Koning Christiaan II van Denemarken deed wenkbrauwen ophalen in 1519 toen hij besloot bijna heel het eiland Amager voor de kust van Kopenhagen aan Hollandse boeren te geven. Alle Deense inwoners, behalve die van een dorp in het zuidoosten, werden bevolen het veld te ruimen voor deze inwijkelingen, die bovendien de nodige voorrechten ontvingen. Waar in Holland of elders in de Lage Landen deze boeren vandaan kwamen is lang betwist, maar nieuw onderzoek heeft de zaak beslecht.

Tegenwoordig is Amager (uitspraak) ondanks aanzienlijke vergroting door indamming in de vorige eeuw voor een groot deel opgeslokt door Kopenhagen en zijn buitenwijken. Ook de drukke hoofdstedelijke luchthaven met haar eindeloze komen en gaan van vliegtuigen is gevestigd op dit eiland kleiner dan Texel. Maar vijfhonderd jaar geleden, toen de boeren op Christiaans uitnodiging aankwamen, moet het een rustig landschap met lieflijke dorpen geweest zijn. Nog in de negentiende eeuw kon de schilder Julius Exner de vrede van dit vlakke eiland met eigenaardige hollandske invloeden op meerdere doeken vereeuwigen.
Een uitnodiging
Wat de doorslag had gegeven voor Christiaans besluit tot deze kleine volksverhuizing is niet duidelijk, maar zijn toenmalige raadsvrouw in geldzaken was de Amsterdamse koopvrouw Sybrich Willems. Zij was—niet toevallig—tevens de moeder van zijn minnares Dyveke (‘Duifje’), die in 1517 op nog geen dertigjarige leeftijd was gestorven, vermoedelijk vermoord door vergiftiging. Hij had de jonge schone naar verluidt tien jaar tevoren ontmoet op een koninklijk bal in Noorwegen. Zij ware daar uitgenodigd nadat een koningsman haar met haar moeder achter hun marktkraam had gezien.
In 1521, toen de hollændere reeds op het eiland gevestigd waren, verdeeld over tien dorpen en gehuchten, werd hun plek in het koninkrijk met een oorkonde bestendigd. Heel het eiland was voor hen om te bewonen en gebruiken, met uitzondering van de vier hoven te Draken (het huidige kustdorp Dragør). Zij zouden leven naar eigen Hollandse zeden en naar eigen Hollands recht, niet Deens recht, hadden toestemming vissen en vogels naar believen te vangen, behalve zwanen, en hoefden in tegenstelling tot de Deense boeren geen schatting te betalen.
Twee jaar later alweer werd koning Christiaan afgezet en gingen er terstond stemmen op om de nieuwkomers weer te laten vertrekken. Ze mochten nochtans blijven, op voorwaarde dat hun gebied beperkt werd tot het dorp Store Magleby en de onmiddellijke omgeving. Daarbinnen behielden ze hun rechten, maar wie zich elders op het eiland vestigde werd niet anders dan een Deen behandeld. In de eeuwen die volgden bouwden ze welvaart en macht op zoals ze de oogst van hun werk in Kopenhagen verkochten. Pas in 1817, met de dood van hun schout, besloten zij om hun rechten op te geven en geheel Deens te worden, tot genoegen van de koning.
Verwarring
De Deense geschiedschrijvers hebben er vanaf het begin geen twijfel over geuit: dit waren van oorsprong Hollandse boeren, in het bijzonder Vest-Friiser (‘West-Friezen’) en mensen uit Vatterlandene udi Holland (‘de Waterlanden in Holland’). Niettemin raakte de Belgische rijksarchivaris Émile Vanden Bussche eind negentiende eeuw ervan overtuigd dat het zijn eigen landgenoten geweest waren. Hij was in de stukken gestuit op twee gevallen van Vlamingen die in die tijd naar Amager verhuisd waren: een tuinder genaamd Bouden van der Hellen en het echtpaar Willem de Cupere en Elisabeth Valejo met hun vijf kinderen.
Hij kreeg navolging tot nog in 2013, toen onderzoekers Lis Thavlov en Willy Van Hoof vaststelden dat een Vlaamse herkomst waarschijnlijker was dan een Hollandse. Een belangrijke bijkomende bewijsgrond was dat toentertijd in de Nederlanden vooral het hertogdom Brabant bekend stond om aangelegde kruidentuinen en grootschalige groenteteelt. De boeren te Amager waren immers vooral voor het kweken van groente uitgenodigd. Daarnaast was Christiaans gemalin Isabella van Habsburg in Mechelen getogen. Zij had de koning overgehaald kunnen hebben om tuinders vandaar naar Denemarken te halen. Op grond van hun boek kopte het Deense dagblad Politiken destijds: Amagers hollændere kom i virkeligheden fra Belgien.
Integendeel
Eind vorig jaar is de zaak echter in het tegendeel beslist met onderzoek door Ann Marynissen en Joost Robbe. In een stuk in het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde—en na het nodige voorwerk van Amager-kundige Robbe—hebben zij aan kunnen tonen dat deze boeren afkomstig waren uit de Noord-Hollandse streek West-Friesland, en wel in het bijzonder de omgeving van het stadje Hoorn, dat in de tijd van de verhuizing aan de Zuiderzee lag.
Marynissen en Robbe wijzen er onder meer op dat ook in die streek een bloeiende en toegespitste groenteteelt te vinden was en dat de oude streektaal van Zuid-Amager ook het een en ander verraadt. Met name een woord als vigerdiget spreekt boekdelen. Het komt van het onmiskenbaar Hollandse, niet in Vlaanderen gebruikte wierdijk. (In het Deens zijn p, t en k na klinkers de afgelopen eeuwen verzacht tot b, d en g. Vergelijk verder hoe sige ‘zeggen’ wordt uitgesproken als [ˈsiːə].)
Doorslaggevend is echter een zestiende eeuws Hoorns tijdboekje (kroniek), geschreven in het Latijn, met zeer belangwekkende mededelingen. De Westfriese onderzoeker Wim Heeres had hier reeds in 1959 op gewezen in een stuk dat min of meer onopgemerkt was gebleven, tot het onlangs gelukkig herontdekt werd door het echtpaar Lars en Femke Roobol. In het tijdboekje wordt beschreven hoe dan, in 1519 en opnieuw in 1520, vele boeren en enkele burgers vanuit het Hoornse rechtsgebied naar Denemarken zijn vertrokken, na een verzoek van de Deense koning om mensen uit dit land, waarvoor hij ruime beloning in gedachten had.
De namen
Marynissen en Robbe hebben vervolgens de weinig bekeken namenlijst onderzocht die bij de oorspronkelijke oorkonde gevoegd was en de namen en toenamen bevat van alle gezinshoofden die deze heenreis hadden ondernomen: ruim honderdvijftig mannen en twee vrouwen. Ze zijn zelfs ingedeeld op de tien Deense dorpen waar ze terecht zijn gekomen.
Wie hier een blik op werpt en enigszins bekend is met de geschiedenis van naamgeving in de Lage Landen ziet gemakkelijk dat een groot deel ervan van Noord-Nederlandse aard is en daarvan een deel uitgesproken Fries. Inderdaad, Noord-Holland was in de Middeleeuwen nog Fries gebied, een erfgoed dat nog lange tijd merkbaar is geweest in taal en zeden, en zoals nog blijkt uit de naam West-Friesland.
Een uitgebreide vergelijking door de onderzoekers met de verspreiding van namen in de Lage Landen heeft dan ook uitgewezen dat die op de lijst inderdaad tot deze streek behoren. Behalve meer algemeen Nederlandse als Claes Gerritzen, Johan Powwels en Hendrick Jansen staan er meer streekgebonden namen als Siebrant Pieterss, Hylbrant Janssen, Broen Classs, Doede Fries en Reyer Euertzen. De enige twee vrouwen bij naam zijn Cateriene Jacops en Trien Pieter Wylloms.
Tot slot
Nu was het reeds bekend dat deze West-Friese gemeenschap nog driehonderd jaar lang hun eigen vorm van Nederlands was blijven spreken op het eiland Amager alvorens ze dan toch geheel op Deens overschakelden, met behoud van enige voorouderlijke woorden. Maar de namen die ze hadden meegebracht waren uiteraard meer dan die in de oorkondelijst waren opgeschreven. In de lange tijd dat zij hun eigen gemeenschap hadden bewaarden zij ter plekke nog vele andere namen.

Enkele daarvan zijn verzameld in een lijst van namen die op Amager voorkomen of er in het verleden voorkwamen, niet alleen Hollandse. Ondanks de nodige verdeensing zijn sommige nog duidelijk als Hollands of zelfs Fries te herkennen, zoals mannelijk Wibrandt, Sivert, Frerick en Egbert en vrouwelijk Rainou, Mainou, Griet en Duyf. Een verkleinde vorm van die laatste droeg Christiaans Hollandse minnares Dyveke—een naam die overigens aansloeg en tot op heden door Deense en Noorse vrouwen gedragen wordt.
En pige fra Store Magleby, Amager ‘Een meisje uit Store Magleby, Amager’, door Julius Exner. Christian II og Dyveke (1885), door Vilhelm Rosenstand.
Verwijzingen
Heeres, W.G., “Iets over Velius en zijn bronnen”, in West-Frieslands Oud en Nieuw 26 (1959), blz. 119–34
Marynissen, A. & J. Robbe, “Hollanders, Friezen of Vlamingen? Een studie naar de persoonsnamen van de eerste Amagerboeren uit de toenmalige Nederlanden”, in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 136, nr. 3 (2020)
Paludan, H.A., “Een Hollandsche kolonie in Denemarken”, in Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 35 (1925)
Thavlov, L. & W. Van Hoof, Vlaamse tuinders en Hollandse boeren in Denemarken in de zestiende eeuw; een kritische blik op een bekend Deens immigratieverhaal (Sint-Katelijne-Waver, 2013)
Vanden Bussche, E., Flamands et Danois (Brugge, 1881)
Interessant onderwerp deze vorm van kolonisatie die na de verovering door Karel de Grote begon. Het boek ‘The Europeanization of Europe’ laat zien dat in de vroege middeleeuwen veel mensen vanuit de lage landen naar het oosten van Duitsland werden gelokt.
Zij cultiveerden het land in ruil voor privileges en bevolkten tegelijkertijd het gebied met Christenen voor de kerk. In de late middeleeuwen voerde handel en commercie meer de boventoon. Amerika is in eerste instantie ook op deze manier ontwikkeld. Hollanders waren geliefd omdat zij kennis hadden over landwinning. Overigens werden deze nieuwkomers toentertijd vaak Vlamingen genoemd volgens dit boek, vandaar misschien de verwarring?
Correctie op de boeknaam; The making of Europe – Robert Barlett
Marynissen en Robbe geven aan dat de Amager-boeren door de Denen zelf in elk geval nooit Vlamingen werden genoemd. “Nergens [in de geschiedschrijving] is sprake van Vlamingen. Waar komt de twijfel dan vandaan?” Het begon met Vanden Bussche, die zoals gezegd weliswaar enige reden had om zulks te denken, maar aanwijzingen voor het tegendeel niet in acht nam. Hetzelfde geldt voor zijn navolgers.
De Amager-boeren waren niet echt landwinners, maar kennelijk voor hun kennis in de groenteteelt binnengehaald. Ik meen me overigens wel te herinneren dat een Deense koning eerder al eens Friezen naar het westen van Jutland had laten komen om daar aan echte landwinning te doen, maar ik kan het zo een-twee-drie niet terugvinden.
Bedankt voor de boekwenk!
Enige jaren geleden had Noorwegen een oproep gedaan aan Vlamingen en Nederlanders, om de dunbevolkte gebieden daar met vaklui aan te vullen.In ruil kregen ze goedkopere grond aangeboden.Een teken dat de Nederlanden nijvere en ijverige mensen tellen. Ook leunt onze taal dicht aan bij het Noors, zelfs dichter dan het Duits dat doet.Denk ik.
Hoe het met Vlamingen zit weet ik niet, maar veel Nederlanders gaan uiteindelijk weer weg uit Noorwegen, voelen zich er toch niet helemaal thuis tussen de bergen. Met de vele Nederlandse boeren in Denemarken daarentegen gaat het aardig goed, heb ik begrepen. Alleen betwijfel ik dat het komt doordat ze harder werken dan de Denen.
En is de Vlaamse herkomst van van enkele bewoners dan helemaal verworpen? Of dient dit verder onderzoek? Graag ook wat onderzoek naar de trek naar het oosten, van Fläming (met de stad Wittenberg waar Luther resideerde) en Oost-Pruisen. Daar zijn rond Gdansk en in vele dorpen Nederlanders en Vlamingen geëmigreerd. Daar moeten nog vele bronnenmateriaal te vinden zijn. Misschien starten met het lied ‘Naar Oostland willen wij varen’ Hier een beetje info: https://nl.wikipedia.org/wiki/Oostlandlied
De twee gevallen die Vanden Bussche vond spreken uiteraard voor enige Vlaamse aanwezigheid op Amager, maar voor meer is kennelijk nog geen bewijs gevonden. De Hollanders daar zullen met hun gezinnen tezamen wel minstens 400 zielen geteld hebben.
ᚩᚾᛋᚳ ᛒᚳᛋᚷᛡᛞᚳᚾ ᛋᛇᚠᚳᚾᛏᛖᚾ ᚷᚳᚹᛉᛋᛏᚳᚾ ᚹᛉᚱᛈᚳᚾ ᛏᚩᚷ ᛋᚳᛚᚲᚳ ᚹᛡᚾᛁᚷ ᛒᚳᚲᛉᚾᛞᚳ ᛞᚩᚷ ᚠᛉᚱᚱᛡᚲᚳᛞᚳ ᛋᚷᚪᛞᚢᚹᚳᚾ! ;p
Nanthilde
ᛞᛖ ᛏᛡᛞᚳᚾ ᛋᛡᚾ ᛇᚠᚳᚾᚹᛉᛚ ᛚᚨᛝ ᚠᚳᚱᚠᛚᛠᚷᚳᚾ ᛫ ᚷᚳᚹᛇᚲᚳᚾ ᚠᚩᚱ ᛗᛁᚾᛞᚳᚱᚳ ᚺᚨᛟᛞᛁᛝᚳᚾ
ᚹᛇ ᛞᚳ ᛗᚩᛞᛉᚱᚾᛁᛏᛡᛏ 😦