In bijzonder nieuws is vandaag onthuld dat er aanwijzingen voor leven op Venus zijn ontdekt. Fosfine, een gas dat nauw met leven samenhangt blijkt in grote hoeveelheden voor te komen in de dampkring aldaar. Dat is gelijk een dichterlijk toeval, want fosfine is een fosforverbinding en het woord fosfor komt van Phōsphóros (‘lichtdragend’), de Griekse naam voor de morgenster, oftewel Venus. Laat het tevens bekend zijn dat onze Germaanse voorouders er hun eigen naam voor hadden: *Auzawandelaz, vanwaar Nederlands Orendel.
De baanbrekende Nederlandse geleerde Christiaan Huygens vermoedde reeds in de zeventiende eeuw, na zorgvuldige waarnemingen met zijn sterrenkijker, dat er een dik dampgewest om deze dwaalstarre (‘dwaalster, planeet’) hangt. Zo kon hij verklaren waarom de aanblik van deze heldere bol zo evenmatig en glad lijkt. Wetenschappers hebben het inmiddels kunnen bevestigen. Te meer, door tomeloze broeiwerking blijkt deze dampkring ervoor te zorgen dat het oppervlak van Venus onder helse hitte en geweldige druk gebukt gaat.
Inzicht in die onherbergzame toestand hebben we voor een groot gedeelte te danken aan de bekende sterrenkundige en wetenschapsverteller Carl Sagan, die er in de jaren zestig ook op wees dat er hoger in de dampkring gematigde, nagenoeg aardse omstandigheden moeten heersen. Hij betoogde bovendien dat we daar wel eens leven zouden kunnen vinden. En nu, een halve eeuw later, wordt het ineens een stuk aannemelijker dat hij ook daarin gelijk had.
Venus is zowel de morgenster, te zien bij dageraad, als de avondster, na het ondergaan van de zon. Lang is gedacht dat dit twee verschillende hemellichamen waren. Oorspronkelijk is Venus uiteraard de naam van de Romeinse godin van de liefde. De meeste talen hebben deze en andere sterrenkundige namen overgenomen, maar in de Germaanse wereld werd de morgenster vroeger *Auzawandelaz genoemd.
Het eerste lid *auza- betekent waarschijnlijk ‘lichtend, stralend’ als verwant van *austaz ‘oost’ en *Austrōn, de naam van de Germaanse godin van de lente en voordien de dageraad. Duits Ostern en Engels Easter, beide voor ‘Pasen’, zijn hier voortzettingen van. Evenknieën buiten het Germaans zijn onder meer Latijn Aurōra ‘Dageraad’ en Grieks Ēōs ‘Dageraad’. Het tweede lid *wandelaz hoort wel bij wandelen en Duits wandern en betekent hier waarschijnlijk ‘doler’. Dat maakt van *Auzawandelaz letterlijk de ‘lichtende doler’.
Hoewel de naam in die hoedanigheid niet is opgeschreven weten we dat hij bestaan moet hebben op grond van later overgeleverde vormen in de dochtertalen. De belangrijkste hiervan is Oudengels Éarendel, waarmee naar de morgenster en dus Venus verwezen werd, en bij uitbreiding Johannes de Doper. Toen een nog jonge J.R.R. Tolkien kennis met deze naam maakte was hij aangenaam verrast door de welluidendheid ervan. Met enige aanpassing gaf hij deze vervolgens aan een van de belangrijkste lieden in zijn verhalenwereld: Eärendil, de reiziger die de wereldzee overzeilt.
Op het oude IJsland gold ondertussen Aurvandils tá als de naam van de morgenster of een andere, daadwerkelijke ster. Hierin lijkt tá op het eerste gezicht hetzelfde als Oudnoords tá ‘teen’, maar het is mogelijk een ander woord dat er slechts op lijkt, zoals tá ‘gang’. De IJslandse geleerde Snorri Sturluson schreef weliswaar dat deze ster de bevroren en afgebroken teen van een reus genaamd Aurvandill was, maar er zijn redenen om te denken dat hij of een van zijn voorgangers dat verhaal verzonnen had ter verklaring van Aurvandils tá. Voorbeeld was wellicht hoe de godenvorst Óðinn de ogen van de reus Þjazi tot sterren zou hebben gemaakt.
Elders in de Germaanse wereld blijkt de naam van belang, maar ontbreekt de verwijzing naar een ster. Saxo Grammaticus, die in de twaalfde eeuw zijn bekende geschiedenis van de Denen schreef (in het Latijn), vertelt over ene Horvendill die van zijn vader Gervendill de heerschappij over Jutland erft. Hij krijgt met de Deense koningsdochter Gerutha een zoon genaamd Amleth (later door Shakespeare vereeuwigd als Hamlet) maar wordt door zijn afgunstige broer Feng vermoord.
Het verhaal moet oud en ooit wijdverbreid zijn, uit de tijd dat Jutland nog min of meer Westgermaans was en nog niet door de Denen ingelijfd was, want verder naar het zuiden waren meerdere mannen naar deze held vernoemd, met vormen als Oudsaksisch (of Oudnederlands) Ôrendil en Oudhoogduits Ôrentil. Ook zijn vader diende als voorbeeld: enige jongens in Beieren hadden de naam Gêrwentil gekregen.
Tot slot, toen enkele jaren geleden een zesde eeuws Gotisch (Oost-Germaans) handschrift van een christelijke preek werd ontdekt kon de Nederlandse taalkundige Peter Alexander Kerkhof daarin een Auzandil als samentrekking van *Auzawandelaz herkennen. Deze ware ter vertaling van Heōsphóros (‘dageraad-drager’), zoals de Grieken de morgenster noemden, naast Phōsphóros. Het handschrift is daar moeilijk te lezen, dus of er werkelijk Auzandil staat is onzeker, maar er is vooralsnog geen andere lezing voorhanden.
Nu deze witgesluierde bol—de heldere morgenster—tekenen van leven lijkt te vertonen, zou het niet misstaan om de naam Orendel (rijmt op voorhendel) weer in ere te herstellen. Wellicht dat we in de toekomst ruimtevluchten naar Orendel kunnen boeken om daar in grote luchtschepen door de goede streken van de dampkring te drijven. Wie weet wat we daar zullen ontmoeten.
Erg mooi stuk, Olivier! Als hommage plaats ik het besluit van mijn Friese vertaling van het lied van Eärendil in deel 1 van The Lord of the Rings. Jammer dat Orendel geen sporen in Fries nagelaten lijkt te hebben …
Ut Jimmerjûne dreamend dal
dêr’t streamen fall’ as sulver sêft
brocht wjokjen him, ûntstjoerde stjer,
fier oer de bergen, wulv’ yn krêft.
Doe kaam er oan wrâlds ein, en socht
om nei syn tocht de hiemgong wer
te finen fier troch ’t drôgjend ryk.
En lôgjend lyk in iens’me stjer
ûntskeat er dat foar dei en waar
en reizge foar de Sinne út,
heech boppe winters dize set,
dêr’t grize wetters rinn’ nei ’t súd.
En teach Midierde’ einen oer
en heind’ it djoer geskriem op ’t lêst
fan Elvefaam en froulj’ allyk
yn ’t Alde Ryk, foar ieuwen rêst.
Mar hy kryg’ ’t lot: salang’t hjir wyt
de Moanne glydt, as glinsterstjer
foarby te tsjen en tiidzje nea
yn Dizkant Gea, dêr’t minsken stjerr’,
yn ivichheid de wrâld yn ’t rûn
as boade, ivich rêsteleas
dy’t tilt syn fiere lampe wer –
de Flammifer fan Westernis.
Geweldig, bedankt! De opeenvolging van drôgjend ryk en lôgjend lyk is heel mooi gevonden, en wat laat Evereven zich mooi naar Jimmerjûne overzetten.
Ik besef nu ook dat *Auzawandelaz in het Fries langs *Ārendel nu *Earendel zou luiden, met die fraaie Friese dalende tweeklank aan het begin. (Een stijgende /jɛ/ is ook niet gek, al zou ik dan de spelling met Ea- bewaren.)
Mooi stuk. 🙂 Deze had ik even nodig vandaag.
“Terminalverandering, de eerstvolgende vlucht naar Orendel vertrekt vanaf gate 5, gate 5 in plaats van gate 3.”
– omroepster in Brussels Spaceport
haha
Alleen dan niet spaceport e.d. maar ruimtehaven e.d., uiteraard!