Zoals ik in mijn welkomstbericht al heb laten weten heb ik een voorliefde voor sterke werkwoorden. Ik vind het moeilijk te zeggen waarom precies. Wellicht is het omdat sterke werkwoorden korter zijn dan hun zwakke tegenhangers. In de onvoltooid verleden tijd enkelvoud althans. Vergelijk bijvoorbeeld ik droeg met ik klaagde. Kortere woorden lijken de schrijver of dichter meer vrijheid te geven om de cadans te bepalen. (Aan de andere kant, ik kan er wel van genieten hoe de -d- volgt op -eeuw- in schreeuwde.) Daarnaast heeft het Nederlands vaak genoeg clusters van medeklinkers die niet altijd de welluidendheid en vloeiendheid bevorderen, zoals -tst- in ik botste. Wat ook niet even handig is is hoe bij sommige zwakke werkwoorden verwarring optreedt in gesproken taal; vergelijk wij wachten met wij wachtten.
Hoe dan ook, klinkerwisseling binnen een stam vind ik gewoon een bijzonder aangenaam verschijnsel.
Veel werkwoorden waren oorspronkelijk sterk, maar zijn deels of geheel zwak geworden. Zo was het vroeger niet laden-laadde-geladen maar laden-loed-geladen, en niet bannen-bande-gebannen maar bannen-bien-gebannen. Maar het tegenovergestelde komt ook voor. Zo werd jagen-jaagde-gejaagd tot jagen-joeg-gejaagd en werd vragen-vraagde-gevraagd tot vragen-vroeg-gevraagd, beide onder invloed van voorbeelden als dragen-droeg-gedragen. Nog niet algemeen beschaafd Nederlands, maar wel vaak genoeg te horen, zijn ‘versterkingen’ zoals erven-ierf–georven in plaats van het eigenlijke erven-erfde-geërfd, onder invloed van voorbeelden zoals werven-wierf-geworven.
Ik juich versterking toe en betreur verzwakking, maar ik hecht net zo goed waarde aan historisch gegroeide uitzonderingen of eigenaardigheden. Om die reden zou ik niet zo snel steunen dat versterking wordt voorgeschreven. Ik zou mensen echter wel willen aanmoedigen om zwakke werkwoorden naar smaak te versterken. Als u liever erven-ierf-georven zegt, dan moet u dat vooral doen. Het zal in eerste instantie een beetje grollend overkomen, maar later zal het heel gewoon klinken. En toch heel bijzonder.
Wat ik ook een leuk werkwoord vind is: heffen – hief – geheven. Van klankvariatie gesproken…
Hefte bestaat ook, maar dan moet je al kunnen breien.
Hefte… bah, dat klinkt zo… juist!
En dan te bedenken dat de oorspronkelijke verbuiging heffen-hoef-gehaven was. 🙂
Andere voorbeelden met drie verschillende klanken: liggen-lag-gelegen en zitten-zat-gezeten.
Van mij mag: ik kloeg (i.p.v. klaagde) ook. En van van Dale mag het ook, dus dan is het helemaal goed.
Goed voorbeeld! Die gebruik ik ook graag. 🙂
Waaien-waaide-gewaaid is ook helemaal ingeburgerd, maar ik vind waaien-woei-gewaaid, dat een generatie terug nog gemeengoed was, veel mooier.
Hoe zit het eigenlijk met het werkwoord willen? Ik betrap mezelf er wel eens op dat ik nu eens ‘wou’ zeg en dan weer eens ‘wilde’ naar gelang het in de context beter klinkt.
Als waaien zijn oorspronkelijke verbuiging had gehouden, dan hadden we nu waaien-wieuw–gewaaien gezegd. Ik moet zeggen, dat is niet gek. Het werkwoord houwen-hieuw-gehouwen kan dan ook in hoge mate mijn goedkeuring verdragen.
Maar woei is ook mooi, en het zou zonde zijn als deze vorm volledig plaats zou maken voor waaide.
De onvoltooid verleden tijd van willen heeft onder invloed van werkwoorden als zullen en kunnen een -0- gekregen, waardoor wilde veranderde in wolde. En in het Nederlands is de klankencombinatie -old-/-olt- steevast veranderd in -oud-/-out-. In de andere Germaanse talen gebeurde dat niet. Vergelijk bijvoorbeeld Nederlands houden, oud en koud met Engels to hold, old en cold.
Vrij gauw is woude verzwakt tot wou.
Overigens gebruik ik ook beide vormen, afhangende van de context. 🙂
beste Olivier,
Ik ben het weer volledig eens met jou dat we de sterke werkwoorden moeten handhaven.In Vlaanderen gebruikt men nog werkwoorden zoals :
klagen-kloeg-geklaagd
rekken-rok-gerokken
breien-bree-gebreeën
(soms) plukken-plok-geplokken
Destijds door mijn leraar Nederlands in de jaren 60, fel afgekeurd.
Hij vertelde ons dat het Vlaams moest wijken voor het noord-Nederlands
en wees dan altijd heel plechtig naar boven met de woorden :
‘vergeet niet dat ze daarboven in het noorden met 11 miljoen leven he en wij maar met 5 miljoen’
Gelukkig hebben we ons Vlaams steeds gekoesterd en is de liefde voor het noord-nederlands daardoor allengs toegenomen.We kunnen niet zonder mekaar.
Is lachen-loeg- gelachen alleen maar Nederlands, omdat in het Duits
het voltooid deelwoord zwak is (gelacht)?
nog een werkwoord dat in Vlaanderen soms sterk wordt gebruikt :
maken-miek-gemaakt