Wrijf barnsteen met wat vacht en het toont zowaar een aantrekkingskracht. Reeds zesentwintig eeuwen geleden had ’s werelds eerste wetenschapper, de Griek Thalēs van Mīlētos, zich gebogen over deze wonderlijke eigenschap van ēlektron ‘barnsteen’. Het onderliggende verschijnsel werd lang onderzocht en kreeg omtrent 1600 de Latijnse naam vīs ēlectrica ‘barnsteenkracht’ van de Engelse geleerde William Gilbert. Het is vandaar dat wij elektrisch en elektriciteit gebruiken, maar het had ook anders kunnen lopen.
De oude Grieken tooiden zich graag met barnsteen en lieten dat invoeren vanuit het onbekende Hoge Noorden. Een van de belangrijkste aanvoerwegen was de Ēridanos, een westelijk gelegen stroom die volgens de overlevering noordwaarts liep en uitmondde bij de Ēlektrides ‘Barnsteeneilanden’, waarvan één hoog en rotsig ware. (Het gaat hier kennelijk om de Elbe met Helgoland en de Waddeneilanden.) Griekse dichters vereenzelvigden barnsteen—eigenlijk fossiele hars—met de tranen van de dochters van Hēlios, de zon, en noemden dit gulden rad ook wel Ēlektōr. Daar is het woord ēlektron ‘barnsteen’ van afgeleid.
Maar laat ons terugkeren naar het noorden, waar het Nederlands ooit de eer had om door zijn sprekers als ware wetenschapstaal gekoesterd te worden. Met eigen woorden als scheikunde, wiskunde en zwaartekracht onderscheidt het zich nog altijd van de meeste andere talen. En toch hebben we elektriciteit, ondanks de inspanningen van sommigen. In de achttiende en negentiende eeuw werd immers barnsteenkracht in enige geleerde verhandelingen gebruikt, waaronder de vertaling uit 1773 van Joseph Priestley’s zes jaar eerder uitgegeven The History and Present State of Electricity. Zelfs Eduard Douwes Dekker, beter bekend als Multatuli, vond het woord schriftwaardig.
Halverwege de negentiende eeuw raakte echter het bondige en betere barnkracht in zwang, althans in Vlaanderen, met name en vermoedelijk als eerste door Hendrik Conscience. De bekende Antwerpse volksschrijver (en zoon van een Franse vader!) legde in 1846 in zijn werk Eenige bladzyden uit het boek der natuer niet alleen uit hoe barnkracht werkt en wat het verband met barnsteen is, maar ook dat barnsteen met het oude werkwoord barnen ‘branden’ gemaakt is. Het spul heet inderdaad zo omdat het gemakkelijk brandt. In hetzelfde jaar verschijnt overigens ook Natuerkundige lessen van geleerde stadgenoot Frans Jan Matthyssens, die daarin steevast barnkracht en barnkrachtig gebruikt. Dankzij hen is er een Barnkrachtstraat in Merksem, Antwerpen.
Dit sprekende woord barnkracht—in de trant van zulks als kernkracht—is nog altijd uiterst bruikbaar, ook zoals het gemakkelijk tot barn verkort kan worden waar nodig. Bijvoeglijk ligt barnkrachtig (of barns) ‘elektrisch’ voor de hand. Daarna valt te denken aan barnkrachtwerk ‘elektriciteitscentrale’, barnmatig ‘elektronisch’, barnnaaf ‘elektrode’, barnraad ‘elektronica’ (zoals huisraad), barnvaard ‘elektrotechniek’, barnvaardig ‘elektrotechnisch’, barnwerker ‘elektricien’ en, zoals bij ouderwets gewreven barnsteen, stalijke barnkracht ‘statische elektriciteit’. Of neem barnel ‘elektron’, met -(d)el als achtervoegsel ter aanduiding van deeltjes. (Ra ra, wat zijn kendels en bijdels?)
De volgende stap is het opdiepen van Middelnederlands togesteen ‘magneet’, bij togen ‘aantrekken’. Dat is te vernieuwen tot toogsteen en in sommige gevallen te vervangen door toger. Op grond daarvan kan dan toogkracht ‘magnetisme’ geschapen worden en vandaar barntoogsteen (of barntoger) ‘elektromagneet’, barntoogkracht ‘elektromagnetisme’ en barntoogkrachtig (of barntoogs) ‘elektromagnetisch’.
Tot slot kunnen we zeggen dat dit evenredig is aan de opzet in het IJslands, een andere Germaanse taal die bekend staat om dezelfde eigenzinnigheid die niet zo lang geleden nog kenmerkend voor het Nederlands was. Men heeft daar raf ‘barnsteen’ en magn ‘kracht’ samengesteld tot het gangbare woord rafmagn ‘elektriciteit’ en is vervolgens een eenvoudig raf- gaan gebruiken voor allerhande andere samenstellingen, zoals rafeind ‘elektron’, rafrænn ‘elektronisch’, rafstöð ‘elektriciteitscentrale’ en rafvirki ‘elektricien’.
Mooie woorden!
Barnels (of barndels, misschien wel mooier) voor elektronen vind ik een goede vondst.
Kendels en bijdels snap ik nog niet helemaal… Het zal om protonen en neutronen gaan logischerwijs, maar de herkomst ontgaat me. Kerndels, met een N, voor deeltjes in de atoomkern? En bijdels, omdat neutronen de boel bij elkaar houden?
Bijna! Ik ga nog een stuk schrijven over de wereld van het heel kleine, maar ik kan het volgende verklappen. Een kendel ‘proton’ is letterlijk een ‘ken-deeltje’, want diens aantal geeft te kennen om welk element het gaat. Een bijdel ‘neutron’ is niets meer dan een ‘bij-deeltje’.
Mooi! Ik ben alvast benieuwd naar het komende stuk.
Nu we weer in die vermaledijde maar o zo nodige beluiktijd zitten, heb ik toch wat meer tijd om met taal of geschiedenis bezig te zijn…
‘Togen’ gebruiken we in West-Vlaanderen vooral voor ‘tonen’. Maar er zitten wel vormen in die naar ‘aantrekken’ neigen. Aan een pijp togen om ze brandende te houden bij voorbeeld. Zou zieltogen daar ook bij horen? Togen werd ook gebruikt voor slepen. Een boer die zijn land toogde was aan het eggen.
Voor magneet gebruiken we hier ‘zeilsteen’ (soms ook nog zegelsteen). Dat had waarschijnlijk met de vroegere zeevaart te maken.
Michiel de Vaan heeft zieltogen twee jaar geleden nog behandeld. Daarin is het inderdaad togen in de zin van ‘trekken’. De oude Nederduitse spelling sēl(e)tagen (lees -tågen) naast -tōgen verbiedt namelijk vereenzelviging met togen ‘tonen’ (< Oudgermaans *taugijaną).
Toen ik een keuze moest maken tussen toogsteen en zeilsteen gaf de mogelijkheid tot verkorting de doorslag: toog was beter dan zeil, want zeil zou te verwarrend geweest zijn.