Wat rest de ziel die zich alleen en ontheemd en vervreemd voelt in deze nieuwe wereld? Wat noodt de mens die nu genoegen moet nemen met slechts glimpen van zijn ware thuis, die bitterzoete aandenkens? Hoe handelt hij die heimwee heeft naar een tijd en streek die wellicht nooit volledig heeft bestaan, maar nu verder weg lijkt dan ooit? Ergens wacht het op mij, een glooiend land met mals groen gras en stokoude bossen vol beuken en eiken en andere bomen, en gevaarlijke paden, met wanderend wild en warme huizen, en ook volk met wien ik wortels deel. Daar te komen zij de overledene gegund, na de lange slaap, maar ieder die hier nog adem haalt moge de verbeelding bezoeken om –al is het maar voor even– te ontsnappen.
Zulk verlangen wordt vaak gehoond en ongeldig geacht, met afkeur als escapisme bestempeld. Wie zich zo onttrekt aan de dagelijkse werkelijkheid helpe haar niet te verbeteren; die leve slechts in waan en stelle zich aan. Maar zijn zij die dat zeggen niet vaak medeschuldig aan de toestand die een ander wenst te ontsnappen? Helpen zij niet juist dat hek te bouwen? De mens die doodongelukkig wordt van de nieuwerwetse bouw die hem meer en meer omringt, wat dient het buiten hoogmoed om hem zelfs de geestelijke uitweg te ontzeggen en hem volledig te onderwerpen aan dat wat hem mishaagt?
De verbeelding biedt troost. Ze staat ons toe een wereld te bezoeken die ons nader aan het hart ligt. Een wereld die weliswaar de onze gelijkt, maar waar wij ons meer thuis voelen, een die meer ‘klopt’. Het is evenwel belangrijk dat zij gevaren huist en het hart roert, want zonder avontuur komt zij niet tot leven. Daarom mogen welvertelde sprookjes ons zo aanspreken, met hun duistere wouden en draken en doornige hagen waar helden zich een weg door wagen te banen.
Aldus besloot ik jaren geleden verhalen te schrijven in de hoop een wereld te ontdekken waar ik toe behoor. Niet sprookjes, maar sproken: doem en daden in een daverend verleden naar mijn verbeelding. Maar het valt niet mee zulks gewrocht te krijgen. De eisen der vertelkunst daargelaten: de nieuwerwetse wereld, die ik ondanks haar gemakken niet lieven kan, dringt zich altijd op, rechtstreeks in de zintuigen of anders door haar voortdurende aanwezigheid in mijn achterhoofd. Als een onafgebroken ruis overstemt zij de klanken van mijn geest en verijdelt ze mijn vlucht. En ze wordt enkel wijder en luider in mijn oren…
O te ontsnappen!
Mooi geschreven. Ik begrijp je gevoel heel goed…
bijzonder, je hebt gelijk…mooi stuk (beeld en taal), het was als even door een poort stappen
Echt een goed stuk. En “nieuwerwets” ga ik zeker gebruiken. Maar ik zou het geen ontvluchting willen noemen, maar diepte, verbeelding en scheppingskracht, een belangrijke zaak in onze nieuwerwetse doelmatige samenleving.
Dank voor de aardige woorden, mensen.
Toch blijft het voor mij een (poging tot) ontsnapping, hier een en dezelfde, hoop ik, als diepte, verbeelding en scheppingskracht.