Cultuur in de menskundige zin is een begrip dat niet in enkele zinnen te vangen is. Van Dale noemt het ‘het geheel van geestelijke verworvenheden van een land, volk enz.’ en ook ‘beschaving’. Het omvat onder meer omgangsvormen, uiterlijk, ambacht, kunst en kennis, allen grotendeels van voorouders overgenomen. Daar is uiteraard lang niet alles mee gezegd, en meer oorspronkelijk verwijst het naar de verbouw van gewassen. Juist omdat cultuur zo alomaanwezig en vanzelfsprekend is –zoals water voor vissen– verbaze het niet dat het Nederlands er ooit geen woord voor had en een van elders heeft geleend. Maar hoe zou een inheems woord eruit kunnen zien?
Volgens het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands komt cultuur langs het Frans van Latijn cultūra, wiens betekenis strekte van ‘verzorging’ en ‘bebouwing, veldbouw’ tot ‘vorming, veredeling’. Het is een afleiding van het werkwoord colere, dat niet alleen ‘verbouwen’ en ‘bewonen’ betekende, maar ook ‘(godsdienstig) vereren’. Dat laatste herkennen we ook in diens verleden deelwoord cultus, dat tevens in het Nederlands terecht is gekomen, en wel in de betekenis ‘verering’.
De meeste Europese talen gebruiken thans een vorm van het Latijnse woord, van Spaans cultura tot Duits Kultur. Maar er zijn talen die vaker hun eigen smeedsel hebben, en ook hier. We noemen IJslands menning ‘cultuur, beschaving’, dat uit het Oudnoords stamt en is afgeleid van menna ‘tot man maken; opvoeden’. Er is ook Wels diwylliant ‘cultuur, cultivatie’, een afleiding van het verouderde werkwoord diwyllio ‘cultiveren; verlichten; vereren’. Stavelijk betekent het ‘on-wild maken of zijn’, want van di- ‘on-’ + gwyll, gwyllt ‘wild, woest’.
Welke inheemse anderling valt er voor cultuur te bedenken? De Bond tegen Leenwoorden heeft er jammer genoeg nooit een voorgesteld, maar de wortelkundige Guus Kroonen heeft er ooit drie gegeven, voor verschillende opzichten: beschaving, zedendom en kunstzin. Voor cultureel was het vervolgens alzedelijk en kunstzinnig. Vooral zedendom is een schitterende vinding. Een zede is een gebruik en het achtervoegsel -dom is eigenlijk een verbastering van doem, dat oorspronkelijk ‘gezag’ en ‘oordeel’ betekende en bij uitbreiding het gebied waar dat van kracht is. Vergelijk bijvoorbeeld Christendom en hertogdom. De zwakte is evenwel dat het bijbehorende bijvoeglijke naamwoord alzedelijk minder pakkend is. En los van al- heeft zedelijk al te veel een eigen, vernauwde betekenis. Misschien is er iets anders voor cultuur (en cultureel) te bedenken.
Als we voorbeeld nemen aan het onderliggende Latijnse werkwoord colere, dan komen we al gauw uit bij Nederlands telen (Oudnederlands tilon). Diens betekenis strekte o.a. van ‘voortbrengen’ en ‘tot stand brengen, uitvoeren’ tot ‘bebouwen, bewerken’ en ‘kweken, zorgen voor’. Het is verwant aan o.a. Oudengels til ‘geschikt, goed’ en Duits Ziel ‘doel’. De wortel van deze woorden draait om het toewerken naar iets. De bestaande afleidingen teling en teelt zijn waarschijnlijk onbruikbaar als tegenhangers van cultuur. Nieuwe afleidingen als tilder en telm –zoals helm bij helen en bloem bij bloeien– zijn te overwegen, want kort en krachtig, maar zullen zich niet zo snel verspreiden.
Een ander belangwekkend werkwoord is oefenen, dat oorspronkelijk ‘ten uitvoer brengen’ betekende, naast ‘zich bezighouden met land- en akkerbouw’ en ‘God (of de goden) vereren’ en ook ‘kweken’ en ‘verzorgen’. Eigenlijk is het een bijvorm (die herhaling uitdrukt) van een verloren werkwoord oeven. Verwant zijn o.a. Oudhoogduits uobo ‘landbouwer’ en uoba ‘viering, feest’. Allen komen van een wortel die ‘zich inspannen, kracht betonen’ betekende en ook te vinden is Oudengels afol ‘kracht’ en Zuidhollands aveling, een woord dat slaat op de strook land langs een dijk die voor diens stevigheid onaangeroerd moet blijven. Voor cultuur zouden wij dan vervolgens afleidingen als oeve en ave (dan wel oef en aaf) kunnen bedenken, maar of mensen daar wat mee kunnen is zeer de vraag.
Een derde werkwoord met vergelijkbare betekenissen is plegen. Het beantwoordt aan Engels to play en is de grond van de afleidingen plicht en plechtig. Het kan zijn dat ook dit woord ten diepste met de landbouw is verbonden, aangezien het te verbinden is met ploeg. Maar ook hier is een bruikbare afleiding heel moeilijk te vinden. Iets als placht is mogelijk, maar weinig aantrekkelijk.
Wellicht is het daarom beter om een bestaand woord te gebruiken en wel een dat niet zo vaak meer gebruikt wordt. Dan zij dracht het overwegen waard. Thans is het vooral een korte vorm van klederdracht en haardracht, vroeger betekende het onder meer ‘vrucht’ (denk aan drachtig), als ook ‘gewas’, ‘opbrengst’ en ‘gedraging’. Het is afgeleid van dragen, dat naast ‘boven de grond houden’ ook ‘in een bepaalde toestand hebben of houden’ betekent, en ‘hebben, vertonen’ en ‘voortbrengen’. Ja, cultuur wordt gedragen, uitgedragen en overgedragen. Bijvoeglijk is dan uiteraard niet drachtig, maar drachtelijk.
Heeft u een voorkeur of een ander voorstel? Laat het ons weten.
Genomen door Henk Boelens.
Lekker stukkie! Kijk, laat ik – alvorens vrij spel te geven aan mijn geestelijke creativiteit bij een poging tot vinding van een meer inheems gekleurd alternatief voor het woord ‘kultuur’ – beginnen met enige beschouwingen omtrent onze zustertaal het Afrikaans dat mijns inziens nog een echte kultuurtaal is en – hoewel ook deze taal kreunt onder de toenemende druk van het wereldomspannende commercie Engels én meteen ook bedreigd wordt door een kulturen vernietigende ‘globaliseringsgolf’ – dat ook grotendeels blijft, in tegenstelling tot de hedendaagse evoluties in het ‘modern Dutch’ dat in snel tempo afglijdt naar een krom creools moddertaaltje, een op snel gewin gericht en dus ook kort besneden koopmanstaaltje, kortom pure ‘pidgin’, zijnde een hutsepotje van plat commercie Engels en verhakt Nederlands, te vergelijken met de primaire koopslavenwortels van waaruit het Afrikaans zich met veel moeite en geschaaf uiteindelijk tot een rijke kultuurtaal (standaard gemeenschapstaal) heeft ontwikkeld en zich nog steeds ontwikkelt of tracht te ontwikkelen. Het kan verkeren……..
Om aan het steeds maar krommer groeiende ‘modern Dutch’ een tegengewicht te geven neem ik – voor mezelf – het Afrikaans als voorbeeldig verbeterend taalreferentiepunt (nogmaals: het kan verkeren….). Er is hier te lande en in heel Europa weinig bedrukt papier te rapen met goede informatie over de woordenschat en de spraakkunst van het Afrikaans – en nog het minst van al in het Nederlands – maar één zeer goed werkstuk en knap verhelderend hulpinstrument wil ik hier toch wel vernoemen, nl het ‘Prisma Groot Woordenboek Afrikaans en Nederlands’ [ https://nl.wikipedia.org/wiki/Groot_Woordenboek_Afrikaans_en_Nederlands%5D
Daarnaast ook nog – zij het in het Frans – een zeer informatief boekwerk over de geschiedenis van het Afrikaans, aangevuld met een vrij volledige uiteenzetting over de grammatica en het idioom van het Afrikaans, weliswaar nogal sterk contrastief gesteld tegenover de Franse ‘grammaire’ en zinsbouw. Bij dit boek maar enkel afzonderlijk verkrijgbaar, ook een cd met voorbeelden van gesproken Afrikaans. De auteur is een geboren, in Zuid-Afrika gedraaid en gesponnen Afrikaans sprekende Afrikaner met 17de eeuwse Franse familiewortels (Franse Hugenoten!) en docent Franse taal en literatuur aan verschillende Zuid-Afrikaanse universiteiten en instituten: Jaco Alant / ‘Parlons Afrikaans’ [http://soa.ukzn.ac.za/staff-profile/languages-literature/jaco-alant.aspx]
Er zijn natuurlijk ook boeken in en over het Afrikaans te verkrijgen bij sommige Zuid-Afrikaanse boekenverdelers maar dit valt nogal duur uit en bovendien verzenden zij meestal niet naar Europa. Wie nadere informasie wens of belangstelling sou voel kan my steeds kontak.
Zo, terug nu naar een alternatief voor het woord ‘kultuur’? Ook het Afrikaans, mijn taalreferentiepunt voor goed, beter en creatiever Nederlands, heeft daar geen ander (inheems) woord voor hoewel de Afrikaners in hun taal verdomd heel vindingrijk uit de hoek kunnen komen: een goochelaar bv. noemen de Afrikaners een kulkunstenaar en goochelkunst kulkuns. Kulkuns is in elk geval een beter, mooier en vooral een bevattelijker woord dan het in ‘modern Dutch’ steeds vaker opduikende woord ‘event’, te weten en te onthouden – inzonderheid door de leermeesters ‘moedertaal’ in onze lagere scholen – dat dit in ‘modern Dutch’ verplicht behoort te worden uitgesproken als ‘ievént’, met de klemtoon op ‘-vént, ongeveer zoals in ‘héi, vent!
De laatste door journalisten van de Vlaamse openbare omroep (VRT) zonder verpinken in de mond genomen nieuwigheid in ‘modern Dutch’ luidt: “een pushback doen” (sic!) en “de vluchtelingen kunnen niet gepushbackt worden” (sic!).
Straks staat dat natuurlijk al even verpinkloos gedrukt in een X-ste nieuw gebakken uitgave van het ‘keurmerk’ Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal: pushbacken – pushbackte – gepushbackt = 1.wegduwen, afduwen 2. terugduwen. Immers, volgens de hedendaagse teoriejen van vele hedendaagse taalspraakmakers zou het ‘standaard Nederlands’ niets anders kunnen zijn dan wat uit de monden en de pennen vliede van de Media als opperste speerpunten van Kultuur met een Grote – K. Kom nou, weet jy wat ek dan hieroor durf dink en sê: dit is netnou egte kulkuns van egte kulkunstenaars!
Ziet U, beste Heer Olivier, daarom bloedt mijn hart ook telkens een beetje als ik U zo naarstig zie vlooien en dienstig wroeten in en tussen de wortels van ‘onze taal’ op zoek naar haar bronnen terwijl aan de dorheid van haar kruin en de kaalheid harer takken te zien is hoe snel en geruisloos het verval om zich heen grijpt, de sapstroom stremt en het einde zich aandient. Maar goed, om niet al té pessimistisch over te komen en omdat ik hoe dan ook uw werk, uw opzoekingen en uw bevindingen op het ondergrondse terrein van de woordwortelkunst zeer kan smaken en waarderen dan toch maar een hernieuwde poging om aan het woord ‘kultuur’ een ander aanschijn te geven. Om te beginnen weet niemand wat ‘kultuur’ precies is of waar het woord voor staat: er is ‘kultureel’ werk, er zijn ‘kulturele’ aktiviteiten’, er bestaan ‘kultuurdiensten’ en er is altijd wel een of andere ‘minister van ‘kultuur’ maar vraag hem of haar niet wat ‘kultuur’ is want hij of zij zal U het antwoord schuldig moeten blijven, wille hij of zij zich niet al te bloot te kakken zetten. ‘Kultuur’ zweeft, blijkbaar. Men zegt dat het – in ‘modern Dutch’ – meestal wel iets met (gesubsidieerde) ievénten van doen zou hebben maar dat is natuurlijk onzin, schone schijn, praat voor de vaak. Met ‘kultuur’ zijn – mijns inziens – onlosmakelijk verbonden: gemeenschap – (gemeenschaps)taal – identiteit – opvoeding – onderwijs – (zelf)ontwikkeling – (zelf)expressie en (zelf)refleksie. Dit vormt het deeg van en voor een gezonde maatschappij. Gedesemde deeg is dan de aktieve erfbron waarmee alle leden van die maatschappij ‘kultuurbroodjes’ kunnen bakken en aldus van generatie op generatie het verworven kultuurgoed niet alleen kunnen overleveren maar het ook nog kunnen vermeerderen en verder ontplooien. Daarom vind de woorden ‘erfdesem’ en ‘erfdesemlijk een goed alternatief voor ‘kultuur’ en ‘kultureel’. Bovendien verwijzen die woorden ook naar ‘gist’ en naar ‘geest’. Dat kunnen we toch niet zomaar lichtzinnig ‘pushbacken’, nee toch?
Kijk, daar was ik nu nooit opgekomen: erfdesem. Een mooi woord om in het hoofd te laten rollen. Ik vrees alleen dat een samenstelling van drie lettergrepen minder levensvatbaar is.
En ja, pushbacken e.d. In mijn ogen getuigt het gebruik van zulke onnodige leenwoorden van een wisse geestelijke en culturele armoede. Een koopmanstaaltje, inderdaad.
Leuk om te lezen, en dank voor de vriendelijke woorden.
Ik zal maar weer eens een duit in het zakje doen, al was het maar om de linguïstisch-correcte taalpiefen, die dagelijks wakker schijnen te liggen van het feit dat het Nederlands niet voldoende Engels opneemt, een extra slapeloze nacht te bezorgen.
Ik neig naar de werkwoordstam van ‘kweken’. Kweek(je) en opkweking in de zin van weefselcultuur of -cultivatie (plantaardig en dierlijk) bestaan namelijk al.
“Het ging mij erg aan t hard dat de thunbergia, na mijn liefdevolle opkweking van zaadjes naar plant, eenmaal buiten, binnen een paar dagen, door de harde wind werd gemarteld en één voor één de blaadjes verloor. ”
Voor de betekenis ‘vorming’ (dit is trouwens ook een al bestaand alternatief), liggen ‘opkweking’ of ‘opkweek’ ook voor de hand. Dit omdat het werkwoord opkweken ‘cultiveren’ ook al bestaat:
“O, mijn beminden. Hij zal uw kleine en zwakke geloof niet uitblussen, noch stuk laten breken, maar Hij zal het opkweken door Zijn Geest. Zo heeft Hij ook gedaan met de twee discipelen die naar Emmaüs gingen, toen hun geloof zo klein was dat het maar tot een hopen was geworden; want zij zeiden “wij hopen” enz.
😀
Oef, hoe kon ik kweken vergeten? Daar valt stellig wat mee te beginnen. Ik weet alleen niet wat ik moet denken van opkweking en opkweek. Waarschijnlijk omdat ik het liefst een woord heb dat niet duidelijk een afleiding of samenstelling is.
Wat dacht je anders van kweik of kwicht? (Te wazig, vrees ik.)
Kan ‘opteelt’ als een verheffende vorm van kweken en ontwikkelen van onze volkeren?
(Ik dacht er aan toen ik nog eens het grappige, wat stoute plakkaat zag voor het jaarlijkse ‘teeltbal’ dat jonge landbouwers hier al enkele jaren inrichten.)