Het mag inmiddels duidelijk zijn dat ik me graag verdiep in de Germaanse mythologie. Uiteraard kennen wij deze grotendeels via de Scandinavische (Noord-Germaanse) overlevering, maar er zijn meer dan genoeg sporen te vinden in ons eigen erfgoed. Zo ook in onze taal. Sowieso, taal en cultuur zijn eigenlijk niet van elkaar te scheiden, dus een grote belangstelling voor (een) taal en haar ontwikkeling gaat vanzelf gepaard met een grote belangstelling voor de bijbehorende cultuur en dier ontwikkeling.
In sommige gevallen zit de oude mythologie net onder de oppervlakte. Zo zitten er in de dagnamen dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag de namen van vier voorname Germaanse goden verholen. Over hen ga ik het niet hebben, noch over de redelijk bekende dwergen en elven.
Waar ik het wel over ga hebben is de mare, een boosaardig wezen. Wie slecht droomde werd volgens het oude geloof door de nachtmare geteisterd. Het woord nachtmerrie is een verbastering daarvan. Het wezen zou dan op de borst van de slapende zitten en de ademhaling hinderen. (Ter vergelijking: in het Noors heet een nachtmerrie een mareritt, letterlijk een ‘rit van de mare (op de borst)’.) Een vrij ontstellende gedachte, aangezien een nachtmerrie geen ongewoon verschijnsel is. Een verder spoor van dit wezen is ook nog te vinden in de goeie oude maretak. Volgens het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (EWN) komt deze benaming doordat men vroeger geloofde dat maren verantwoordelijk waren voor het verwarren van de manen van paarden tot kluwens, en ook de takken van bomen. Maretak is dan ook een verdraaid warrig plantje. Maar er zal ongetwijfeld meer achter zitten. De plant was immers heilig voor de Germanen en Kelten.
Een ander wezen was de nekker; oorspronkelijk een heuse waterdemon en later meer algemeen een boze geest. Eigenlijk is dit een variant op de meer gangbare (en klankwettige) vorm nikker. Die kan om overduidelijke redenen maar beter ongebruikt blijven. Al is het belangwekkend om te weten dat nekkers in de oude mythologie vaak als zwarte wezens werden voorgesteld. Zo bestond er al tijden de uitdrukking ‘zo zwart als een/de nikker’. Onder invloed van het Engelse woord nigger (zelf van negro) is de betekenis van het Nederlandse woord veranderd. U kunt zich voorstellen dat mensen die voor het eerst een zwart persoon zagen zo’n verband legden. Buiten het Nederlands vinden we onder andere Noors nøkk/nykk(j)e, Zweeds näck, Engels neck/nixie en Duits Nix(e)/Nyx. Het woord gaat uiteindelijk terug op een oude wortel die ‘wassen’ betekent.
Ik sluit deze aflevering graag af met het woord wicht. Volgens de Van Dale is een wicht een ‘klein kind’ of een ‘onnozel meisje’. Wel, vroeger betekende het iets heel anders. In het Middelnederlands was een wicht een ‘wezen, schepsel’ (ook gezegd van reuzen en dwergen) en in het Oudgermaans was een *wihtaz een ‘ding’ of ‘zaak’. In het Engels is er wight, en dat betekent nog ‘wezen, schepsel’. De geesten die rond (graf)heuvels waren in The Lord of the Rings heten barrow-wights ‘bergwichten’. In de Scandinavische talen bestaat het woord ook, en duidt het een geest van het land aan, zoals in Noors (land)vette. O, en het woord zit ook nog verholen in de Nederlandse woorden iets, niets en niet. Zo is niet een samentrekking van Oudgermaans *ni wihtaz ‘geen ding’.
Nu heb ik maren, nekkers en wichten gehad. Een andere keer zal ik vertellen over de kabouter. De etymologie daarvan is wat schimmiger.
Het is ongelofelijk betreurenswaardig dat men geen idee meer heeft van wat woorden werkelijk betekenen maar, zoals je al aangeeft: cultuur en taal zijn nauwelijks te scheiden en in onze cultuur gelooft men niet langer in de Mare.
Toch zal ik nooit zeggen: “Had je een Nachtmerrie?” als iemand naar gedroomd heeft. Een nare droom is immers geen Nachtmerrie.
Uit de wortel(s) van *mer- stroomt een grote verzameling woorden die iets te maken hebben met vernietiging, water, dood, grens, strijd. (Moord, murky, to mar, vermurwen, to mourn..)
Ook het tegenovergestelde kan eruit voortvloeien uiteraard zoals; (op)merken; dit is “behouden”.
Je zou haast gaan denken dat het allemaal iets met een Grote Vloed te maken kon hebben… 😉
Nekker (Saxon: Nicor) heeft men ook wel gebruikt voor Nijlpaard. De huidige mens zal zich hierbij een lieve lobbes voorstellen wellicht, maar de praktijk is dat wij -hier- geen idee hebben wat het Wicht werkelijk is. Het IS ook een watermonster, hoewel iets van de sluier van mysterie van haar is afgenomen en wij, met onze wapens, haar redelijk eenvoudig kunnen vernietigen. Evenzo het Duitse “Nihhus”, dat aangevelijk “Krokodil” betekent. 😛
Over Wicht valt niet veel meer te zeggen. Wel is het opvallend dat er in dat klankenspectrum “wachsen” , “bewegen”, “gewagen” en “gewicht” zitten. Groei, beweging, spreken (vroeger ruimer opgevat) en gewicht hebben (hetzij stoffelijk of geestelijk) zijn kenmerken van wezens.
Hopelijk vind je het niet erg, zulke lange reacties op jouw blog. 😉