De tauw

Het was een geweldig toeval, als het geen bevestiging van hogerhand mag heten. Ik zocht een voorouderlijk woord voor de onderliggende schikking van het bestaan en vond het Oudgermaanse *tēwō. Daarmee werd weliswaar ‘orde’ in het algemeen bedoeld, maar de Nederlandse voortzetting zou tauw luiden en laat dat nu ook de uitspraak zijn van tao, zoals de kosmische orde heet in de wijsbegeerte van het oude Zijderijk. Heden kan ik zeggen: de tauw als woord en begrip is van de hoogste waarde in de bezinning op het bestaan en de hernieuwing van onze taal en zeden.

De tauw werkelijk, volledig te begrijpen is onmogelijk, daar zij ons allen ontstijgt, maar het kan wel gezegd worden wat zij niet is. Ze is geen kracht of ding, noch een wezen om menselijke eigenschappen toe te dichten of een band mee te hebben, maar de grote werking, beweging, verhouding en aard van het bestaande in diepste zin. De tauw is niet de natuur, niet het wild. Het wild is de uiting en verschijning van de tauw, en alles in de wereld gaat en leeft volgens de tauw, van het stromen van water en het wassen uit de grond tot het kloppen van harten. In de tauw hebben alle wezens hun aard, zin en til. We kunnen haar ten dele vergelijken met de natuurwetten, maar ze is geen wet.

De tauw als bovenzinnelijke werkelijkheid is te herkennen als het onderwerp van de metafysica, een tak van wijsbegeerte die wij daarom met een eigen woord ook tauwkunde mogen noemen. Omgekeerd is de ongelukkige afleiding taoïsme het beste te vermijden ten gunste van Zijderijkse tauwkunde en kunnen wij die op diens beurt vergelijken met onze eigen Avondlandse tauwkunde in al dier hoedanigheden.

Vanuit de tauw is het de mens eigen om zich over het bestaan te verwonderen en zo de tauw zelve te overdenken. Het is tevens de tauw die maakt dat mensen streven naar goede zeden ter overeenstemming met de tauw, om te kunnen bloeien. Het geheel van deze zeden heet doorgaans religie in ruime zin—met of zonder geloof in een god—al kunnen we daar evengoed van tauwzin spreken. En anders van ee, om een oud woord te gebruiken. Dat betekende nauwer genomen ook ‘wet’ en ‘huwelijk’ en schuilt nog in eega, ouder eegade ‘wettige echtgenoot, echtgenote’. Een andere samenstelling is eeward ‘priester’, een woord dat thans alleen als de mansnamen Eward en Eeuwert overleeft en als evenknie van Oudsaksisch êoward en Oudengels ǽweweard eigenlijk ‘hoeder van de ee’ betekent.

Te spreken van overeenstemming met de tauw is te veronderstellen dat de tauw een stem heeft of is. Laat ons dan overdrachtelijk zeggen: de tauw is de stem van de Ene die buiten tijd en ruimte staat, het wezen dat noodzakelijk bestaat als de vaste ondergrond van het veranderlijke heelal. Ware het mogelijk dat de Ene staakt met spreken of zingen, dan klinkt de tauw niet en is er geen wereld. De tauw is zo beschouwd de schepping, niet als gebeurtenis in het verleden, maar als onafgebroken daad van de Ene. Ja, scheppen betekent eigenlijk ook ‘ordenen’ en schepping dus ‘ordening’—een werkzaamheid, niet een werk als voltooide zaak. Deze kijk is niet nieuw, doch verdient herstelling in groene woorden.

Laat het ondertussen duidelijk zijn dat ee of tauwzin—zelfs met inbegrip van de Ene of andere, mindere oergeesten—niet meteen neerkomt op godsdienst zoals dat woord doorgaans begrepen wordt. Het is bijvoorbeeld het verschil tussen enerzijds het Zonnerijkse shintō en anderzijds christendom, islam en jodendom. Anders gezegd: een ee of tauwzin is ten eerste een spirituele cultuur. Of, om met oorspronkelijker Nederlands te spreken: een geestelijk tam. Dit is niet vrijblijvend als iets dat ieder helemaal zelf kan invullen, maar iets dat pas werkt als het waarlijk een gedeelde bezigheid en ervaring is, doorgegeven van ouder op kind.

notitiadignitatum
De vroegste verschijningen die we van het zogenaamde yīnyáng-zinnebeeld kennen zijn juist in het Avondland gevonden, bijvoorbeeld op schilden van Romeinse legereenheden volgens de vijfde eeuwse Notitia Dignitatum.

Kenmerk van de tauw is tweeheid: het bestaan van een en ander en vandaar de mogelijkheid tot verandering en veelheid. Anders gezegd: schepping is scheiding en zo verscheidenheid. Zij behelst ook het evenwicht van tegengestelden die elkaar aanvullen en afhankelijk van elkaar zijn in de zin dat ze niet zonder elkaar kunnen bestaan, zoals koude en warmte. In de Zijderijkse tauwkunde spreekt men daarom van yīnyáng, dat letterlijk ‘duister-licht’ dan wel ‘schaduw-zon’ betekent.

In het wereldbeeld van de oude Germanen bestond dit ook, zij het in dichterlijke voorstellingen. Volgens de Noordgermaanse overlevering zijn het de ijsstromen van inkoud Niflheimr en de gloed van inheet Múspellsheimr die samenkomen in de oerafgrond Ginnungagap, alwaar de wereld zoals we die kennen ontstaat. De Romeinse geschiedschrijver Tacitus deelde tweeduizend jaar geleden de Zuidgermaanse mare van de Germaanse stamvaders als de drie zonen van Mannus en dat die voortkwam van een oerwezen genaamd Tuisto, dien zij in liederen roemden. Tuisto wordt meestal begrepen als een verlatijnsing van *Twistō en verbonden met het woord twist, dat oorspronkelijk ‘tweeheid’ betekende en in het Nederlands ‘onenigheid’, ‘tweevoudig garen’ en ‘vertakking’.

We kunnen zeggen dat de tauw en vandaar het heelal wordt gekenmerkt door twist in de oorspronkelijke zin van het woord. We mogen yīnyáng in onze eigen spraak dan ook twist noemen en onszelf als stervelingen de Telgen van Twist. Laat dit de aanvang zijn van hernieuwd denken en leven na een lange tijd van geestelijk gemis. Laat ons weer werkelijk de tauw voelen en beschouwen, te beginnen met gewijde gronden en hoven te midden van de bomen.

twist

Noot
Andere handschriften van Tacitus’ verhandeling hebben Tuisco in stede van Tuisto, hetgeen wijst op Oudgermaans *Twiskō. Die vorm is te verbinden met onder meer Middelnederduits twisch ‘tweevoudig’. In beide gevallen is er sprake van een tweevoudig wezen. Dat beeld lijkt bovendien op dat van het oerwezen Ymir in de Oudnoordse overlevering. Die naam is klankwettig te herleiden tot Oudgermaans *jumijaz, als rechtstreekse evenknie van Lets jumis ‘tweevoudige vrucht’. In andere Indo-Europese talen komen verwanten voor als woord voor ‘tweeling’, zoals Latijn gemini. De Nederlandse voortzetting van *jumijaz ware overigens jeum.
Beelden
Steenhoop en stroom door Moritz Bechert. Enige rechten voorbehouden. Bladzijde uit de Notitia Dignitatum. Rechtenvrij. Bomentwist door EwigLernender. Enige rechten voorbehouden.

20 gedachtes over “De tauw

  1. “Kenmerk van de tauw is tweeheid: het bestaan van een en ander en vandaar de mogelijkheid tot verandering en veelheid. Anders gezegd: schepping is scheiding en zo verscheidenheid.”

    DANK U!!!

  2. ᚥᛏᛋᛇᚲᚳᚾᛞ ᛋᛏᚳᚲ! ᛗᛡᚾ ᛚᛖᚠᚳᛚᛁᛝᛋᚩᚾᛞᚳᚱᚹᛉᚱᛈᚳᚾ ᛋᛡᚾ ᛞᚳᚷᛇᚾᚳᚾ ᛠᚠᚳᚱ ᛞᚳ ᚨᛟᛞᚺᛡᛞ.
    ᛋᚷᚱᛇᚠ ᚢ ᛁᚾ ᛇᚾ ᛇᚱᛞᚳᚱ ᚨᚱᛏᛁᚲᚳᛚ ᚾᛖᛏ ᛞᚨᛏ ᛏᚹᛁᛋᛏᛠ ᛋᛁᚷ ᛗᛠᚷᚳᛚᛡᚲ ᚥᛏ ‘ᛏᚢᚹᛋᛏᚳ’ ᚩᚾᛏᚹᛁᚲᚲᚳᛚᛞ ᚺᚨᛞ? ᚩᚠ ᛒᛉᚾᛏ ᚢ ᛞᚪᚱ ᛋᛁᚾᛞᛋ ᚠᚨᚾᚨᚠ ᚷᚳᛋᛏᚨᛈᛏ?

    Groet,

    Nandhilde

    1. ᛃᚪ ᛞᚨᛏ ᚺᛉᛒ ᛁᚲ ᛁᚾᛞᚳᚱᛞᚪᛞ ᛇᚾᛋ ᚠᛠᚱᚷᚳᛋᛏᛉᛚᛞ ᛗᚪᚱ ᚠᚩᚾᛞ ᛁᚲ ᛒᛡ ᚾᚪᛞᚳᚱ ᛁᚾᛋᛖᚾ ᚾᛖᛏ ᛋᛠ ᚹᚪᚱᛋᚷᛡᚾᛚᚳᚲ

      ᛒᚳᛞᚨᛝᚲᛏ ᚠᛠᚱ ᚢᛟ ᚱᚥᚾᛋᛏᚨᚠᛒᚳᚱᛁᚷᛏ

      1. ᚪ ᚩᚲᛇ. ᚷᚱᚪᚷ ᚷᚳᛞᚪᚾ!!!

        Groetjes,

        Nandhilde

  3. Ik denk hier aan het ego als analogie. De natuur van tweeheid van ons bestaan vertaalt zich in onze ego-ervaring. De grens tussen ‘ik’ en ‘de wereld’. Tegelijkertijd dient dit ego tot het overleven in die wereld en stelt het ons dus ook indirect in staat om deze dualiteit te overstijgen en tot een besef van eenheid. Ons ego is in twist met de wereld. Ons wezen is echter onderdeel van de eenheid.

    1. Dat vind ik belangrijk niet uit het oog te verliezen: we blijven wezens van tweeheid (oftewel telgen van twist). Ik heb altijd mijn twijfels gehad bij de gedachte dat eenheid (d.w.z. vereenzelviging met de Ene) voor ons menselijke schepsels het einddoel is, de vervulling van ons bestaan als het ware. Volwassenheid op dit vlak is, zoals ik het zie, een evenwicht in besef van zowel eenheid als tweeheid.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.