Stamrust

Gun mij de regen en dan die beste geur van het bos. Laat mij daar een laar wijden en houten zalen tot hof bouwen, waar wijde ramen van balk tot vloer reiken, zonder glas, en wij gezeten zijn voor een blik op de bomen met hun lover en lijnen. Wij zullen er bezinnen, en genieten en spreken van stamrust.

In de tauw, de onderliggende schikking van het bestaan, is er scheiding van een tot een en ander en vandaar de grote verscheidenheid van onze wereld. Bomen met hun vele vormen en vertakkingen tonen haar bij uitstek, zodat besef van de diepste werkelijkheid goed begint bij hun beschouwing. Daar moet voldoende gelegenheid voor zijn, ook binnen de heilige ruimten die nooit hadden mogen ontbreken.

Maar de aanblik van stammen in hun stilte stemt ook gewoon tot rust in de geest en het zou onze taal en samenleving niet misstaan als wij het begrip stamrust een plek in ons verstand geven en alles er meer op inrichten. Ik spreek niet van rijen bomen zoals die op vele plekken langs wegen te zien zijn en mij eerder ongemakkelijk maken. Ik spreek van bomen in het wild, het zelfzodanige, en anders naar diens voorbeeld.

Wie stamrust leest of hoort zou het woord anders kunnen opvatten: de rust die men vinde in stamverband, de geborgenheid in eigen gemeenschap, oftewel vrede in de oorspronkelijke zin van het woord (zoals nu nog huisvrede voor de geborgenheid in eigen huis). Dat is afgeleid van vrijen, een werkwoord dat vroeger immers meer algemeen ‘liefhebben’ betekende en daarvoor ‘als eigene bejegenen’.

Iedere stam had zijn heilige ruimte, daar waar de macht van het goddelijke het meest gevoeld werd, en die vormde het vaste oord waarmee de wereld haar grond kreeg en men waarlijk in de werkelijkheid stond en richting had. De hedendaagse westerling daarentegen kent vooral alledaagse ruimte en niet meer dan onderbrekingen daarin voor zichzelf en naasten, zoals de plek van ontmoeting voor geliefden. Zo was althans de opvatting van de bekende godsdienstgeschiedkundige Mircea Eliade.

Voor onze voorouders in deze streken moeten de heiligdommen van de stam veelal gewijde bossen geweest zijn, en dan met name de laren daarin, de open plekken. De ervaring van het goddelijke was dus lang onlosmakelijk verbonden met de aanblik van de bomen met hun machtige stammen. Zij kenden dan, al dan niet bewust, beide begrippen die in stamrust te vervatten zijn, of samen: de geborgenheid van een heiligdom te midden van de bomen.

Heden zal een heilige ruimte ook niet voor iedereen zodanig zijn. Zij is dat dus vanzelf voor een wisse gemeenschap, of er nu wel of niet echt geloof in oergeesten mee gemoeid is, zoals de shintō-heiligdommen voor de Japanners. Die doorgaans omboomde oorden op dat eilandenrijk zijn dan ook vaak een en al stamrust. En daar mogen wij best voorbeeld aan nemen.

2 gedachtes over “Stamrust

Geef een reactie op Bas Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.