Menig geleerde heeft al het hoofd gebroken over de herkomst van de naam Germanen. Het lijkt er op dat deze naam nooit met zekerheid zal worden geduid. Maar een verkenning van de mogelijke duidingen is op zichzelf al een boeiende onderneming.
In zijn bekende werk de Germania schrijft de Romeinse geschiedschrijver Publius Cornelius Tacitus:
(2. 3) But the term ‘Germania’, they say, is modern and recently applied, since those who first crossed over the Rhine and drove out the Gauls (and now are called the Tungri) were at that time called Germani. Thus the name of a tribe, and not of a people, gradually became dominant, with the result that they were all called Germani, at first by the conquered from the name of the conquerers because of fear, and then, once the name had been devised, also by the Germani themselves.
Het is goed mogelijk dat Germani domweg het meervoud is van Latijn germānus. Als zelfstandig naamwoord betekent dit ‘broer’ dan wel ‘halfbroer’. Als bijvoeglijk naamwoord kan het ‘vol, eigen, echt’ en ‘verwant, broederlijk’ en ook ‘waarachtig, werkelijk’ betekenen. Wat betekent dan de naam Germani? Aanvankelijk werden de Germanen onder de Kelten geschaard, maar na verloop van tijd werd er steeds uitdrukkelijker onderscheid gemaakt tussen de twee. Zijn de Germani domweg ‘verwanten (van de Kelten)’? Of zijn zij anders de ‘échte, oorspronkelijke (Kelten)’? Tacitus zegt bijvoorbeeld hoe de “Treveri and Nervii are quite eager to claim a Germanic origin, as though by this glorious bloodline they might distinguish themselves from the typically spiritless Gauls.” Mogelijk schrijft Tacitus over de periode waarin een oorspronkelijk ‘Keltogermaans blok’ onder andere door een groeiende taalkloof voorgoed is opgebroken in de Kelten zoals Galliërs en de ‘échte’ Kelten, dat wil zeggen Germanen.
Maar het is ook mogelijk dat Germani een vertaling is van een Germaanse naam. In zijn commentaar op de Germania schrijft J.B. Rives over de naam ‘Germani’ (1999, blz. 119):
A few scholars have revived Strabo’s explanation in more sophisticated forms, arguing that ‘Germani’ was the Latin translation of a word these peoples used of themselves. Collinder (1944) suggests that it was a rendering of the Germanic *sweboz (i.e. Suebi), meaning ‘of our kind, of the same blood’, while more recently, Pekkanen (1971) has proposed that the tribal name ‘Sciri’, meaning ‘the pure ones’ (in opposition to Bastarnae, ‘the bastards, those of mixed heritage’), was translated into Latin as ‘Germani’. These suggestions have also received severe criticisms, and it seems unlikely that there will ever be a solid concensus on the origin of the name.
De hierboven genoemde Suebi waren volgens Tacitus (en andere Romeinse en Griekse geschiedschrijvers) niet zo maar een enkele stam: “they occupy the greater part of Germania, divided among nations with names of their own, although all are called Suebi in common.” De Duitse streek Schwaben ontleent diens naam aan deze Suebi en de Oernoordse naam SwabaharjaR, in een vroeg vijfde eeuwse inscriptie in de Rö-runesteen in Bohuslän (Zweden) bevat hetzelfde lid. Al is de naam Suebi gelatiniseerd, hij is in elk geval zonder twijfel Germaans. Rives schrijft hierover (blz. 282–3):
The Germanic *sweboz almost certainly derives from the reflexive pronoun *swe-, ‘oneself’, combined with the suffix -bo- (from the same root as English ‘be’); the original meaning must have been something like ‘those existing for themselves’. Its more precise sense is uncertain: some scholars, emphasizing its use as a common name for a number of tribes, suggested that it meant ‘those belonging to their own groups’, others took it to mean ‘those under their own authority, the free ones’, whereas Collinder (1944) suggested ‘of our kind, of the same blood’. More recently, Neumann (1992) has pointed out that it would be an appropriate name for groups that had detached themselves from a larger body in order to pursue their own goals, and Rübekeil (1992: 203–11) has argued that it means ‘the genuine ones’.
Rives geeft de Oudgermaanse reconstructie weer als *sweboz, maar een gebruikelijkere weergave is *swēbaz. Deze wortel *swē-/*swe- ligt waarschijnlijk ook ten grondslag aan Suiones, de (gelatiniseerde) naam van een voorname stam in Zweden. De namen Zweed en Zweden gaan dan ook op deze Suiones terug.
Maar deze wortel heeft nog meer afleidingen, zoals het Oudgermaanse bijvoeglijk naamwoord *swēsaz, vanwaar Oudsaksisch swās, Oudhoogduits swās, Oudengels swǽs, Oudfries swēs, Oudnoords sváss en Gotisch swēs; allemaal met een betekenis als ‘eigen, verwant, vertrouwd, lief’. Dit woord is los niet overgeleverd in het Nederlands, maar wel in de Middelnederlandse woorden geswaselijc ‘geheim’, swaselinc ‘zwager; schoonzoon’ en swasenede ‘schoonzuster; schoondochter’.
Andere Nederlandse woorden die waarschijnlijk ook van deze wortel zijn afgeleid zijn zuster (vergelijk Duits Schwester), zwager en Middelnederlands sweer ‘schoonvader’ en sweger ‘schoonmoeder’. Met uitzondering van zuster lijkt de grondbetekenis voor deze woorden ‘een aanverwant door huwelijk’.
Deze wortel *swē-/*swe- heeft dus een rijke verzameling afleidingen en samenstellingen. Het heeft geen zin om een betekenis aan deze wortel zelf te plakken. Alleen de woorden die er aan ontsproten zijn kunnen geduid worden. Daarbij zal enige duiding van Suebi (of het oorspronkelijke Oudgermaanse enkelvoud *swēbaz) nooit zonder twijfel zijn. Er moet ook nog eens rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat die naam al in betekenis veranderd was tegen de tijd dat de Suebi als stammenverbond met de Romeinen in aanraking kwamen. Het is dan ook mogelijk dat het de oorspronkelijke naam was die de Oergermanen voor zichzelf hadden. Misschien moeten we het dan maar niet meer hebben over Germanen, maar over Zwaven.
Nee, dat is onjuist. Ik interpreteer klankschilderende woorden niet automatisch als vrij jong. Ik interpreteer een woord als vrij jong als er geen oude attestaties van zijn.
Paul J. Marcus
Vooropgesteld dat ik niet gehinderd ben door enige kennis van zaken; Uit andere artikels op deze site blijkt dat namen die beginnen met ‘Ger-‘ iets met speren te maken hebben (Gerhard, Gerrit) en ‘man’ of ‘guman’ zoveel betekent als mens (of gewoon man).
Ligt het dan niet voor de hand dat ‘Germanen’ gewoon mannen met speren waren? Of zie ik nu iets over het hoofd…?
Ik zie nu pas dat deze opmerking reeds gemaakt en weerlegd is. Jammer, gezien het een mooi beeld schept.
Het woord “Ger” of “Gér” was, als ik mij goed herinner het Oudnoors en/of Oudgermaans voor speer, daarentegen zijn er ook bronnen die zeggen dat het van het Oudgallisch af komt waar het weer iets als Broer of Buur heten.
Waarom in hemelsnaam Tacitus in het engels geciteerd ? Zeker heeft hij nooit een woord engels geschreven of gesproken. Haal liever zijn woorden aan in de taal waarin hij schreef, latijn, of in een goede nederlandse vertaling.
Hans.