buurt, Rhienderen Buitengebied, kent de buurtschap ook de buurten Rhienderense Kern, Rhienderense Enk, Rhienderense Beek, Hazenberg en Rhienderen Noord. Ooit hoorde ook Rhienderense Broek hierbij, maar sinds 2001 is dit officieel de buurtschap Broek (van Wikipedia).
Rhienderen is door Brummen opgeslokt en vormt nu met Rhienderen één dorp. Net buiten Rhienderen vinden we Huize Rhienderstein en Huize De Kwazenbos. Rhienderen als buitengebied sluit aan bij de ‘buitengebieden’ Broek (ligt laag) en Oeken (ligt hoger). In Broek is de Oekense Voetbalclub gevestigd (tegenover Cafe ‘De Vroolijke Frans’) en in Oeken (Cafe ‘Onder de Linden’) is de vader van Simon Carmiggelt geboren. Simon en zijn vrouw logeerden menigmaal bij hun familie in Oeken. Tijdens het ophogen van de Rijksstraatweg (oude Postkoetsroute van Arnhem over Zutphen en Deventer naar Zwolle) in het begin van de 20e eeuw , trof men ter hoogte van Huize De Kwazenbos (nu de Michaelshoeve geheten, Rhienderen) duizenden jaren oude ‘grafheuvels’ aan en de restanten van houten huizen. Het prehistorische dorpje was gebouwd op een ‘zandwal’ of rivierduin van de IJssel.
Groet Evert Jan
De Nederlandse Wikipedia is geen goede bron als het op woordherkomst aankomt. Dit geval is geen uitzondering. Rhienderen/Hrenheri betekent niet ‘heuvelrug aan een waterloop’.