Voor onze lidmaat de hand hebben in oudere tijden veel meer woorden bestaan dan nu. Wat de hand betreft is onze taal er armer op geworden. Dit is een onrecht, want de hand is toch een bijzonder belangrijke lidmaat, die ons mensen onderscheidt van de dieren. Om dit onrecht te rechten bied ik u hieronder een lijst aan met Oudgermaanse benamingen voor de hand, alsook de Nederlandse vormen daarvan, opdat we de hand weer het aanzien kunnen geven dat zij verdient.
Ten eerste is er uiteraard het woord hand zelf. In alle Germaanse talen is dit het gangbare woord voor deze lidmaat. Het komt van Oudgermaans *handuz. Nederlandse afleidingen en samenstellingen zijn handelen, handig, behendig en hendel. Minder voor de hand liggend is heinde ‘nabij’ in de uitdrukking van heinde en verre; eigenlijk betekent heinde dan ook ‘bij de hand’.
Daarnaast was er ooit Oudgermaans *mundō, vanwaar Oudsaksisch, Oudengels, Oudfries en Oudnoords mund en Oudhoogduits munt. Allen betekenen zij ‘hand’, en bij uitbreiding ‘bescherming’ en ‘beschermheer’. In het Middelnederlands bestond nog mont ‘voogdij’. De Nederlandse voortzetting zou mond zijn en is niet verwant aan mond ‘opening in het gezicht’. Een afleiding in het Nederlands is mondig, dat oorspronkelijk zoiets als ‘handelingsbekwaam’ moet hebben betekend en door mond ‘opening in het gezicht’ in betekenis is beïnvloed. Zie ook de samenstelling momber ‘voogd’, een verbastering van mondboor ‘hand-drager’. Het woord is ook nog in Germaanse namen te vinden, zoals het Engelse Edmund ‘beschermer van het erfgoed’ en het Nederlandse Egmond ‘beschermer met het zwaard’. In de verte is het verwant aan Latijn manus ‘hand’, vanwaar ook een leenwoord als manueel ‘met de handen’.
Verder bestond er in het Oudgermaans *denraz, vanwaar Oudhoogduits tenar ‘vlakke hand, handpalm’. De Nederlandse voortzetting zou dinder zijn. Een verwant woord buiten het Germaans is Grieks θέναρ ‘handpalm, voetzool’.
Ook bestond er Oudgermaans *fulmō, vanwaar Oudengels folm, Oudsaksisch (meervoud) folmōs, Oudhoogduits folma, allen ‘vlakke hand, handpalm’. De Nederlandse voortzetting zou volm zijn. Verwanten buiten het Germaans zijn Grieks παλάμη ‘hand(palm)’, Latijn palma ‘handpalm’ (door het Nederlands ontleend als palm), Oudiers lám ‘hand’ en Wels llaw ‘hand’.
Een ander woord was Oudgermaans *gaupnō, vanwaar Oudnoords gaupn ‘de beide handen samen gehouden’ en Oudhoogduits goufana ‘handvol, lege hand, handpalm’. Het is een afleiding van *gaupaz, vanwaar Oudengels géap ‘gebogen, verdraaid’. De Nederlandse voortzetting zou gopen zijn.
Nog een belangwekkend woord was Oudgermaans *lōfan ‘plat, vlak stuk’, bij uitbreiding ‘platte hand, handvlak’, vanwaar Oudnoords lófi en Gotisch lofa, met als afleidingen Oudnoords glófi en Oudengels glóf (Engels glove), beide ‘handschoen’. (In het Oudhoogduits bestond de vormvariant lappo ‘palm van hand, blad van roeiriem’.) De Nederlandse voortzetting zou loef zijn, en de kans is ook groot dat loef ‘zijde die naar de wind is gekeerd’ hetzelfde woord is. Dan zou de huidige betekenis komen doordat de loef de zijde was waar doorgaans een vlak hulproer zat.
Dan zijn er nog twee tegenovergestelde woorden. Het ene is Oudgermaans *tehswōn, vanwaar Gotisch taíhswa, Oudhoogduits zesawa en Middelnederlands tesuwe. Allen betekenen ‘rechterhand, rechter zijde’. Het is een zelfstandig gebruik van een bijvoeglijk naamwoord dat eenvoudig ‘rechts, rechter’ betekende en verwant is aan Latijn dexter ‘rechts, rechter, rechterhand’ en Grieks δεξιτερός ‘rechterhand’. De Nederlandse voortzetting zou tesuw (of tesuwe) luiden.
En het andere woord is Oudgermaans *wenistrōn, vanwaar onder andere Oudnederlands winstra ‘linkerhand, linker zijde’, en later Middelnederlands winster. De Nederlandse voortzetting zou dan ook winster zijn. Het is een zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord voor ‘links, linker’, zoals nog te vinden in o.a. Noors venstre ‘links’. Het is afgeleid van Oudgermaans *weniz ‘vriend’. Waarschijnlijk komt dit doordat er taboes waren verbonden aan de linkerkant. Mogelijk komt dat doordat woorden voor ‘links’ en ‘noordelijk’ vaak inwisselbaar waren (net zoals ‘rechts’ en ‘zuidelijk’), en vooral in het noorden wezens woonden die je maar beter te vriend kon houden.
Uiteraard is geen zo’n lijst volledig zonder vuist en knuist. Beide woorden zijn algemeen Germaans, maar alleen in het Nederlands betekent het tweede woord ‘vuist, hand’.
Ten slotte rest mij nog te vragen wat een goed woord zou zijn voor een ‘klauwige hand’ die eruit ziet alsof ze gaat grijpen. Wel, er bestond vroeger een zeldzaam werkwoord krimmen ‘met de klauwen grijpen, pakken’, onder andere verwant aan kram ‘bevestigingshaak’ en Oudnoords krumma ‘hand, poot’. Wellicht is krim dan een mooie nieuwe afleiding. Deze groep woorden is niet verwant aan krom, maar het komt goed uit dat de vingers van een klauwige hand krom zijn.
Zo, dat is een handvol woorden! Die krijgt u van mij in de hand, in de mond, op de dinder, op de volm, in de gopen, op de loef, in de tezuw of winster, in de vuist, in de knuist, of voor de krim.
dag Olivie
Ik heb ook even gekeken in het Bargoens woordenboek. Laten we niet
vergeten dat ook hier belangwekkende woorden te vinden zijn, al klinken ze soms plat. Het is een bijdrage tot een verrijking van de taal.
In het Bargoens wordt er voor hand soms ‘FEEM’ of ‘FEMERIK’ gebruikt.
In het Zweeds is Fem het telwoord voor vijf.Dus eigenlijk de 5 vingers.
Ook gebruikt men in de streektaal voor handen soms platweg ‘TENGELS’
doelende op (kromme)handen. Zou verwant zijn met tang.
een kleine vergetelheid van mij.In het inl-Leiden woordenboek van het
Oud-Nederlands spreekt men van ‘TESSEL OF TESTER’ voor rechts.
Klinkt dat niet beter dan de -uw uitgang van tesuw ?
Men denkt dat de naam Teksel zou kunnen afgeleid zijn van tessel.
De woorden tessel en tester liggen wat gemakkelijker in de mond, ja. Het punt is wel dat ze enkel als (deel van) een plaatsnaam zijn overgeleverd (tessel = Texel), terwijl tesuw ook echt als woord is overgeleverd. Daarbij: tesuw betekent ook specifiek ‘rechterhand’; het gaat in dit stuk immers om woorden voor de ‘hand’. 😉
Het woord ‘HAND’ vinden we ook nog terug in het Engels ‘to hunt’ dieren achtervolgen en ze dan grijpen.Ook het Zweeds kent nog een
woordje nl ‘att hinna ‘ vinden.